Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 21-11-2008, BG7469, AWB 07/6619 SUCCR

Rechtbank 's-Gravenhage, 21-11-2008, BG7469, AWB 07/6619 SUCCR

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
21 november 2008
Datum publicatie
8 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7469
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/6619 SUCCR

Inhoudsindicatie

Successierecht. Bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Het uitvoering geven aan een pensioenvoorziening kan niet worden aangemerkt als het drijven van een onderneming. In zoverre is de faciliteit voor bedrijfsopvolging niet van toepassing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/6619 SUCCR

Uitspraakdatum: 21 november 2008

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres een aanslag successierecht opgelegd.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2007 de aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 31 augustus 2007, ontvangen bij de rechtbank op 3 september 2007, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2008 te Den Haag.

Namens eiseres is [...] verschenen. Namens verweerder is [...] verschenen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiseres was onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [echtgenoot]. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren. [echtgenoot] is op [datum] 2004 overleden (hierna: de overlijdensdatum). De erfgenamen zijn eiseres en de drie kinderen. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de verklaring van erfrecht, opgemaakt door notaris [...], waaruit blijkt dat eiseres gerechtigd is tot één honderd-ste deel van de nalatenschap en dat zij als enige gerechtigd is tot alle goederen die tot de nalatenschap behoren.

2.2 Tot de nalatenschap behoren alle aandelen in [A] B.V. Deze vennootschap houdt zich bezig met beleggingsactiviteiten en met het uitvoeren van een pensioenregeling ten behoeve van de nabestaande van erflater. Op de overlijdens-datum had [A] BV een balanstotaal van € 5.350.000 en hadden de aandelen in [A] BV een waarde van € 4.288.446. De commerciële waarde van de pensioenverplichting bedroeg op de overlijdensdatum € 760.088.

2.4 Bij de aangifte successierecht heeft eiseres voor wat betreft de verkrijging van de aandelen in [A] BV een beroep gedaan op de regeling voor bedrijfsopvolging (hierna: de faciliteit) van hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956. Bij het opleggen van de aanslag heeft verweerder de faciliteit niet verleend. De aanslag is opgelegd naar een belastbare verkrijging van € 538.839. Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil

3.1 In geschil is of ter zake van de verkrijging van de aandelen in [A] BV de faci-liteit kan worden toegepast. Meer specifiek is in geschil of en in hoeverre [A] BV een onderneming drijft, dan wel een lichaam is waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of daarmee overeenkomende werk-zaamheid (hierna: beleggingsvennootschap).

3.2 Eiseres stelt dat [A] BV zich bezig houdt met beleggingsactiviteiten en met het uitvoeren van een pensioenovereenkomst en dat laatstgenoemde activiteit kan worden gekwalificeerd als een ondernemingsactiviteit, omdat daarmee risico's worden aanvaard die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Eiseres stelt zich daarom op het standpunt dat [A] BV in zoverre een onderneming drijft, waaraan een waarde kan worden toegekend van € 1.402.882, welk bedrag zij als volgt heeft berekend:

"14% van € 4.288.446€600.382Bij: 15% van € 5.350.000 (art. 7a Uitvoeringsregeling)-802.500Totaal€1.402.882"

3.3 Verweerder stelt dat een pensioenlichaam geen onderneming drijft omdat een dergelijk lichaam juist probeert om risico's te vermijden, zodat [A] BV in haar geheel moet worden aangemerkt als een beleggingsvennootschap.

3.4 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag, waarbij de belastbare verkrijging waarnaar de aanslag is berekend wordt verminderd met een te conserveren waarde van € 701.441.

3.5 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

4.1Ingevolge artikel 35b, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet kan de facili-teit voor bedrijfsopvolging worden toegepast ter zake van de verkrijging van aandelen in een vennootschap, niet zijnde een lichaam waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of daarmee overeenkomende werk-zaamheid, die behoorden tot een aanmerkelijk belang in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Ingevolge het derde lid van artikel 35b van de Wet, in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet Vpb (tekst 2004), geldt de facili-teit slechts indien en voor zover de vennootschap een onderneming drijft.

4.2 Aangaande de vraag of [A] BV voor wat betreft haar pensioenverplichting een onderneming drijft overweegt de rechtbank dat een onderneming een duurzame organisatie is die erop is gericht met behulp van arbeid en veelal van kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Een pensioenlichaam als het onderhavige heeft als doel het verstrekken van pensioenen aan één of meer specifieke werknemers en hun nabestaanden. Het oogmerk om winst te maken is daarbij onderschikt dan wel niet aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom van een pensioenlichaam als het onderhavige niet worden gezegd dat het een onderneming drijft. Het feit dat de wetgever het voor de heffing van de vennootschapsbelasting noodzakelijk heeft geacht bij fictie te bepalen dat pensioenlichamen een onderneming drijven (artikel 4, onderdeel b, van de Wet Vpb) ondersteunt dit oordeel. Dat, in afwijking van het vorenstaande, [A] BV met de uit haar pensioenverplichtingen voortvloeiende activiteiten wel een winstoogmerk heeft, is gesteld noch gebleken. Reeds hierom moet worden geoordeeld dat [A] BV, voor wat betreft de pensioenverplichting, geen onderneming drijft.

4.3 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5 Proceskosten

De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond

Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, mr. J.M. Vink en mr. M.M. Smorenburg in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.