Rechtbank 's-Gravenhage, 03-07-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:11469 BJ6203, AWB 07/7201
Rechtbank 's-Gravenhage, 03-07-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:11469 BJ6203, AWB 07/7201
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 3 juli 2008
- Datum publicatie
- 1 september 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2008:BJ6203
- Zaaknummer
- AWB 07/7201
Inhoudsindicatie
Gemachtigde van eiser heeft verzuimd de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen tijdig in te dienen. Verweerder heeft hierna ambtshalve een aanslag opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder deze aanslag verminderd conform de door eiser alsnog ingediende aangifte. In geschil is of eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding. Dit is mogelijk indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Gemachtigde van eiser geeft aan dat de aangifte elektronisch is ingediend en dat daar in het verleden ook problemen mee zijn ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet aannemelijk maakt dat de aanslag is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Ook de omstandigheid dat eiser het doen van zijn aangifte heeft toevertrouwd aan een gemachtigde, die de aangifte niet tijdig heeft ingediend, doet er niet aan af dat eiser in verzuim was. Beroep is ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/7201/IB/PVV
Uitspraakdatum: 3 juli 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P],verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 17 september 2007 op het verzoek van eiser om een kostenvergoeding in verband met het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (aanslagnummer [nummer]) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 81.872 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.538 en tegen de boetebeschikking waarbij een verzuimboete van € 113 is opgelegd.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008.
Namens eiser is verschenen mr. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 28 februari 2005 voor het belastingjaar 2004 een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen uitgereikt. Eiser heeft een belastingadviseur gemachtigd zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) in te dienen. Eiser diende het aangiftebiljet vóór 1 april 2005 bij verweerder in te dienen. Eiser heeft vervolgens nader uitstel gekregen voor het indienen van deze aangifte tot 1 april 2006.
2.2. Op 28 april 2006 is door verweerder een aanmaning aan eisers gemachtigde gestuurd om de aangifte vóór 19 mei 2006 in te dienen. Verweerder heeft de aangifte niet vóór laatstgenoemde datum ontvangen.
2.3. Met dagtekening 18 januari 2007 heeft verweerder ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 81.872 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.538. Tevens heeft verweerder tegelijkertijd bij beschikking een verzuimboete van € 113 aan eiser opgelegd.
2.4. Eisers gemachtigde heeft bij brief van 19 januari 2007, door verweerder ontvangen op 22 januari 2007, een bezwaarschrift tegen zowel de aanslag als de verzuimboete ingediend. In dit bezwaarschrift is namens eiser verzocht om een kostenvergoeding ter zake van de in de bezwaarprocedure door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.5. Bij uitspraak op bezwaar van 17 september 2007 heeft verweerder de aanslag verminderd conform de door eiser alsnog ingediende aangifte en de verzuimboete vernietigd. Verweerder heeft geen vergoeding voor de in bezwaar gemaakte proceskosten ter zake van de in de bezwaarprocedure door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend.
2.6. In geschil is of eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding ter zake van de in de bezwaarprocedure door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.7. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de rechtbank bevoegd een verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb worden de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.8. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bestreden besluiten, te weten de aanslag en de boetebeschikking, niet herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
De aanslag
2.9. Verweerder heeft gesteld dat hij de aangifte van eiser niet tijdig heeft ontvangen. Gemachtigde heeft daartegenover gesteld dat de aangifte elektronisch door gemachtigde is ingediend en dat er in het verleden daarmee ook problemen zijn ontstaan. Voor zover hij daarmee beoogt te stellen dat het aan verweerder is te wijten dat de aangifte niet tijdig is ingediend en dat daardoor de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, oordeelt de rechtbank als volgt. De verantwoordelijkheid om de aangifte tijdig in te dienen ligt bij eiser, ongeacht of hij een ander persoon daartoe heeft gemachtigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gemachtigde met de enkele stelling dat de aangifte elektronisch is ingediend en dat en dat er in het verleden daarmee ook problemen zijn ontstaan niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
De boetebeschikking
2.10. Verweerder heeft naar aanleiding van het toezenden van het aangiftebiljet dit biljet niet terugontvangen. Evenmin heeft hij het biljet,nadat hij een aanmaning heeft verzonden, binnen de in die aanmaning gestelde termijn, ontvangen. Gelet hierop was eiser in verzuim als bedoeld in artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Op basis van dit artikel was verweerder bevoegd aan eiser een verzuimboete van maximaal € 1.134 op te leggen. De omstandigheid dat eiser het doen van zijn aangifte heeft toevertrouwd aan een gemachtigde, die de aangifte niet tijdig heeft ingediend, doet er niet aan af dat eiser in verzuim was. Bij afwezigheid van alle schuld (avas) is sprake van een uitzondering waarbij geen boete wordt opgelegd of waarbij de boete wordt vernietigd. Het ligt op de weg van eiser om te stellen en aannemelijk te maken dat er sprake is van avas. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet onrechtmatig gehandeld door niet vóór het opleggen van de verzuimboete onderzoek te doen naar het al dan niet aanwezig zijn van avas. Het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007, nr. 43.329 waar eiser naar verwijst is, naar het oordeel van de rechtbank, in het onderhavige geval niet van toepassing. In het onderhavige geval gaat het om een kostenvergoeding voor in de bezwaarfase gemaakte kosten. De voorwaarde voor een dergelijke vergoeding, namelijk dat het besluit is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, is wezenlijk anders dan de voorwaarde voor proceskostenvergoeding in de beroepsfase, namelijk dat bij een gegrond beroep een vergoeding dient te worden toegekend tenzij de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelswijze van eiser. Voorts volgt uit het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 niet dat verweerder is gehouden, alvorens een verzuimboete op te leggen, naar de redenen van de te late indiening van de aangifte te vragen. De toelichting op het besluit geeft verweerder zelfs de mogelijkheid de boete na het opleggen te vernietigen.
2.11. Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.