Rechtbank 's-Gravenhage, 06-10-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:17413 BJ6567, AWB 07/5635
Rechtbank 's-Gravenhage, 06-10-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:17413 BJ6567, AWB 07/5635
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2008
- Datum publicatie
- 2 september 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2008:BJ6567
- Zaaknummer
- AWB 07/5635
Inhoudsindicatie
Belwinkel voldoet niet aan administratieverplichting. Omkering bewijslast. Redelijke schatting. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/5635 OB
Uitspraakdatum: 6 oktober 2008
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 9 oktober 2006 aan eiser over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [nummer]) ten bedrage van € 28.053 opgelegd, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 14.026.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 juni 2007 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 25.422 en de vergrijpboete verminderd tot een bedrag van € 12.711.
1.3. Eiser heeft daartegen bij faxbericht van 30 juli 2007 beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2008 te 's-Gravenhage.
De gemachtigde van eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [A] en mr. [B].
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van verweerder ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
2.1. Eiser exploiteerde in het onderhavige tijdvak in de vorm van een eenmanszaak een belwinkel ([C]) annex kapsalon. Eiser verkocht onder andere belminuten. Eiser is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting.
2.2. Verweerder heeft in 2006 bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het onderhavige tijdvak. Het daarvan opgemaakte rapport behoort in kopie tot de gedingstukken en vermeldt onder meer het volgende:
"3.1 Kasadministratie
Belastingplichtige drijft een onderneming waarbij de omzet uitsluitend contant wordt ontvangen. (...)
Met betrekking tot het door belastingplichtige bijgehouden kasboek zijn de volgende zaken geconstateerd:
- Belastingplichtige noteert alleen de dagomzetten uit de kapsalon. De uit de belwinkels behaalde omzet wordt niet geadministreerd, maar achteraf door de boekhouder theoretisch bepaald. Dit geschiedt door de inkopen met een winstmarge van 20% te verhogen. Dit percentage wordt in opdracht van belastingplichtige gehanteerd.
- In het jaar 2003 heeft belastingplichtige belkaarten ingekocht. Ook de verkoop van deze kaarten staat niet in het kasboek vermeld. Ook deze omzet is achteraf door de boekhouder theoretisch berekend.
- De uitgaven, privé-opnamen en kruisposten staan niet in het kasboek vermeld. Evenmin is het kasboek geteld.
3.2 Inkoop belminuten
De belminuten worden ingekocht bij [D]. Aan de hand van gegevens uit de administratie van dit bedrijf zijn de volgende zaken geconstateerd:
- De inkoopfacturen van de opwaarderingen over de maanden mei, juli, november en december 2003 konden niet in de administratie worden teruggevonden;
- De inkoopfactuur van de opwaarderingen over de maand januari 2004 was lager dan die uit de administratie van [D];
- De op de inkoopfacturen vermelde bedragen stemden niet altijd overeen met hetgeen werkelijk was opgewaardeerd en betaald.
Aan de hand van de bij de fiscus gekend zijnde gegevens zijn de volgende bedragen aan belminuten ingekocht.
tabel 1
3.3 Omkering bewijslast
- Door belastingplichtige wordt een kasboek bijgehouden, dat niet voldoet aan de wettelijke eisen. Zie verder ook de opmerkingen in het hoofdstuk "kasadministratie";
- Het brutowinstpercentage van 20% wijkt te veel af van hetgeen in deze branche gebruikelijk is en
- Belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht, omdat niet alle inkoopfacturen in de administratie zijn aangetroffen;
Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De belastingplichtige is erop gewezen dat bij eventuele procedures deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg hebben zoals bedoeld in artikel 25 lid 6 en 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De door belastingplichtige aangegeven omzet over de jaren 2003 tot en met 2005 wordt gecorrigeerd op grond van de volgende theoretische omzetberekening.
De berekening luidt als volgt:
tabel 2
4.1 Omzet
Over de aangebrachte omzetcorrecties zijn nog de volgende bedragen aan omzetbelasting verschuldigd:
2003: € 34.965 x 19% = € 6.643
2004: € 93.446 x 19% = € 17.754
2005: € 19.246 x 19% = € 3.656
5 Naheffingsaanslag omzetbelasting
Over de jaren 2003 t/m 2005 zal ik een naheffingsaanslag omzetbelasting opleggen t.b.v. € 28.053 (...).".
2.3. Het in het controlerapport gehanteerde brutowinstpercentage van 60% is gebaseerd op cijfers uit een onderzoek van het adviesbureau Seinpost B.V. betreffende belwinkels in Rotterdam. Volgens dit onderzoek bedraagt de winstmarge op belminuten 50% tot 60%. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in het rapport 'Belwinkels in Rotterdam' vastgelegd. Een kopie van dit rapport behoort tot de gedingstukken.
2.4. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag en de vergrijpboete opgelegd.
2.5. Na bezwaar heeft verweerder, uitgaande van een brutowinstpercentage van 50%, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 25.422. Dit bedrag heeft hij als volgt berekend:
tabel 3
3 Geschil
3.1. In geschil is of:
a. de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard;
b. de (omzet)correcties juist zijn berekend;
c. terecht en tot het juiste bedrag een vergrijpboete is opgelegd.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag.
3.3. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag - naar de rechtbank begrijpt - tot een bedrag van € 8.475 en vermindering van de vergrijpboete tot een bedrag van € 4.237.
4 Beoordeling van het geschil
Naheffingsaanslag
4.1. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit blijken. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel zijn administratieplichtigen, voorzover bij of krachtens de belastingwet niet anders is bepaald, verplicht de in het eerste lid bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
4.2. Uit hetgeen in het onder 2.2. aangehaalde controlerapport is vermeld omtrent de wijze waarop eiser zijn administratie heeft bijgehouden, leidt de rechtbank af dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichtingen welke zijn neergelegd in het hiervoor vermelde artikel 52 van de AWR. Gelet op de aard en omvang van de onderneming - een kapsalon annex detailhandel in telefoonkaarten - van eiser, mogen weliswaar geen (al te) hoge eisen worden gesteld aan de wijze waarop de administratie wordt bijgehouden, maar dat laat onverlet dat toch wel de meest elementaire kas- en omzetgegevens op een systematische wijze dienen te worden bijgehouden en bewaard. Dit laatste is evenwel, zoals uit het controlerapport is af te leiden, niet gebeurd. Zulks is door eiser ook niet weersproken.
4.3. Artikel 27e van de AWR - voor zover hier van belang - verbindt aan het niet voldoen aan de in artikel 52 van de AWR neergelegde verplichtingen de consequentie dat de rechtbank het beroep ongegrond verklaart, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaarschrift onjuist is.
4.4. Gelet op het onder 4.3. overwogene dient eiser ervan te doen blijken dat de in geding zijnde uitspraak van verweerder onjuist is en dat de aanslag niet in stand kan blijven.
4.5. Eiser is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd aannemelijk te maken, laat staan dat hij ervan heeft doen blijken, dat de in geding zijnde belastingaanslag niet in stand kan blijven. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
4.6. De rechtbank verwerpt de stelling van eiser dat een derde belminuten heeft ingekocht op zijn naam. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat eiser een belhuis met de naam [F] heeft overgedaan aan een derde. Eiser heeft daarbij niet vermeld op welk tijdstip die overdracht heeft plaatsgevonden en hij heeft zulks ook niet met stukken onderbouwd.
4.7. Ook de stelling van eiser dat hij in 2003 geen belkaarten heeft ingekocht en verkocht faalt, aangezien de onderhavige naheffingsaanslag, zoals ook uit het onder 2.2. vermelde controlerapport naar voren komt, uitsluitend op ingekochte belminuten is gebaseerd.
4.8. Eiser maakt voorts niet aannemelijk, laat staan dat hij ervan heeft doen blijken, dat door hem belminuten zijn verkocht tegen een maximale marge van 40-45%. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser niet heeft doen blijken dat de marge bij hem lager is dan de uit het rapport 'Belwinkels in Rotterdam' voor belminuten naar voren komende marge van 50% tot 60%.
4.9. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de naheffingsaanslag dient te worden verminderd, aangezien de voorbelasting van de niet-verantwoorde ingekochte belminuten ten onrechte niet is verrekend. Het vorenstaande brengt mee dat de naheffingsaanslag dient te worden verminderd met een bedrag van:
tabel 4
4.10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omzet en de winst schattenderwijs op redelijke bedragen heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder berekende omzet en winst, te meer niet nu hij in de uitspraak op bezwaar het laagste van de in het rapport 'Belwinkels in Rotterdam' genoemde winstpercentages, te weten 50%, tot uitgangspunt heeft genomen. Wel dient de naheffingsaanslag, gelet op hetgeen in 4.9. is overwogen, naar een bedrag van € 8.475 te worden verminderd .
Vergrijpboete
4.11. Nu uit het vorenoverwogene volgt dat eiser een aanzienlijk deel van zijn omzet niet heeft verantwoord en hij niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht, is het aan voorwaardelijk opzet van eiser te wijten dat hij te lage aangiften heeft gedaan en te weinig belasting heeft betaald. De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden een vergrijpboete van 50 percent passend en vanuit het oogpunt van norminscherping geboden. In verband met hetgeen in 4.10. is overwogen, dient de vergrijpboete naar een bedrag van € 4.237 te worden verminderd. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden gesteld, die aanleiding geven tot een verdere matiging dan wel vernietiging van de vergrijpboete.
4.12. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep gegrond is.
5 Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 483 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb, de betaling van het bedrag van de proceskosten aan de griffier van de rechtbank te geschieden.
6 Beslissing
- De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag naar een bedrag van € 8.475;
- vermindert de vergrijpboete naar een bedrag van € 4.237;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 483, en
wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon aan die dit bedrag aan de griffier moet voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. U.A. Salomons, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.