Rechtbank 's-Gravenhage, 18-07-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:12046 BJ7313, AWB 07/961, AWB 07/964 en AWB 07/965
Rechtbank 's-Gravenhage, 18-07-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:12046 BJ7313, AWB 07/961, AWB 07/964 en AWB 07/965
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 18 juli 2008
- Datum publicatie
- 10 september 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2008:BJ7313
- Zaaknummer
- AWB 07/961, AWB 07/964 en AWB 07/965
Inhoudsindicatie
Diverse winstcorrecties terecht aangebracht. Beroepen gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 07/961 IB/PVV, AWB 07/964 IB/PVV en AWB 07/965 IB/PVV
Uitspraakdatum: 18 juli 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van verweerder van respectievelijk 28 september 2006 en 7 juli 2006 op de bezwaren van eiser tegen de aan eiser voor de jaren 2001 tot en met 2003 opgelegde (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) en premie ziekenfondswet (hierna: ZFW).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2008.
Namens verweerder zijn verschenen drs. [A] en [B]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 mei 2008 aan eiser op het adres [a-straat 1] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 16 mei 2008 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 322, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser in de zaak AWB 07/961 IB/PVV betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
2. Gronden
Algemeen
2.1. Eiser drijft in de vorm van een eenmanszaak een agrarisch loonbedrijf en een handel in tweede hands auto's.
2.2. In februari 2006 heeft verweerder bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen, premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en omzetbelasting over de jaren 2001 tot en met 2003. Verweerder heeft daarbij onder meer geconstateerd dat eiser per ultimo 2000 ten onrechte een voorziening voor het agrarische loonbedrijf, in verband met nog te betalen personeelskosten, scholingskosten en nog te betalen werkzaamheden door derden, op de balans had opgenomen, dat ten onrechte geen forfaitaire bijtelling voor het privé-gebruik auto is opgenomen, dat in 2002 een aantal ingekochte auto's dubbel in de administratie waren opgenomen en dat in 2003 diverse malen sprake was van een negatief kassaldo. Blijkens het daartoe opgemaakte controlerapport heeft verweerder de volgende winstcorrecties berekend:
tabel 1
Aanslagregeling 2001
2.3. Eiser heeft voor het jaar 2001 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning alsmede een premie-inkomen van € 5.740. Verweerder heeft voor dat jaar met dagtekening 18 november 2004 de volgende (definitieve) aanslagen opgelegd:
- IB/PVV, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.663;
- WAZ, naar een premie-inkomen van € 22.338;
- ZFW, naar een ZFW-grondslag van € 14.606.
2.4. Vervolgens heeft verweerder naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek met dagtekening 7 juli 2006 de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
- IB/PVV, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.330;
- WAZ , naar een premie-inkomen van € 23.005;
- ZFW, naar een ZFW-grondslag van € 15.273.
2.5. Bij uitspraak op bezwaar van 28 september 2006 (bijlage 1 bij de brief van eiser van 20 februari 2007) heeft verweerder het tegen de navorderingsaanslagen gerichte bezwaar afgewezen. Het tegen deze uitspraak gerichte beroep is geregistreerd onder nummer AWB 07/961 IB/PVV.
Aanslagregeling 2002
2.6. Eiser heeft voor het jaar 2002 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning alsmede een premie-inkomen van € 11.369. Verweerder heeft voor dat jaar met dagtekening 30 november 2005 de volgende aanslagen opgelegd:
- IB/PVV, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.996;
- WAZ, naar een premie-inkomen van € 38.118;
- ZFW, naar een ZFW-grondslag van € 19.650.
2.7. Bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2006 heeft verweerder de hiervoor onder 2.6. vermelde aanslagen verminderd:
- IB/PVV, tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.223;
- WAZ , tot een premie-inkomen van € 19.129;
- ZFW, tot een ZFW-grondslag van € 13.088.
Het tegen deze uitspraak gerichte beroep is geregistreerd onder nummer AWB 07/964 IB/PVV.
Aanslagregeling 2003
2.8. Eiser heeft voor het jaar 2003 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning alsmede een premie-inkomen van € 16.635. Verweerder heeft voor dat jaar met dagtekening 7 juli 2006 de volgende aanslagen opgelegd:
- IB/PVV, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.626;
- WAZ, naar een premie-inkomen van € 27.552;
- ZFW, naar een ZFW-grondslag van € 20.250.
2.9. Bij uitspraak op bezwaar van 28 september 2006 (bijlage E van het verweerschrift) heeft verweerder het tegen de hiervoor onder 2.8 vermelde aanslagen gerichte bezwaar afgewezen. Het tegen deze uitspraak gerichte beroep is geregistreerd onder nummer AWB 07/965 IB/PVV.
2.10. In geschil is of de vorengenoemde (navorderings-)aanslagen naar het juiste bedrag zijn opgelegd.
Uitspraken op bezwaar
2.11. Beide partijen hebben de in bijlage E van het verweerschrift opgenomen brief van verweerder van 28 september 2006 als motivering van de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2002 en 2003 aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder zowel in voornoemde brief als ook in de uitspraak op bezwaar van 28 september 2006 voor het jaar 2001 onvoldoende inhoudelijk ingegaan op de door eiser in het bezwaarschrift aangedragen argumenten. Van de daarin opgenomen (losse) zinsnedes als "U heeft niet geantwoord op de bij herhaling gestelde vragen" en "U heeft uw stelling niet (op een verifieerbare wijze) aannemelijk gemaakt", kan zonder enige uitleg niet worden geconcludeerd dat de uitspraken op een deugdelijke motivering berusten. De uitspraken zijn derhalve in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop zijn de beroepen gegrond en dienen de uitspraken op bezwaar te worden vernietigd.
2.12. De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten. Dienaangaande overweegt zij het volgende.
Navorderingsaanslagen 2001 (AWB 07/961 IB/PVV)
2.13. Uit de brief van 13 oktober 2006 van eiser maakt de rechtbank op dat voor het jaar 2001 uitsluitend de door verweerder aangebrachte correctie ter zake van de voorziening van het agrarische loonbedrijf in geschil is.
2.14. Ter zake van toekomstige uitgaven mag een passiefpost worden gevormd indien die uitgaven hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan en ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend, en ter zake waarvan een redelijke mate van zekerheid bestaat dat zij zich zullen voordoen (vgl. Hoge Raad van 26 augustus 19998, nr. 33 417, BNB 1998/409).
2.15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met betrekking tot de voorziening, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat per ultimo 2000 sprake was van een redelijke mate van zekerheid dat de door eiser gestelde toekomstige uitgaven zich zullen voordoen. De enkele stelling van eiser, dat hij in 2006 nog kosten zou gaan maken, is daartoe onvoldoende. Het door eiser ingebrachte bewijs van toezending van een studiepakket, wat daar overigens van zij, maakt dit niet anders. De door verweerder aangebrachte correctie ter zake van de voorziening is dan ook terecht aangebracht.
Aanslagen 2002 (AWB 07/964 IB/PVV)
2.16. Uit de brief van 13 oktober 2006 van eiser maakt de rechtbank op dat voor het jaar 2002 de door verweerder aangebrachte correcties ter zake van de brutowinstmarge en het privé-gebruik auto in geschil zijn.
2.17. Blijkens het controlerapport is in de jaarstukken een brutowinst van € 10.156 opgenomen, bestaande uit het verschil tussen de inkopen en verkopen van de auto's vermeerderd met een vergoeding in verband met de bemiddeling bij het exporteren van auto's. Verweerder heeft aan de hand van de kasadministratie van eiser geconstateerd dat er dubbeltellingen in de administratie aanwezig waren en heeft daarbij de brutowinst voor het jaar 2002 op € 18.047 (€ 15.166 exclusief omzetbelasting) berekend. Eiser heeft vervolgens aan de hand van voorraadlijsten een nieuwe winstberekening ingebracht. Aan deze berekening kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, echter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. De omstandigheid dat eiser pas naar aanleiding van het controlerapport voorraadlijsten heeft ingebracht en dat deze voorraadlijsten, zoals uit het verweerschrift naar voren komt, diverse onjuistheden bevat, maakt de betrouwbaarheid van eisers winstberekening hoogst twijfelachtig. De door verweerder aangebrachte winstcorrectie is dan ook terecht.
2.18. Ingevolge artikel 3.20, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) wordt, indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking wordt genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2.19. Artikel 9, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling) bepaalt dat de rittenregistratie als bedoeld in artikel 3.20 van de Wet ten minste de volgende gegevens bevat:
a. merk, type en kenteken van de auto;
b. periode van terbeschikkingstelling van de auto;
c. per rit:
10 datum
20 beginstand en eindstand van de kilometerteller;
30 beginadres en eindadres;
40 de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke;
50 het karakter van de rit.
2.20. In de door eiser overgelegde kilometeradministratie is per rit geen begin- en eindstand van de kilometerteller opgenomen. Voorts ontbreekt per rit het begin- en eindadres. De door eiser overgelegde kilomteradministratie voldoet dan ook niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 9, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling. De bijtelling voor het privé-gebruik auto is dan ook terecht aangebracht.
Aanslagen 2003
2.21. Uit de brief van 13 oktober 2006 van eiser maakt de rechtbank op dat voor het jaar 2003 de door verweerder aangebrachte correcties ter zake van de brutowinstmarge en het privé-gebruik auto in geschil zijn.
2.22. De correctie ter zake van de brutowinstmarge is gebaseerd op de omstandigheid dat in 2003 sprake was van negatieve kassen. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat de negatieve kassen zijn ontstaan door het niet in de kasadministratie opnemen van leningen van familieleden van in totaal € 15.000. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder dit niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht de door eiser ingebrachte schriftelijke verklaring van diens schoonzus [C] van 5 oktober 2006, waarin zij verklaard dat zij in 2003 € 10.000 aan eiser heeft geleend, daartoe onvoldoende .
2.23. Op dezelfde gronden als hiervoor onder 2.18 tot en met 2.20 vermeld, is de rechtbank van oordeel dat de bijtelling voor het privé-gebruik auto terecht is aangebracht.
Slotsom
2.24. Gelet op het vorenoverwogene zijn de (navorderings)aanslagen naar het juiste bedrag vastgesteld.
2.25. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 322,-, en factor 1 voor het gewicht van de zaak en een factor 1 voor samenhang).
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van mr. U.A. Salomons, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.