Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 15-08-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:14603 BL7698, AWB 06/9007 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 15-08-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:14603 BL7698, AWB 06/9007 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
15 augustus 2008
Datum publicatie
17 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BL7698
Zaaknummer
AWB 06/9007 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Premie volksverzekeringen. Eiser was het gehele jaar 2001 in diensbetrekking werkzaam bij een N.V. die tot 1 april 2001 gevestigd was in België en daarna in Nederland. Eiser heeft zijn werkzaamheden het gehele jaar uitsluitend buiten Nederland verricht. Eiser heeft voor het gehele jaar verzocht om vrijstelling van de premie volksverzekeringen, maar de inspecteur heeft slechts voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 maart 2001 vrijstelling verleend.

Op grond van de wordingsgeschiedenis van artikel 12 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB) en het arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2005, nr. 40 390, oordeelt de rechtbank dat het niet de bedoeling van de besluitgever is geweest om door toevoeging van het woord “uitsluitend” in het zinsdeel na de komma, van verzekering ingevolge de volksverzekeringen uit te sluiten de persoon die in Nederland woont en uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever werkzaamheden in het buitenland verricht, voorzoveel het betreft de periode waarin uitsluitend voor die werkgever werkzaamheden in het buitenland worden verricht. Omdat eiser gedurende het gehele jaar 2001 uitsluitend buiten Nederland in dienstbetrekking werkzaam is geweest, zijn werkgever vanaf 1 april 2001 in Nederland is gevestigd en gesteld noch gebleken is dat eiser vanaf 1 april ook andere werkzaamheden dan voor die werkgever heeft verricht, is eiser vanaf 1 april 2001 niet vrijgesteld van premie volksverzekeringen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/9007 IB/PVV

Uitspraakdatum: 15 augustus 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 30.121.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2006 de aanslag gehand-haafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij faxbericht van 9 november 2006 beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2. Feiten

2.1 Eiser is het gehele jaar 2001 in diensbetrekking werkzaam geweest bij [A] N.V. Deze vennootschap was tot 1 april 2001 gevestigd in België en daarna in Nederland. Eiser heeft zijn werkzaamheden het gehele jaar uitsluitend buiten Nederland verricht.

2.2 Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiser voor het jaar 2001 een verzamelinkomen aangegeven van € 30.121 en heeft daarbij verzocht om vrijstelling van de premie volksverzekeringen.

2.3 Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder vrijstelling van de premies volks-verzekeringen verleend voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 maart 2001.

3. Geschil

3.1In geschil is gedurende welke periode eiser is vrijgesteld van premie volksver-zekeringen.

3.2 Eiser stelt zich primair op het standpunt dat hij gedurende het gehele jaar 2001 van premie volksverzekeringen is vrijgesteld en subsidiair dat hij daarvan is vrijgesteld tot en met 25 april 2001. Eiser heeft daarvoor aangevoerd dat hij zijn werkzaamheden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden, namelijk vanaf zijn indiensttreding bij [A] tot eind 2001, uitsluitend buiten Nederland heeft verricht, en niet uitsluitend uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever.

3.3 Verweerder heeft de stelling van eiser gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat eiser ingevolge artikel 12 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volks-verzekeringen 1999 (hierna: het BUB) vanaf 1 april 2001 is verzekerd voor de volksver-zekeringen in Nederland.

4. Beoordeling van het geschil

4.1Op grond van artikel 12, eerste lid, van het BUB, is niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon die in Nederland woont en die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten Nederland arbeid verricht, tenzij die arbeid uitsluitend wordt verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever.

4.2 Uit de gedingstukken blijkt dat het geschil zich toespitst op de uitleg van artikel 12, eerste lid, van het BUB, in het bijzonder de betekenis van het daarin voor de tweede maal voorkomende woord "uitsluitend". In de Nota van toelichting bij het BUB is ten aanzien van artikel 12, eerste lid, onder meer vermeld dat "de driemaandstermijn van de oude bepaling is gehandhaafd en derhalve blijft gelden voor werknemers die uitsluitend buiten Nederland werkzaam zijn in dienstbetrekking van een buitenlandse werkgever". Bij zijn arrest van 11 februari 2005, nr. 40 390, heeft de Hoge Raad overwogen dat, gelet op die passage uit de Nota van toelichting, moet worden aangenomen dat het niet de bedoeling van de besluitgever is geweest om door toevoeging van het woord "uitsluitend" in het zinsdeel na de komma, van verzekering ingevolge de volksverzekeringen uit te sluiten de persoon die in Nederland woont en uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever werkzaamheden in het buitenland verricht, voorzoveel het betreft de periode waarin uitsluitend voor die werkgever werkzaamheden in het buitenland worden verricht.

4.3 Vaststaat dat eiser gedurende het gehele jaar 2001 uitsluitend buiten Nederland in dienstbetrekking werkzaam is geweest voor [A] N.V. en dat deze werkgever vanaf 1 april 2001 in Nederland gevestigd is. Dat eiser vanaf 1 april ook andere werkzaamheden dan voor [A] B.V. heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Onder die omstandigheden is eiser, met inachtneming van het in 4.2 aangehaalde arrest, vanaf 1 april 2001 niet uitgesloten van de verzekering ingevolge de volksverzekeringen en derhalve niet vrijgesteld van premie volksverzekeringen. In zoverre is het gelijk aan verweerder.

4.4 Eiser heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat hij tot en met 24 april 2001 was vrijgesteld van premie volks-verzekeringen. Het subsidiaire standpunt van eiser faalt dus ook.

4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 15 augustus 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L. de Loor-Alwin, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.