Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-09-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:14476 ECLI:NL:RBSGR:2008:22850 BN7692, AWB 07/7911 OB

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-09-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:14476 ECLI:NL:RBSGR:2008:22850 BN7692, AWB 07/7911 OB

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
1 september 2008
Datum publicatie
27 september 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BN7692
Zaaknummer
AWB 07/7911 OB

Inhoudsindicatie

In geschil is of ten aanzien van de van de opgelegde verzuimboete sprake is van afwezigheid van alle schuld. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/7911 OB

Uitspraakdatum: 1 september 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Vof [X], gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft met dagtekening 29 augustus 2006 aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 september 2005 tot en met 31 december 2005 opgelegd ten bedrage van € 576.270 alsmede bij beschikking een verzuimboete ad € 4.537 en heffingsrente ten bedrage van € 14.222. Door eiseres is bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete en in rekening gebrachte heffingsrente.

1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 september 2007 de boetebeschikking en heffingsrente gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 oktober 2007, ontvangen bij de rechtbank op 24 oktober 2007, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2008 te 's-Gravenhage. Namens eiseres is daar verschenen [A] tot bijstand vergezeld door [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [D] en mr. [E].

1.6. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

2. Feiten

2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2.2. Eiseres exploiteert een binnenvaartbedrijf.

2.3. Bij overeenkomst van 26 juli 2005 heeft belanghebbende [het schip] (hierna: het schip) verkocht aan [F] B.V voor de som van € 3.033.000. Het schip is bij onderhandse akte van 13 september 2005 geleverd. In de akte van levering is een beroep gedaan op de vrijstelling van omzetbelasting op grond van artikel 31 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: OB).

2.4. Naar aanleiding van een controle medio 2006 is aan eiseres een naheffingsaanslag opgelegd, omdat artikel 31 OB ten onrechte zou zijn toegepast. Bij bespreking van het boekenonderzoek zijn tussen eiseres en de Belastingdienst de volgende afspraken gemaakt:

- de enkelvoudige na te heffen omzetbelasting zal door belastingplichtige alsnog worden doorgefactureerd aan de koper, [F] B.V.;

- de door de koper te betalen omzetbelasting zal worden teruggevraagd middels een suppletie-aangifte;

- tussen verkoper en koper wordt een cessieakte opgemaakt waarbij de vordering van [F] B.V. op de Belastingdienst van € 576.270 aan enkelvoudige belasting verrekend zal worden met de naheffingsaanslag aan enkelvoudige belasting plus heffingsrente en boete.

2.5. Op 2 juli 2006 heeft de gemachtigde van eiseres de daartoe benodigde stukken aan de Belastingdienst gezonden.

3. Geschil

3.1. In geschil is of ten aanzien van de opgelegde verzuimboete sprake is van afwezigheid van alle schuld (hierna: AVAS) dan wel een pleitbaar standpunt. Daarnaast is in geschil of de heffingsrente terecht is berekend. Dat de belasting is verschuldigd is niet in geschil.

3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verzuimboete niet terecht is opgelegd omdat sprake is van een pleitbaar standpunt en omdat sprake is van AVAS. Zij verwijst daartoe naar een resolutie van de Staatssecretaris waaruit zou blijken dat de Belastingdienst in het verleden een ruimhartig beleid voerde ten aanzien van de toepassing van artikel 31 OB. Voorts stelt zij dat zij op de deskundigheid van de door haar geraadpleegde scheepsmakelaar mocht vertrouwen. Tevens doet eiseres in dit verband een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat de heffingsrente ten onrechte in rekening is gebracht, nu belanghebbende geen rentevoordeel heeft genoten en de Staat geen rentenadeel heeft geleden. De berekening van heffingsrente is in de onderhavige zaak in strijd met de bedoeling van de wetgever. Tenslotte is eiseres van mening dat indirect het neutraliteitsbeginsel van de omzetbelasting wordt aangetast.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet alle zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de verschuldigde belasting tijdig zou worden betaald. Er is derhalve geen sprake van AVAS. Voormelde resolutie kan eiseres niet baten, nu deze resolutie uitsluitend ziet op levering tussen natuurlijke personen, dan wel indien sprake is van een levering bij ontbinding van een maatschap of een vof aan de oorspronkelijke vennoten of maten. Van een pleitbaar standpunt kan dan ook geen sprake zijn. Volgens verweerder is de tekst van artikel 30f lid 2, letter a Awr duidelijk. Slechts de relatie belastingplichtige en Belastingdienst is van belang. In die relatie is sprake van rentenadeel.

3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de boete en vermindering van de heffingsrente tot nihil. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan de inspecteur aan een belastingplichtige of inhoudingsplichtige een verzuimboete opleggen indien deze de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald. Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB 1998) bevat beleidsregels voor het uitoefenen van deze discretionaire bevoegdheid van verweerder. Ingevolge paragraaf 24, tweede lid, van het BBBB 1998, kan de inspecteur indien de belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet tijdig is betaald, een verzuimboete opleggen van vijf percent van de verschuldigde belasting met een maximum van € 4.537 (per kalenderjaar als de naheffing op meerdere tijdvakken van een jaar ziet). Op grond van paragraaf 4 van het BBBB 1998, blijft het opleggen van een verzuimboete geheel achterwege indien blijkt dat sprake is van AVAS of van een pleitbaar standpunt.

4.2. De door eiseres aangedragen, onder 3.2. samengevatte, argumenten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dragen dat sprake is van AVAS. Eiseres heeft te lichtvaardig gemeend dat zij op de makelaar mocht vertrouwen. Aangezien de verkoop van een schip niet behoort tot de normale bedrijfsactiviteiten van eiseres, had zij zich bij deze transactie, waarmee een groot financieel belang gemoeid is, er van moeten vergewissen of het standpunt van de makelaar juist was. Zij had zich daartoe bijvoorbeeld tot verweerder kunnen richten. Eiseres heeft haar standpunt dat sprake is van een pleitbaar standpunt niet onderbouwd met enige verwijzing naar jurisprudentie of vakliteratuur. De enkele stelling dat de tekst van de resolutie van de Staatsecretaris onduidelijk is, is daartoe onvoldoende. Dat verweerder in vergelijkbare gevallen wel toepassing van artikel 31 OB zou hebben toegestaan, op grond waarvan eiseres mocht menen dat zij juist handelde, is door eiseres niet onderbouwd. Redenen voor matiging van de boete zijn niet gesteld en niet gebleken.

4.3. Ingevolge artikel 30f lid 2 van de AWR wordt met betrekking tot de omzetbelasting heffingsrente berekend ingeval een naheffingsaanslag wordt vastgesteld. Deze heffingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het einde van het kalenderjaar of boekjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft en eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet.

4.4. Heffingsrente wordt in rekening gebracht vanwege de omstandigheid dat de verschuldigde belasting meer beloopt dan is aangegeven. De stelling van eiseres dat ten onrechte heffingsrente in rekening is gebracht omdat de belastingdienst geen rentenadeel heeft ondervonden, wat daar verder ook van zij, is onjuist. De regeling van artikel 30f van de AWR biedt naar tekst en strekking geen ruimte om op die grond berekening van heffingsrente achterwege te laten. Dat bij de parlementaire behandeling is betoogd dat heffingsrente het karakter heeft van een compensatie van geleden rentenadeel c.q. genoten rentevoordeel betekent derhalve niet dat een dergelijk nadeel respectievelijk voordeel aangetoond moet zijn voordat heffingsrente kan worden berekend.

4.5. Eiseres heeft haar standpunt dat als gevolg van de berekening van heffingsrente indirect het neutraliteitsbeginsel van de omzetbelasting wordt aangetast en dat om die reden berekening van heffingsrente achterwege zou moeten blijven, onvoldoende geconcretiseerd.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5 Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 1 september 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H.L. Kolthof, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.