Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-03-2009, BH7528, AWB 07/5850-5855, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-03-2009, BH7528, AWB 07/5850-5855, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 maart 2009
Datum publicatie
24 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BH7528
Zaaknummer
AWB 07/5850-5855, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891

Inhoudsindicatie

KB-Lux zaak. Het Draaiboek, de Nieuwsbrieven en microfiches zijn op de zaak betrekking hebben stukken. Eiser heeft echter alleen recht op kennisneming van de 'Amsterdamse versie' van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven en op de op hemzelf betrekking hebbende microfiches. Verweerder hoeft evenmin de aan de tabellen ten grondslag liggende cijfermatige gegevens in het geding te brengen.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage

sector bestuursrecht

enkelvoudige belastingkamer

Reg. nr. AWB 07/5850-5855, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891, 07/5894, 07/6496, 07/6498-6500, 07/6507-6508 IB/PVV

BESLISSING

als bedoeld in artikel 8:29, derde lid,

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Beslissing in de gedingen tussen

[X], en

[X-Y],

beiden wonende te [Z], eisers,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

Motivering

Procesverloop

1.1 Eisers hebben op de voet van artikel 8:42 Awb verzocht om overlegging van:

- het complete en ongeschoonde ‘Draaiboek Rekeningenproject’ (hierna: het Draaiboek),

- de complete en ongeschoonde nieuwsbrieven die zijn verschenen gedurende het rekeningproject (hierna: de Nieuwsbrieven),

- alle cijfermatige gegevens, en

- de stukken waarin het in KB-Lux-zaken toegepaste boetebeleid is vastgelegd.

1.2 Eisers’ verzoek is in het vooronderzoek behandeld.

1.3 Verweerder heeft - voor zover hier van belang - in kopie de volgende stukken aan de rechtbank overgelegd:

a. een complete en ongeschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven;

b. een complete en ongeschoonde set afdrukken van microfiches van bij de bank KBL aangehouden rekeningen.

c. een overeenkomstig de uitspraken van het gerechtshof te Amsterdam van 19 april 2006, LJN: AW 2127, en de rechtbank Breda van 3 januari 2007, LJN: AZ 5534, geschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven (hierna: de geschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven).

1.4 De onder 1.3, sub c, genoemde stukken zijn met toestemming van verweerder aan eisers verstrekt. Ten aanzien van de overige door eisers gevraagde gegevens heeft verweerder het standpunt ingenomen dat hetzij geen sprake is van op de zaak betrekking hebbende stukken hetzij kennisneming op grond van artikel 8:29, eerste lid, Awb beperkt dient te blijven tot de rechtbank.

1.5 Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van de stukken in het procesdossier die aan alle partijen bekend waren. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de door verweerder overgelegde ongeschoonde stukken als genoemd onder 1.3, sub a en b.

1.6 Partijen hebben hun standpunten toegelicht in het beroepschrift en het verweerschrift en voorts - wat betreft eisers - bij brieven van 16 januari 2009, 23 februari 2009 en 6 maart 2009 en - wat betreft verweerder - bij brieven van 9 oktober 2008, 14 november 2008, 6 februari 2009 en 11 maart 2009.

1.7 Bij brief van 26 januari 2009 heeft de rechtbank in het kader van het vooronderzoek een inlichtingencomparitie gelast. De comparitiezittingen zijn op 4 en 17 maart 2009 gehouden. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn aan deze beslissing gehecht.

Beoordeling

2.1 Tijdens de aanslagregeling en in de bezwaarfase hebben eisers (bij herhaling) aan verweerder verzocht om kennisneming van alle gegevens waarop de navorderingsaanslagen en de boetes berusten.

Bij brief van 16 januari 2003 heeft verweerder – voor zover hier van belang – kopieën van twee afdrukken van microfiches, met daarop gegevens met betrekking tot eisers aan eisers toegezonden. Gegevens met betrekking tot andere rekeninghouders zijn zwart gemaakt.

Op 20 juli 2004 heeft eisers’ gemachtigde tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase inzage gekregen in de stukken van verweerder. Het Draaiboek, de Nieuwsbrieven en de cijfermatige gegevens die ten grondslag liggen aan de berekeningen van de toegepaste correcties bevonden zich niet onder deze stukken.

Op 19 september 2006 hebben eisers van verweerder de overeenkomstig de tussenuitspraak van het gerechtshof Amsterdam d.d. 19 april 2006, LJN: AW 2127 geschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven ontvangen.

2.2 In het beroepschrift hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet naar behoren heeft voldaan aan zijn in artikel 7:4 Awb vervatte verplichting om inzage te geven in alle op de zaak betrekking hebbende stukken en hebben zij de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen de volgende stukken in te brengen in deze procedure:

- de complete en ongeschoonde versies van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven,

- alle cijfermatige gegevens,

- de stukken waarin het in de KB-Lux zaken toegepaste boetebeleid is vastgelegd.

2.3 Tijdens de comparitie hebben eisers hun verzoek om kennisneming van stukken waarin het in de KB-Lux zaken toegepaste boetebeleid is vastgelegd ingetrokken.

2.4 Eisers stellen zich op het standpunt dat onder 'op de zaak betrekking hebbende stukken' niet alleen papier dient te worden verstaan, maar ook bijvoorbeeld digitale vastleggingen. In verband hiermee wordt eisers’ verzoek om overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken voor zover nodig tevens opgevat als het verzoek aan de rechtbank om verweerder te verzoeken inlichtingen te geven op grond van artikel 8:28 dan wel artikel 8:45 Awb. Daar waar het verzoek niet louter ziet op bestaande stukken, zal hierna worden gesproken van ‘gegevens’.

2.5.1 Bij de beoordeling van eisers’ verzoek wordt vooropgesteld dat alle gegevens die bij verweerders besluitvorming een rol hebben gespeeld aan eisers en aan de rechter dienen te worden overgelegd, voor zover te dien aanzien niet met succes een beroep wordt gedaan op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging of verstrekking verzetten (artikel 8:29, eerste lid, Awb).

2.5.2 Indien een belanghebbende zich op het standpunt stelt dat een bepaald aan de inspecteur ter beschikking staand stuk dient te worden overgelegd omdat het op de zaak betrekking heeft, kan geen doorslaggevende betekenis toekomen aan de betwisting van dat laatste door de inspecteur. Die betwisting - evenals haar eventuele onderbouwing - berust immers mede op feitelijke gegevens (de inhoud van dat stuk) die aan de belanghebbende en de rechter niet bekend zijn, zodat zij door de belanghebbende niet kunnen worden weerlegd, en door de rechter niet op juistheid kunnen worden getoetst. Daarbij komt dat indien de inspecteur meent dat gewichtige redenen zich tegen overlegging van het stuk verzetten, hij zich kan beroepen op artikel 8:29 Awb. In het licht van dit een en ander dient artikel 8:42 Awb aldus te worden uitgelegd dat, behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, tegemoet dient te worden gekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak. (verg. HR 25 april 2008, BNB 2008/161).

2.5.3 Bij de beoordeling van eisers’ verzoek wordt voorts in aanmerking genomen dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever zowel bij de totstandkoming van de Awb als bij de herziening van het fiscale procesrecht met het oog op aanpassing aan de Awb is uitgegaan van een ruim begrip van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

Stukken die niet relevant (kunnen) zijn vallen buiten de reikwijdte van artikel 8:42 Awb. Stukken die het standpunt van het bestuursorgaan ontkrachten moeten dus worden overgelegd, ongeacht of de belastingplichtige een direct belang heeft bij kennisneming en los van de vraag wie de stelplicht of de bewijslast heeft. En, “(d)e strekking van art. 8:42 Awb is niet om de belastingplichtige van juridische munitie te voorzien om de hem onwelgevallige aanslag of boete te beschieten, maar om hem in staat te stellen kennis te nemen van alle - mogelijk - relevante feiten, belangenafwegingen en beleidvoering die zijn zaak – kunnen – betreffen en aldus mede kennisongelijkheid te compenseren.” (conclusie A-G Wattel bij HR 25 april 2008, BNB 2008/161, onder 4.21)

2.5.4 Vooropgesteld wordt voorts dat het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 4 november 1950, (hierna: EVRM) bepaalde niet dwingt tot een andere of verdergaande uitleg van artikel 8:42 Awb dan in hiervoor bedoelde zin. Dat in dit geval sprake is van bestuurlijke boeteoplegging leidt evenmin tot het oordeel dat artikel 6 EVRM een minder vergaande beperking van die openbaarmaking toestaat dan is voorzien in artikel 8:29 Awb. Uit de arresten van het EHRM van 16 februari 2000, nr. 28901/95 en nr. 29777/96, BNB 2000/259 en 2000/260 (zaak Rowe en Davis en zaak Fitt) volgt dat (overheids)belangen zoals de nationale veiligheid, de bescherming van getuigen tegen de dreiging van represailles, en de geheimhouding van opsporingsmethoden, moeten worden afgewogen tegen het recht van degene tegen wie een criminal charge is ingebracht om kennis te nemen van relevant bewijsmateriaal, dat dat recht van de verdediging niet verder mag worden beperkt dan strikt noodzakelijk is en dat de toetsing òf dwingende redenen bestaan om informatie voor de verdediging achter te houden, aan de nationale rechter is voorbehouden.

Deze jurisprundentie van het EHRM wordt in aanmerking genomen bij de beoordeling van verweerders beroep op 8:29 Awb.

2.5.5 Het vorenstaande geldt mutatis mutandis ook voor de in de artikelen 8:28 en 8:45 Awb bedoelde inlichtingen.

Het Draaiboek en de Nieuwsbrieven

2.6 Verweerder heeft de geschoonde versie van deze stukken overgelegd en beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten daarvan op artikel 8:29 Awb.

2.7 De rechtbank schaart zich achter de door verweerder aangehaalde overwegingen uit de aan deze uitspraak gehechte uitspraken van het gerechtshof te Amsterdam van 19 april 2006, LJN: AW 2127, en de rechtbank Breda van 3 januari 2007, LJN: AZ 5534. Deze uitspraken moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De rechtbank maakt deze overwegingen tot de hare, met uitzondering van hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van de passages uit het Draaiboek met betrekking tot andere vergelijkbare projecten.

2.8 Ten aanzien van de passages uit het Draaiboek met betrekking tot andere vergelijkbare projecten heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in zoverre geen sprake is van op de zaak betrekking hebbende stukken. Verweerder heeft daartoe gesteld dat deze andere projecten niet relevant zijn voor de onderhavige zaken, dat hij groot belang heeft bij geheimhouding van deze delen van het Draaiboek met het oog op andere nog lopende projecten en dat deze onderdelen van het Draaiboek kunnen

– en volgens verweerder moeten – worden afgescheiden van de rest van het Draaiboek.

2.9 Met dit standpunt gaat verweerder voorbij aan het uitgangspunt dat de beoordeling of een stuk op de zaak betrekking heeft als bedoeld in artikel 8:42 Awb geschiedt op grond van het stuk in zijn geheel en met inachtneming van het overheersende karakter van het stuk. Anders dan verweerder kennelijk voorstaat kan een stuk niet ten dele als een op de zaak betrekking hebbend stuk worden bestempeld. Wel kan ten aanzien van delen van een stuk een beroep op artikel 8:29 Awb worden gedaan.

2.10 Met verweerder wordt geoordeeld dat met betrekking tot deze delen van het Draaiboek sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb. Het door verweerder gestelde belang bij geheimhouding van deze passages die zien op andere, nog lopende projecten dient te prevaleren boven het belang van kennisneming van deze passages, die slechts indirecte, geringe relevantie hebben voor de beslechting van het in deze zaak voorliggende geschil.

Alle cijfermatige gegevens

2.11 Eisers hebben in dit verband uiteindelijk verzocht om kennisneming van:

a) geanonimiseerde afdrukken (niet de originelen) van alle door de Belgische belastingdienst aan de Nederlandse Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: FIOD) gerenseigneerde microfiches met betrekking tot KB-Lux rekeningen;

b) alle cijfermatige gegevens uit de databases "Zoeklicht" en “Applicatie correcties” waarop de tabellen 1 t/m 8, zoals gevoegd bij verweerders brief van 16 januari 2003 (hierna: de tabellen), zijn gebaseerd,

c) gegevens met betrekking tot de ‘nulcorrecties’, de (in verband met het staken van de invoer in oktober 2002) niet verwerkte gegevens van ‘meewerkers’ en ‘inkeerders’, de door eiser als ‘voortgangscijfers’ aangeduide gegevens en alle renseignementsgegevens op de afdrukken van de microfiches.

2.12 Eisers hebben aangegeven dat zij ervan uitgaan dat de onder 2.11 onder c) bedoelde gegevens zijn vervat in het “Zoeklicht” en de “Applicatie correcties” – en dat hun verzoek dus niet ziet op zich niet in deze databases bevindende gegevens. Verweerder heeft betwist dat (al) deze gegevens zich in deze databases bevinden.

Voor de beoordeling van het voorliggende geschil aangaande kennisneming van deze gegevens is het, gelet op het hierna volgende, echter onverschillig of zij zich al dan niet in deze databases bevinden.

2.13 Kort gezegd hebben eisers gesteld dat hun belang bij kennisneming is gelegen in de mogelijkheid de door verweerder gemaakte schatting te controleren, onder meer door een eigen statistische schatting te maken in hun zaken.

2.14 Eisers hebben erkend dat zij rekeninghouder van KB Lux zijn (geweest). Zij moeten dan ook als geen ander en relatief eenvoudig in staat worden geacht de juistheid van de schatting te controleren aan de hand van hun eigen wetenschap omtrent de door hen aangehouden rekeningen bij KB Lux. Van enige belemmering op dit punt is niet gebleken.

2.15 De schatting van de correcties is gebaseerd op de in de tabellen opgenomen gegevens, die op hun beurt zijn ontleend aan de in oktober 2002 in de “Applicatie correcties” verwerkte gegevens. Bij het samenstellen van de tabellen zijn de cijfers verwerkt van belastingplichtige ondernemers en particulieren bij wie correcties inkomstenbelasting en vermongesbelasting zijn aangebracht. Grotendeels gaat het voor de vermogensbelasting en de inkomstenbelasting om dezelfde belastingplichtigen. In de tabellen zijn voorts de, uiteindelijk van de afdrukken van de microfiches afkomstige en in het “Zoeklicht” verwerkte, renseignementssaldi verwerkt.

2.16 Verweerders stelling dat het verzamelen van de cijfermatige gegevens van al deze personen fysiek vrijwel onmogelijk is, aangezien die gegevens vervat zijn in dossiers van over het gehele land verspreide inspecteurs, wordt onderschreven. De rechtbank onderschrijft eveneens verweerders stelling dat het selecteren van de gegevens betreffende de onder 2.15 genoemde belastingplichtigen uit de totale gegevens op de microfiches alsmede het anonimiseren van de afdrukken van de microfiches, gezien de hoeveelheid afdrukken van microfiches en de hoeveelheid daarop vervatte gegevens, een aanzienlijk tijdsbeslag vergt. Verstrekking van de ongeanonimiseerde afdrukken leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de daarop vermelde rekeninghouders en vormt om die reden geen bruikbaar alternatief.

2.17 Het overwogene onder 2.13 tot en met 2.16 leidt tot het oordeel dat tussen enerzijds het belang van eisers bij kennisneming van de gegevens uit de microfiches en de cijfermatige gegevens uit het Zoeklicht en de “Applicatie correcties” en anderzijds de daaraan verbonden (praktische) bezwaren een zodanige wanverhouding bestaat dat eisers in redelijkheid geen aanspraak op kennisneming van deze gegevens kunnen maken.

2.18 Eisers aanspraak op de onder 2.11 onder c) bedoelde gegevens ziet op gegevens die niet zijn betrokken in de schatting, die ook overigens geen rol hebben gespeeld in de besluitvorming dienaangaande en die grotendeels bovendien - bijvoorbeeld ten aanzien van de nulcorrecties en renseignementsgegevens die niet in onderzoek zijn genomen - een andere groep belastingplichtigen/rekeninghouders bij KB Lux betreffen dan eisers. Niet kan dan ook worden gezegd dat de niet in de “Applicatie correcties” verwerkte gegevens van enig belang (kunnen) zijn geweest voor de besluitvorming in eisers’ zaken, hetzij in voor hen belastende, hetzij in ontlastende zin. Verweerder hoeft deze gegevens dan ook niet te verstrekken.

2.19 Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom. De complete en ongeschoonde versies van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven alsmede de complete en ongeschoonde afdrukken van de microfiches zijn op de zaak betrekking hebbende stukken. De beperking van de kennisneming door eisers daarvan tot de geschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven onderscheidenlijk tot de geschoonde versie van de twee fiches die op henzelf betrekking hebben, is evenwel gerechtvaardigd. Verweerder is evenmin verplicht de onder 2.11 bedoelde cijfermatige gegevens in het geding te brengen.

2.20 Wellicht ten overvloede wordt overwogen dat, voor zover in het voorgaande is afgeweken van het in de brief van 26 januari 2009, voorafgaande aan de inlichtingencomparitie gegeven voorlopig oordeel, sprake is van het verlaten van dat voorlopig oordeel, op grond van de in deze tussenbeslissing gegeven motivering.

2.21 Nu de geschoonde versie van het Draaiboek, de Nieuwsbrieven en de twee op eisers betrekking hebbende microfiches reeds (met instemming van verweerder) aan eisers zijn verstrekt en de onderhavige beslissing geen verdere verplichting voor verweerder meebrengt, wordt ervan afgezien verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijk mee te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de rechtbank verbindt.

2.22 Ter comparitie hebben eisers aangegeven de rechtbank geen toestemming te geven om uitspraak te doen mede op de grondslag van de (gedeelten van) stukken waarvan de kennisneming op de voet van artikel 8:29 Awb is beperkt.

Beslissing

De rechtbank:

- bepaalt dat de beperking van de kennisneming van het Draaiboek, de Nieuwsbrieven en de afdrukken van de microfiches tot de geschoonde versie van het Draaiboek en de Nieuwsbrieven onderscheidenlijk tot de geschoonde versie van de twee op eisers betrekking hebbende microfiches, gerechtvaardigd is;

- bepaalt dat verweerder niet verplicht is te voldoen aan eisers' verzoek om alle cijfermatige gegevens - zoals nader aangeduid onder 2.11 - in het geding te brengen.

Aldus gegeven op 23 maart 2008 door mr. L. de Loor-Alwin, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.

Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld, dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.