Rechtbank 's-Gravenhage, 07-04-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:6726 BI2908, AWB 08/1194
Rechtbank 's-Gravenhage, 07-04-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:6726 BI2908, AWB 08/1194
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 7 april 2009
- Datum publicatie
- 4 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2908
- Zaaknummer
- AWB 08/1194
Inhoudsindicatie
Nu de enig werknemer naast het speur- en ontwikkelingswerk eveneens computerprogramma's schrijft, is het niet aannemelijk dat meer dan 90% van de door de werknemer verrichte S&O-werkzaamheden.
Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/1194
Uitspraakdatum: 7 april 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] Holding B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 1 februari 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres over het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen naar een bedrag van € 10.273 vermeerderd met heffingsrente en de bij beschikking vastgestelde vergrijpboete van € 2.568 (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009.
Ter zitting zijn namens eiseres verschenen, de heer [X], bijgestaan door de heer [A]. Namens verweerder is verschenen de heer mr. [B].
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover deze betrekking heeft op de verzuimboete;
- vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon aan die dit bedrag aan eiseres moet voldoen, en
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 vergoedt.
2 Gronden
2.1 Aan eiseres is over 2004 een naheffingsaanslag loonbelasting/ premie volksverzekeringen met dagtekening 17 juli 2007 opgelegd naar een bedrag van € 10.273, waarbij een bedrag van € 1.186 aan heffingsrente in rekening is gebracht. Daarnaast is bij beschikking een vergrijpboete van € 2.568 opgelegd, namelijk een boete van 25% op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De naheffingsaanslag en de boete zijn opgelegd vanwege het uitblijven van de opgaaf loonbelastingkaarten over 2004 als bedoeld in artikel 28, onderdeel d van de Wet op de loonbelasting 1964. Verweerder heeft eiseres daar verschillende keren schriftelijk om verzocht.
2.2 Eiseres heeft bij brief van 3 augustus 2007, bij de Belastingdienst ingekomen op 7 augustus 2007, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Daarin stelt zij dat op 9 maart 2005 de loonbelastingkaart 2004 is ingezonden, die aangeeft dat de af te dragen loonheffing nihil dient te bedragen omdat er voor de enige werknemer en tevens grootaandeelhouder van eiseres, de heer [X] (hierna: de enig werknemer of de werknemer) een volledige afdrachtvermindering vanwege speur- en ontwikkelingswerk (hierna: afdrachtvermindering S&O) geclaimd wordt zoals bedoeld in artikel 21 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekering (hierna: WVA).
2.3 Niet in geschil is dat eiseres zich onder meer bezig houdt met het ontwikkelen van een techniek en een microprocessor voor het versturen van SCSI data via het internet protocol. Voor deze werkzaamheden heeft eiseres een S&O-verklaring zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid WVA. Ter zitting heeft de werknemer aangegeven dat eiseres er onlangs in geslaagd is deze techniek te verkopen.
2.4 Naar aanleiding van het ingediende bezwaar tegen de naheffingsaanslag 2004 heeft verweerder op 17 september 2007 een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing van eiseres over de jaren 2002 tot en met 2005 uitgevoerd ten kantore van de heer [A]. Het controlerapport vermeldt dat een deugdelijke S&O-administratie als bedoeld in artikel 27, lid 7 van de WVA en artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964, bij eiseres ontbreekt, zodat de afdrachtvermindering ten onrechte is geclaimd. Aangezien echter aannemelijk is dat de enig werknemer die speur- en ontwikkelingswerk verricht, zich daar grotendeels mee bezig houdt, wordt - blijkens het controlerapport - 10% van de afdrachtvermindering gecorrigeerd. Daarnaast wordt een verzuimboete van 10% opgelegd op grond van artikel 67c van de AWR en § 24, lid 1 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB 1998).
2.5 Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening van 1 februari 2008 heeft verweerder de naheffingsaanslag dienovereenkomstig verminderd. Zoals aangegeven in het controlerapport is de naheffingsaanslag over 2004 verminderd tot een te betalen bedrag van € 1694 aan loonheffing, is in plaats van de vergrijpboete een verzuimboete opgelegd van € 169 en is een heffingsrente berekend van € 195.
2.6 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de hiervoor genoemde uitspraak op bezwaar. Het beroepschrift is gedagtekend 15 februari 2008 en ontvangen door de rechtbank op 20 februari 2008.
2.7 In geschil zijn de ontvankelijkheid van het beroepschrift, alsmede de hoogte van de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het beroep ontvankelijk is en de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden. Verweerder stelt primair dat het beroep niet ontvankelijk is en subsidiair dat de naheffingsaanslag na vermindering eerder te laag dan te hoog is vastgesteld, zodat de naheffingsaanslag dient te worden gehandhaafd.
2.8 Inzake de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder stelt dat het beroepschrift onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank is van oordeel dat de motivering weliswaar summier, maar wel voldoende is, en acht het beroep daarom ontvankelijk. In de stelling van eiseres dat op de juiste manier de S&O- administratie is gevoerd ligt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar besloten de stelling dat eiseres het niet eens is met de terzake van de afdrachtvermindering S&O aangebrachte correctie. Daarnaast komt eiseres nadrukkelijk op tegen de boete en de heffingsrente.
2.9 Inzake de hoogte van de naheffingsaanslag overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de WVA wordt de afdrachtvermindering - kort gezegd - berekend over het loon dat door de werknemer is genoten ter zake van het S&O-werk.
2.10 Tussen partijen is niet in geschil dat de (enig) werknemer naast het S&O-werk eveneens computerprogramma's schrijft waarmee omzet wordt behaald. Ter zitting stelt eiseres dat zij met de werknemer een dienstbetrekking is overeengekomen die inhoudt dat het uitbetaalde loon slechts ziet op de door de werknemer verrichte S&O-werkzaamheden en niet op de door hem verrichte andere werkzaamheden waarop de S&O-faciliteit niet van toepassing is.
2.11 Verweerder verwijst dienaangaande ter zitting naar het door hem gestelde in zijn verweerschrift en conclusie van dupliek.
2.12 De rechtbank is van oordeel dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat meer dan 90% van de door de werknemer verrichte werkzaamheden bestaan uit S&O-werkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat er een urenadministratie is waaruit is op te maken welke werkzaamheden per dag zijn uitgevoerd in het kader van het speur- en ontwikkelingswerk en welke andere (niet-S&O-) werkzaamheden per dag zijn uitgevoerd, of welke tijd er met die werkzaamheden was gemoeid. Evenmin acht de rechtbank geloofwaardig de stelling van eiseres dat al het uitbetaalde loon slechts ziet op de S&O-werkzaamheden van de werknemer. Nu vaststaat dat de werknemer ook niet-S&O-werkzaamheden voor eiseres verrichtte, is zonder nadere onderbouwing, niet aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer - die inhoudt dat het loon slechts ziet op een deel van de door hem verrichte werkzaamheden, namelijk alleen de S&O-werkzaamheden - inderdaad bestaat. De rechtbank acht de beschreven arbeidsovereenkomst te ongebruikelijk om op grond van het enkele stellen van eiseres aan te nemen dat eiseres en haar werknemer dit zijn overeengekomen, nog daargelaten of zulk een arbeidsovereenkomst tussen een BV en haar grootaandeelhouder door zakelijke beweegredenen ingegeven zou zijn.
2.13 Inzake de bij de naheffingsaanslag opgelegde boete, overweegt de rechtbank als volgt. In § 5 van het BBBB 1998 (tekst 2004) is bepaald dat bij het opleggen van een boete een keuze gemaakt moet worden voor een verzuimboete of een vergrijpboete. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit. Verweerder heeft in eerste instantie een vergrijpboete opgelegd. Deze vergrijpboete is opgelegd vanwege het niet doen van de opgaaf loonbelastingkaarten over 2004. Omdat deze gegevens ontbraken heeft verweerder aangenomen dat er te weinig loonheffing was aangegeven.
2.14 Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd en de vergrijpboete omgezet in een verzuimboete op grond van artikel 67c AWR en § 24, eerste lid van het BBBB 1998 (tekst 2004). De grond voor de boete is dan volgens het BBBB 1998 dat eiseres niet, of gedeeltelijk niet, heeft betaald omdat zij te weinig heeft aangegeven. Naar het oordeel van de rechtbank doelt verweerder daarmee op dezelfde gedraging van eiseres. Daarmee handelt verweerder in strijd met het bepaalde in § 5 van het BBBB 1998 (tekst 2004). Daar komt nog bij dat deze verzuimboete volgens artikel 67c AWR bij de aanslag opgelegd dient te worden, hetgeen betekent dat dit bij uitspraak op bezwaar niet mogelijk is. Op grond van deze overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de boete niet in stand kan blijven.
2.15 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt de boete en handhaaft de naheffingsaanslag voor het overige. Dit betekent dat de nageheven belasting van € 1694 en de heffingsrente van € 195 in stand blijven.
2.16 De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase vastgesteld op € 805.
Aldus vastgesteld door mr. I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.M. Reniers. Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2009.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.