Rechtbank 's-Gravenhage, 06-05-2009, BI6121, AWB 07/9554
Rechtbank 's-Gravenhage, 06-05-2009, BI6121, AWB 07/9554
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 6 mei 2009
- Datum publicatie
- 3 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BI6121
- Zaaknummer
- AWB 07/9554
Inhoudsindicatie
Belanghebbende stelt in bezwaar in beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen dat hij de voorlopige teruggaven en de algemene heffingskorting nooit ontvangen heeft. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard, maar dat is onjuist. Belanghebbende komt op tegen een niet voor bezwaar vatbaar besluit. De inspecteur had het bezwaar niet ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank doet wat de inspecteur had moeten doen. Het beroep is daardoor gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 07/9554
Uitspraakdatum: 6 mei 2009
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 13 november 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.043 (aanslag nummer [nummer]).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].
II BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 aan hem vergoedt.
III OVERWEGINGEN
III.1Aan eiser zijn voor het jaar 2005 de volgende aanslagen opgelegd:
- Met dagtekening 15 januari 2005 de voorlopige aanslag IB/PVV met nummer H.50 naar een terug te ontvangen bedrag van € 1.629.
- Met dagtekening 15 december 2005 de voorlopige aanslag IB/PVV met nummer H.51 naar een terug te ontvangen bedrag van € 4.
- Met dagtekening 9 juni 2006 de voorlopige aanslag met nummer H.52 naar een te betalen bedrag van € 2.497 waarbij tevens een heffingsrente in rekening is gebracht van € 38.
- Met dagtekening 29 juni 2007 de definitieve aanslag IB/PVV 2005 met nummer H.56 naar een te betalen bedrag van nihil.
III.2 Eiser heeft bij brief van 17 juli 2007, op dezelfde datum door verweerder ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2005. Hij stelt in zijn bezwaarschrift dat hij de voorlopige teruggaven van tezamen € 1.633 nooit ontvangen heeft evenals de algemene heffingskorting. Verweerder heeft daarop in zijn brief van 22 oktober 2007 aangegeven hoe de verleende voorlopige teruggaven zijn uitbetaald en toelichting gegeven op de algemene heffingskorting. In de uitspraak op bezwaar van 13 november 2007 heeft verweerder het bezwaar afgewezen en voor de motivering verwezen naar zijn brief van 22 oktober 2007.
III.3 In zijn beroepschrift verzoekt eiser de uitspraak op bezwaar te vernietigen en vermeldt hij - voor zover thans van belang - dat hij de grieven uit zijn bezwaarschrift handhaaft.
III.4 Ingevolge artikel 8, lid 1, van de Invorderingswet 1990 maakt de ontvanger de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet. Eiser stelt dat hij de voorlopige teruggaven nooit heeft ontvangen en dat de algemene heffingskorting niet is uitbetaald, zodat het gaat om het instellen van een vordering tegen de Belastingdienst. Dat is een niet voor bezwaar vatbaar besluit. Dit brengt mee dat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank zal doen wat verweerder had moeten doen. Het beroep is mitsdien gegrond. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat hij eiser het telefoonnummer van de ontvanger zal geven, zodat eiser in contact kan treden met de ontvanger.
III.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verklaart de rechtbank het beroep gegrond.
III.6 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus vastgesteld door mr. I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.M. Reniers.
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.