Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 25-06-2009, BJ3151, AWB 08/6738 V

Rechtbank 's-Gravenhage, 25-06-2009, BJ3151, AWB 08/6738 V

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
25 juni 2009
Datum publicatie
21 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3151
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/6738 V

Inhoudsindicatie

Rechtbank doet, na het verzet gegrond te hebben verklaard, onmiddellijk uitspraak op het beroep.

De rechtbank heeft het beroep in de uitspraak waarvan verzet, ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep, nu het beroep te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, niet-ontvankelijk moeten verklaren. Derhalve zal de rechtbank het verzet gegrond verklaren. Na de gegrondverklaring dient het onderzoek te worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Voortzetting van het onderzoek is in dit geval echter niet nodig omdat uit het overwogene volgt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Derhalve zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaren (volgt gegrondverklaring van het verzet en niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, elk met een eigen rechtsmiddelverwijzing).

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/6738 V

Uitspraakdatum: 25 juni 2009

Uitspraak ingevolge artikel 8:55 en artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op het verzet, onderscheidenlijk het beroep, van

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 23 februari 2009, onderscheidenlijk de uitspraak op bezwaar van 21 januari 2008, gedaan door de inspecteur van de Belastingdienst [te P].

I PROCESVERLOOP

Bij de uitspraak van de rechtbank van 23 februari 2009 is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard.

Bij brief van 18 maart 2009 heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

Belanghebbende is ter zitting verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].

II OVERWEGINGEN

De door belanghebbende bestreden aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 (hierna: de aanslag) (genummerd [nummer]) is gedagtekend 15 augustus 2007.

Het bezwaarschrift is bij verweerder binnen gekomen op 12 oktober 2007.

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.

Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

De gronden waarop belanghebbende haar verzet baseert, staan vermeld in het verzetschrift.

Beoordeling

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De beroepstermijn eindigde op 3 maart 2008.

Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).

Het op 10 september 2008 bij de rechtbank ingekomen beroepschrift is niet voor het einde van de beroepstermijn ontvangen. Deze datum van ontvangst ligt voorts niet binnen een week na afloop van termijn. Het beroepschrift is derhalve, gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

Belanghebbende, die niet heeft weersproken dat zij te laat beroep heeft ingesteld, stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat zij lijdt aan een chronische ziekte die haar belet om haar eigen belangen adequaat te behartigen en voorts omdat zij destijds de zorg had voor haar zieke moeder, welke zorg zozeer de aandacht van belanghebbende opeiste, dat zij niet meer heeft gedacht aan het tijdig instellen van beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. Slechts indien een ziekte zodanig is dat van een belanghebbende redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat zij datgene doet wat nodig is om - zo nodig met behulp van derden - een rechtsmiddel aan te wenden, kan een termijnoverschrijding verschoonbaar worden geacht. In het onderhavige geval is niet gebleken dat belanghebbende door haar ziekte niet in staat was om de hulp van een derde bij de behartiging van haar belangen in te roepen, zoals zij nadien wel heeft gedaan. Hetzelfde gelet voor de omstandigheid dat belanghebbende destijds de zorg voor haar moeder had.

Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.

In de uitspraak van de rechtbank waartegen het verzet zich richt, is het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, echter niet-ontvankelijk moeten verklaren. Derhalve zal de rechtbank het verzet gegrond verklaren. Na de gegrondverklaring dient het onderzoek te worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Voortzetting van het onderzoek is in dit geval echter niet nodig omdat uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Derhalve zal de rechtbank, doende wat de rechtbank bij haar uitspraak van 23 februari 2009 had behoren te doen, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. De rechtbank komt, nu het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk is, niet toe aan de beoordeling van de aanslag. Verweerder heeft belanghebbende ter zitting uitgenodigd een verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag bij hem in te dienen. Verweerder heeft belanghebbende toegezegd dat hij na ontvangst van het verzoek om ambtshalve vermindering zo spoedig mogelijk contact met haar zal opnemen om een afspraak te maken voor een gesprek over de argumenten die belanghebbende met betrekking tot de aanslag heeft aangevoerd. Vervolgens zal verweerder de aanslag op grondslag van deze argumenten heroverwegen. Als de heroverweging daartoe aanleiding geeft, zal verweerder de aanslag ambtshalve herzien. De beslissing die verweerder op het verzoek om ambtshalve herziening neemt, is niet vatbaar voor bezwaar of beroep.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres in verzet kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

III BESLISSING

De rechtbank

- verklaart, uitspraak doende op het verzet, het verzet gegrond;

- verklaart, uitspraak doende op het beroep, het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier M.E.M. Altena.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2009.

RECHTSMIDDEL TEGEN DE UITSPRAAK OP VERZET

Tegen de uitspraak op het verzet kunnen belanghebbende en de Minister van Financiën binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a de naam en het adres van de indiener;

b een dagtekening;

c een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d de gronden van het beroep in cassatie.

RECHTSMIDDEL TEGEN DE UITSPRAAK OP BEROEP

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (art. 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.