Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-07-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:14018 BJ4529, AWB 08/7530

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-07-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:14018 BJ4529, AWB 08/7530

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 juli 2009
Datum publicatie
27 augustus 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4529
Zaaknummer
AWB 08/7530

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Vooraftrek ter zake van nieuw gebouwde woning. Verzoek om teruggaaf niet tijdig gedaan en daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Beroep derhalve ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/7530 OB

Uitspraakdatum: 30 juli 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 6 oktober 2008 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking van verweerder van 20 november 2006, nr. [nummer], waarbij eisers verzoek om teruggaaf van omzetbelasting niet-ontvankelijk is verklaard.

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2009. Namens eiser is daar verschenen mr. [A], bijgestaan door mr. [B]. Namens verweerder is verschenen mr. [C].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

3.1. Het geschil betreft de vraag of, en zo ja in hoeverre, eiser recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die in 2005 aan hem in rekening is gebracht ter zake van de bouw van zijn woning.

3.2. De rechtbank gaat voor dit geschil uit van de volgende feiten.

3.2.1. Eiser en zijn echtgenote hebben in 2004 een perceel grond gekocht, waarop in 2005 een woning is gerealiseerd. De woning is op 27 juli 2005 voor het eerst in gebruik genomen.

3.2.2. Ter zake van de bouw van de woning is in de eerste twee kwartalen van 2005 in totaal € 51.558 aan omzetbelasting in rekening gebracht. De laatste factuur is gedagtekend 25 mei 2005.

3.2.3. Eiser en zijn echtgenote hadden aanvankelijk plannen een deel van de woning aan te wenden in het kader van één of meer door hen beiden op te starten ondernemingen. Uiteindelijk is het betreffende deel van de woning verhuurd aan derden.

3.2.4. Bij brief van 14 oktober 2005 heeft de gemachtigde van eiser zich gewend tot verweerder, welke brief voor zover hier van belang als volgt luidt:

"Het pand (Rb: dat wil zeggen: de nieuw gebouwde woning) zal (...) deels bestemd worden voor het gebruik in het kader van de BTW ondernemingen die belanghebbende en zijn echtgenote (gaan) drijven. Voor het resterende deel zal het pand bestemd worden voor privé bewoning door belanghebbende en zijn echtgenote.

(...)

Gelet op de aard van het gebruik is sprake van een te etiketteren pand.

(...) Op basis van de thans in Nederland geldende wet- en regelgeving heeft belanghebbende derhalve het recht om het gemengd te gebruiken pand tot zijn BTW ondernemingvermogen te rekenen, alle voorbelasting af te trekken en kan er niet gecorrigeerd worden voor privé gebruik.

Gelet op al het bovenstaande verzoeken wij u om belanghebbende aan te merken als ondernemer voor de BTW, een BTW nummer toe te kennen en aangiftebiljetten uit te reiken vanaf 1 juni 2004 (de eerste investeringen zijn in dat tijdvak gepleegd) waarop hij het recht op aftrek van voorbelasting kan effectueren alsmede te zijner tijd de verschuldigde BTW ingevolge de verhuur kan afdragen.

Middels deze brief geeft belanghebbende tevens te kennen zijn 50% aandeel in het pand geheel tot zijn BTW ondernemingsvermogen te rekenen. Het daarmee corresponderende recht op aftrek zal worden uitgeoefend op de door u uit te reiken aangiften."

3.2.5. In oktober 2006 is aan eiser een aangiftebiljet over (onder andere) het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 uitgereikt. Op deze, op 9 oktober 2006 ingediende, aangifte heeft eiser naast te betalen omzetbelasting van € 1.875 de onder 3.2.2 vermelde voorbelasting in aftrek gebracht, hetgeen resulteert in een terug te vragen bedrag van € 49.683.

3.2.6. Bij de bestreden beschikking is het teruggaafverzoek wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

3.3. Eiser is van mening dat de brief van 14 oktober 2005 moet worden gezien als een verzoek om teruggaaf, welk verzoek tijdig is ingediend omdat dit is geschied binnen een maand na afloop van het derde kwartaal, in welk kwartaal de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden.

3.4. Nog daargelaten of (in dit geval) voor de vraag wanneer het recht van vooraftrek uiterlijk geldend kan worden gemaakt, kan worden uitgegaan van het tijdstip van eerste ingebruikneming, deelt de rechtbank niet eisers mening dat de brief van 14 oktober 2005 een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting behelst. De brief bevat niet de daarvoor vereiste essentialia zoals het tijdvak waarover omzetbelasting wordt teruggevraagd en het bedrag van de teruggevraagde omzetbelasting. De brief vermeldt daarentegen uitdrukkelijk dat het recht op vooraftrek zal worden uitgeoefend op de nog in te dienen aangiften.

3.5. Verweerder stelt voor dat geval dat de onder 3.2.2 genoemde omzetbelasting niet eerder is teruggevraagd dan in de onder 3.2.5 genoemde aangifte. Tussen partijen is - gelet op de vaststaande feiten: terecht - niet in geschil dat dit verzoek niet tijdig is ingediend. Het verzoek is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

3.6. Ten overvloede voegt de rechtbank daar nog het volgende aan toe. Verweerder heeft (meer) subsidiair gesteld dat geen recht op aftrek bestaat, omdat de onder 3.2.3 bedoelde verhuur is vrijgesteld van omzetbelasting. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat sprake is van verhuur als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten tweede, van de Wet op de omzetbelasting 1968. Eiser heeft evenwel tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de onder 3.2.3 genoemde verhuur aan derden heeft plaatsgevonden binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor korte tijd verblijf houden.

3.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.

Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.