Rechtbank 's-Gravenhage, 22-09-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:17922 BK0245, AWB 08/6843
Rechtbank 's-Gravenhage, 22-09-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:17922 BK0245, AWB 08/6843
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 22 september 2009
- Datum publicatie
- 15 oktober 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0245
- Zaaknummer
- AWB 08/6843
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting 2003. Vergoeding voor goodwill. Eieseres maakt niet aannemelijk dat nader mondeling een lagere goodwillvergoeding is overeengekomen dan het in de schriftelijke overeenkomst vermelde bedrag van € 3.267.218. Eiseres maakt ook niet aannemelijk dat op de balansdatum 31 december 2003 sprake was van zodanige, bij het opmaken van de fiscale balans bekende, omstandigheden en vooruitzichten dat de vordering van € 3.267.218 op grond van goed koopmansgebruik op een lager bedrag dan het nominale bedrag mocht worden gewaardeerd. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/6843 VPB
Uitspraakdatum: 22 september 2009
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X] Holding B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
I PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd (aanslagnummer [nummer]), berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.309.694.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 augustus 2008 de aanslag gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 september 2008, op diezelfde dag per fax door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2009 te 's-Gravenhage. Namens eiseres is verschenen drs. [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
II OVERWEGINGEN
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres vormt samen met (onder andere) [C] B.V. (hierna: [C]) een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
2.2. Bij overeenkomst van 17 december 2002 heeft [C] het door haar geëxploiteerde supermarktbedrijf (hierna: de supermarkt) verkocht aan de V.O.F. [D] (hierna: de VOF). De VOF heeft in verband met de koop en de financiering daarvan vanaf 2001 gesprekken gevoerd met [E] B.V., hetgeen heeft geleid tot een op 1 juli 2003 gesloten overeenkomst tussen de VOF en [E] B.V. waarbij [E] de supermarkt koopt en deze na tien jaar geleverd zal krijgen. Deze overeenkomst bevat een aantal voorwaarden.
2.3. De overeenkomst tussen [C] en de VOF houdt onder meer in dat "verkoper en koper overeenkomen, dat de transactiedatum in ieder geval zal zijn 1 januari 2002 met als ontbindende/opschortende voorwaarde dat de beoogde transactie tussen koper en [E] gerealiseerd zal worden". De koopsom bedroeg € 4.179.979. Volgens artikel 1, derde lid, onderdeel a, van de overeenkomst is in de koopsom een bedrag van € 3.267.218 begrepen voor overdracht van goodwill, cliëntèle en relaties.
2.4. Verweerder heeft, in afwijking van de aangifte vennootschapsbelasting, het voormelde bedrag van € 3.267.218 gerekend tot de belastbare winst van eiseres over 2003.
Geschil
3.1. In geschil is de onder 2.4 vermelde correctie.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag, primair tot één, berekend naar een belastbaar bedrag van € 42.476 en subsidiair tot één, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.676.085. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Eiseres heeft ter zitting, in afwijking van haar eerdere standpunt, verklaard dat de onder 2.3 omschreven voorwaarde in de overeenkomst tussen [C] en de VOF in 2003 is vervuld en dat de door eiseres genoten winst ter zake van de verkoop van de supermarkt in dat jaar is gerealiseerd. Zij stelt evenwel dat [C] en de VOF nader mondeling zijn overeengekomen dat de vergoeding voor de goodwill € 1.633.609 bedraagt en dat rekening moet worden gehouden met de verslechterde marktomstandigheden (de "supermarktoorlog") en de dalende omzetten van de supermarkt.
4.2. Tegenover de betwisting door verweerder maakt eiseres niet aannemelijk dat [C] en de VOF nader mondeling zijn overeengekomen dat de vergoeding voor de goodwill € 1.633.609 bedraagt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de overeengekomen vergoeding € 3.267.218 bedraagt en dat [C] ter zake van de verkoop een vordering met een nominale waarde ter grootte van dat bedrag heeft verkregen.
4.3. Voor het bepalen van de waarde van een schuldvordering op de fiscale balans is beslissend het subjectieve oordeel dat de belastingplichtige zich omtrent de waarde daarvan heeft gevormd en redelijkerwijs heeft kunnen vormen na een nauwgezet onderzoek van de omstandigheden waardoor de waarde der vordering op de balansdatum kan worden beïnvloed, zoals die omstandigheden hem ten tijde van het opmaken van de balans bekend zijn.
4.4. Eiseres maakt niet aannemelijk dat op de balansdatum 31 december 2003 sprake was van zodanige, bij het opmaken van de fiscale balans bekende, omstandigheden en vooruitzichten dat de vordering van € 3.267.218 op grond van goed koopmansgebruik op een lager bedrag dan het nominale bedrag mocht worden gewaardeerd. Dat geldt met name voor de verslechterde marktomstandigheden en de dalende omzetcijfers waar eiseres zich op beroept. Blijkens de pleitnota van eiseres deden deze omstandigheden zich goeddeels na 31 december 2003 voor. Eiseres maakt niet aannemelijk dat deze omstandigheden op de balansdatum redelijkerwijs konden meebrengen dat de vordering naar haar subjectieve inzicht moest worden afgewaardeerd.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder terecht het gehele bedrag van € 3.267.218 tot de belastbare winst over 2003 gerekend. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.M. van Kempen en mr. J.W. van der Voort, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.