Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2009, BK1407, AWB 08/9414
Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2009, BK1407, AWB 08/9414
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2009
- Datum publicatie
- 11 november 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1407
- Zaaknummer
- AWB 08/9414
Inhoudsindicatie
Toepassing MKB-vrijstelling in verliessituaties. Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/9414 IB/PVV
Uitspraakdatum: 16 oktober 2009
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 18 november 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2007 opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.735 (aanslagnummer [nummer]).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Namens verweerder is verschenen [A].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
1. In 2007 genoot eiser een bedrag aan winst uit onderneming van € 1.071. Na vermindering met de ondernemersaftrek van € 9.028 resulteerde dit in een bedrag van negatief € 7.957. De MKB-winstvrijstelling als bedoeld in artikel 3.79a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) bedroeg 10% van laatstgenoemd bedrag en dus negatief € 795. De belastbare winst uit onderneming van eiser in 2007 bedroeg negatief € 7.162, zijnde negatief € 7.957 verminderd met de MKB-winstvrijstelling van negatief € 795.
2. De belastbare winst uit onderneming, en daarmee de MKB-winstvrijstelling, is in aanmerking genomen bij de met dagtekening 7 augustus 2008 opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2007. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de voorlopige aanslag gehandhaafd.
3. Met dagtekening 6 maart 2009 is de definitieve aanslag 2007 opgelegd, waarbij de voorlopige aanslag is verrekend. Tegen de definitieve aanslag heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
4. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep en, indien het beroep ontvankelijk is, de toepassing van de MKB-winstvrijstelling.
Ontvankelijkheid
5. Vaststaat dat eiser niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de definitieve aanslag. Naar het oordeel van de rechtbank moet de definitieve aanslag voor de onderhavige procedure dan ook als onherroepelijk vaststaand worden aangemerkt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank, en gelijk het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft beslist in haar uitspraak van 26 mei 2009, BK-07/00458 (LJN BI4839), staat aan de ontvankelijkheid van een bezwaar, beroep of hoger beroep inzake een voorlopige aanslag niet in de weg dat deze voorlopige aanslag is verrekend met een definitieve aanslag, ook niet als de definitieve aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat. De omstandigheid dat het bedrag dat bij wege van voorlopige aanslag is geheven, op de voet van het bepaalde in artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is verrekend met de definitieve aanslag, heeft geen betekenis voor de schuldverhouding die door het opleggen van de voorlopige aanslag is ontstaan. Voor zowel het bedrag dat bij wege van voorlopige aanslag als het bedrag dat bij wege van definitieve aanslag wordt geheven, heeft de ontvanger een invorderingsrecht. Vaststaat dat de definitieve aanslag onherroepelijk is geworden. Naar het oordeel de rechtbank belet geen rechtsregel om bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de voorlopige aanslag, rekening te houden met alle feiten en omstandigheden die bij het geven van dat oordeel de rechter bekend zijn, waaronder het bedrag dat op de inmiddels onherroepelijk vaststaande definitieve aanslag is geheven. Derhalve behoudt belanghebbende het recht de juistheid van de voorlopige aanslag in rechte te bestrijden en behoudt hij in zoverre een belang bij die aanslag. De rechtbank acht het beroep van eiser dan ook ontvankelijk.
MKB-winstvrijstelling
7. Op grond van artikel 3.2 van de Wet IB 2001 is de belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. In artikel 3.79a, tweede lid, van de Wet IB 2001, is bepaald dat de MKB-winstvrijstelling 10% bedraagt van het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek. Uit deze bepalingen volgt dat als, zoals in dit geval, de winst uit onderneming, eventueel na vermindering met de ondernemersaftrek, negatief is, de MKB-winstvrijstelling eveneens negatief is. In dat geval vermindert de MKB-winstvrijstelling de negatieve belastbare winst (het verlies) uit onderneming.
8. Eiser stelt dat verweerder de MKB-winstvrijstelling conform de wet heeft toegepast, maar dat een bepaalde groep ondernemers onevenredig wordt benadeeld door de toepassing van die vrijstelling. Hiermee doelt eiser kennelijk op de groep ondernemers die, evenals hijzelf, zodanig beperkte winst geniet dat de MKB-winstvrijstelling bij hen negatief is en tot een vermindering van het verlies uit onderneming leidt. De onevenredige benadeling bestaat volgens eiser uit het feit dat de MKB-winstvrijstelling leidt tot een vermindering van te verrekenen verliezen en tot verhoging van drempels voor bijvoorbeeld buitengewone lasten en giften.
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat, gelet op de door hem aangevoerde onevenredige benadeling, de toepassing van de MKB-winstvrijstelling in strijd is met enig beginsel van behoorlijke wetgeving. Anders dan eiser aanneemt kan de rechtbank dit evenwel niet toetsen omdat zij dan in strijd zou handelen met de regel dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen (artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk, Stb. 1829,28).
10. Eiser heeft voorts gesteld dat de toepassing van de MKB-winstvrijstelling in strijd is met het fiscale gelijkheidsbeginsel. De rechtbank vat dit beroep op als een beroep op strijd met het gelijkheidsbeginsel zoals dat onder meer is vastgelegd in artikel 14 van het Europese Verdrag inzake de rechten van de Mens. Dit beroep faalt echter nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van gelijke gevallen. De groep ondernemers die naar de stelling van eiser onevenredig wordt benadeeld, verschilt van de rest van de ondernemers, omdat die groep een ander bedrag aan winst geniet. Dat de MKB-winstvrijstelling voor die groep andere gevolgen heeft, acht de rechtbank niet onverenigbaar met het doel van de vrijstelling, namelijk het verlagen van de belasting over winst uit onderneming.
11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. A. Zonneveld, in tegenwoordigheid van de griffier mr. U.A. Salomons.
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.