Rechtbank 's-Gravenhage, 13-11-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:21079 BK3729, AWB 08/7965
Rechtbank 's-Gravenhage, 13-11-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:21079 BK3729, AWB 08/7965
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 november 2009
- Datum publicatie
- 27 november 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3729
- Zaaknummer
- AWB 08/7965
Inhoudsindicatie
Naheffing LB/PV 2002-2003. Omkering bewijslast wegens niet voldoen aan administratie- en bewaarplicht. Berekening door verweerder van de door (anonieme) werknemers gewerkte, maar niet verantwoorde uren, is redelijk. Beroep ongegrond. Boete ambtshalve verminderd wegens overschrijding redelijke termijn.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/7965 LB/PVV
Uitspraakdatum: 13 november 2009
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
IPROCESVERLOOP
1.1.Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [nummer]) opgelegd van € 58.519. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete van € 27.537 opgelegd en eveneens bij beschikking € 10.271 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 september 2008 de naheffingsaanslag alsmede de opgelegde boete en de in rekening gebrachte heffingsrente gehandhaafd.
1.3.Eiser heeft daartegen bij brief van 3 november 2008, op diezelfde dag per fax ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Namens eiser is verschenen mr. I. de Vink. Namens verweerder zijn verschenen drs. [A] en mr. [B].
IIOVERWEGINGEN
2.Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.Eiser dreef in de jaren 2002 en 2003 een agrarisch loonbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Hij had in deze jaren werknemers in dienst en verrichtte werkzaamheden voor in ieder geval de firma's VOF [C] en [D] B.V., onder meer bestaande uit het oogsten, snijden en verwerken van ijsbergsla. Deze werkzaamheden werden in 2002 verricht in de maanden mei tot en met oktober en in 2003 in de maanden mei tot en met november. De werkzaamheden werden zowel tegen uurtarief als tegen stuksprijs verricht.
2.2.In 2002 heeft verweerder bij eiser een zogeheten startersbezoek afgelegd. Het daarvan opgemaakte rapport behoort in kopie tot de gedingstukken. Tijdens het bezoek is eiser gewezen op de administratie- en bewaarplicht ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en is voorts gebleken dat eiser wel personeel in dienst had, maar geen loonbelasting/premie volksverzekeringen afdroeg. Naar aanleiding van de bevindingen van dit bezoek is aan eiser over 2002 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen van € 65.000 opgelegd en een boete van € 16.250.
2.3.In 2007 heeft verweerder bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loon- en omzetbelasting voor aanvankelijk het jaar 2002, maar het onderzoek is vervolgens uitgebreid met het jaar 2003. Het daarvan opgemaakte controlerapport (dagtekening 26 september 2007) behoort in kopie tot de gedingstukken. Het rapport vermeldt onder meer de volgende bevindingen:
"2.1.3.Administratie
De financiële administratie met betrekking tot het jaar 2002 en 2003 zou zijn verzorgd door de heer (...). Er is in de aangetroffen administratie echter géén financiële administratie aangetroffen. Er zijn o.a. géén kasboek, bankboek, inkoopfacturen, grootboekrekeningen en jaarstukken aangetroffen.
(...)
2.1.3.1. Niet voldoen aan de administratieplicht
De administratie is zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken. Er werd onder andere het volgende geconstateerd:
- over de jaren 2002 en 2003 is er géén kasadministratie bijgehouden;
- over de jaren 2002 en 2003 is er géén inkoopboek bijgehouden;
- over de jaren 2002 en 2003 is er géén verkoopboek bijgehouden;
- over de jaren 2002 en 2003 is er géén financiële administratie gevoerd.
2.1.3.2. Niet voldoen aan de bewaarplicht
De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard:
- inkoopfacturen;
- grootboekrekeningen;
- jaarstukken;
- (enkele) urenstaten.
(...)
3.1.1. Loonbetalingen
De lonen werden volgens de inhoudingsplichtige per bank betaald.
In de aangetroffen administratie ontbreken echter de bankafschriften met betrekking tot 2002 en 2003. Het is hierdoor niet mogelijk om vast te stellen of alle loonbetalingen in de loonadministratie zijn verantwoord zijn.
3.1.2. Aansluitingen loonadministratie - financiële administratie
Er is met betrekking tot de jaren 2002 en 2003 géén financiële administratie aangetroffen. Tevens zijn er géén jaarstukken aangetroffen. Het is hierdoor niet mogelijk om vast te stellen of de loon- en inhoudingsbedragen van de loonadministratie overeenstemmen met de financiële administratie van de inhoudingsplichtige."
2.4.De onderhavige naheffingsaanslag ziet blijkens de onderdelen 3.1.4, 3.1.5, 3.1.8 en 5.5.1 van het controlerapport op de volgende correcties.
2.4.1.In 2002 en 2003 is respectievelijk € 2.767 en € 9.784 aan loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden, maar niet afgedragen. Deze bedragen worden alsnog nageheven.
2.4.2.De in 2003 ingehouden bedragen aan loonbelasting/premie volksverzekeringen zijn door eiser berekend met toepassing van de vier wekentabel. De ingehouden bedragen komen echter niet overeen met de bedragen als vermeld in de voor het jaar 2003 geldende vier wekentabel. In totaal is aldus € 833 te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden. Omdat verhaal van de te weinig ingehouden bedragen feitelijk en rechtens onmogelijk is, is de na te heffen loonbelasting/premie volksverzekeringen gebruteerd tegen 56 percent. Dit resulteert in een naheffing van € 1.299.
2.4.3.Volgens de loonadministratie over 2002 is in dat jaar door de werknemers in totaal 3.528 uur gewerkt. Volgens de door eiser uitgeschreven facturen is 1.613,50 uur gewerkt tegen uurtarief en is ter zake van de tegen stuksprijs verrichte werkzaamheden in totaal € 230.012 gefactureerd. Uitgaande van een uurtarief van € 20 komt dit laatste neer op 11.500 gewerkte uren tegen stuksprijs. Hiervan kunnen er 1.300 worden toegerekend aan eiser zelf. Het totale aantal door de werknemers gewerkte uren bedraagt derhalve (11.500 - 1.300 + 1.613,50 =) 11.813,50, waarvan er (11.813,50 - 3.528 =) 8.285,50 niet in de loonadministratie zijn verantwoord. Uitgaande van een netto-uurloon van € 6 en toepassing van het anoniementarief van 129,5 percent bedraagt de correctie over 2002 (8.285,50 x € 6 x 129,5% =) € 64.378.
2.4.4.Volgens de loonadministratie over 2003 is in dat jaar door de werknemers in totaal 9.320 uur gewerkt. Volgens de door eiser uitgeschreven facturen is 3.486,50 uur gewerkt tegen uurtarief en is ter zake van de tegen stuksprijs verrichte werkzaamheden in totaal € 258.952 gefactureerd. Uitgaande van een uurtarief van € 20 komt dit laatste neer op 12.887 gewerkte uren tegen stuksprijs. Hiervan kunnen er 1.300 worden toegerekend aan eiser zelf. Het totale aantal door de werknemers gewerkte uren bedraagt derhalve (12.887 - 1.300 + 3.486,50 =) 15.073,50, waarvan er (15.073,50 - 9.320 =) 5.753,50 niet in de loonadministratie zijn verantwoord. Uitgaande van een netto-uurloon van € 6 en toepassing van het anoniementarief van 131,2 percent bedraagt de correctie over 2003 (5.753,50 x € 6 x 131,2% =) € 45.291.
2.4.5.Op het totaal van de voormelde correcties betreffende het jaar 2002 is in mindering gebracht de onder 2.2 genoemde naheffingsaanslag van € 65.000.
2.5.De boete is opgelegd over de onder 2.4.1 en 2.4.4 genoemde correcties van € 9.784 en € 45.291 en bedraagt 50 percent.
2.6.Eiser en zijn (toenmalige) belastingadviseur zijn in de bezwaarfase gehoord. Het daarvan opgemaakte verslag vermeldt onder meer het volgende:
"De [belastingadviseur] presenteerde zowel over het jaar 2002 als over het jaar 2003 berekeningen waaruit zou moeten blijken dat het uurtarief voor aangenomen werk hoger moet zijn (resulteert in een lagere correctie) dan het uurtarief ad € 20 waar de controlerende ambtenaar in zijn berekeningen vanuit is gegaan.
(...)
De [belastingadviseur] gaf ruiterlijk toe dat niet alle uren die uitbetaald zijn ook daadwerkelijk in de loonadministratie zijn opgenomen. (...)
In de loop van het gesprek verklaarde [eiser] dat het personeel per kas en tegen afgifte van kwitanties werd uitbetaald. [eiser] weet niet waar de kwitanties zijn gebleven;"
3.Geschil
3.1.Het geschil betreft - zo is ter zitting komen vast te staan - de onder 2.4.3 en 2.4.4 genoemde correcties en zien dus op de lonen welke volgens verweerder niet in de loonadministratie van eiseres zijn opgenomen.
3.2.Eiser neemt samengevat de volgende standpunten in. De aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggende berekening van het aantal door de werknemers gewerkte uren is niet juist, omdat a) eiser zelf meer dan 1.300 uur heeft gewerkt, b) het uurtarief voor tegen stuksprijs verrichte en gefactureerde werkzaamheden veel hoger is dan € 20 en eiser (mede) op basis van stuksprijs factureerde, en c) uit niets blijkt dat er meer dan acht werknemers hebben gewerkt bij [C] en [D], hetgeen in de berekening van verweerder zou betekenen dat deze werknemers per week respectievelijk 57 uur (2002) en 63 uur (2003) zouden hebben gewerkt. Voorts is ten onrechte het anoniementarief toegepast, omdat niet aannemelijk is geworden dat eiser andere personen dan de acht in de loonadministratie verantwoorde werknemers arbeid heeft laten verrichten. Bij afweging van alle betrokken belangen had verweerder in redelijkheid niet tot deze uitgangspunten mogen komen. De naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar zijn derhalve in strijd met het beginsel van een redelijke belangenafweging en het zorgvuldigheidsbeginsel.
3.3.Verweerder heeft de standpunten van eiser gemotiveerd bestreden. Hij neemt het standpunt in dat vanwege het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht de bewijslast moet worden omgekeerd. De naheffingsaanslag berust op een redelijke schatting en eiser heeft zijns inziens niet aangetoond dat deze te hoog is. De boete is terecht opgelegd, omdat het aan opzet van eiser is te wijten dat de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen van € 9.784 en € 45.291 niet is betaald.
3.4.Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag en de boete. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.Overwegingen omtrent het geschil
4.1.Eiser heeft - ter zitting daarnaar gevraagd - verklaard niet te betwisten het standpunt van verweerder dat sprake is van omkering van de bewijslast. Het standpunt van verweerder houdt in dat eiser niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 52 AWR op hem rustende administratie- en bewaarplicht en dat om die reden op grond van artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR de bewijslast moet worden omgekeerd. In het licht van de onder 2.2 en 2.3 vermelde bevindingen geeft het standpunt van partijen geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zodat de rechtbank dienovereenkomstig oordeelt. Het vorenstaande brengt mee dat de rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaart, tenzij is gebleken - hetgeen volgens vaste jurisprudentie wil zeggen: door eiser overtuigend is aangetoond - dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
4.2.De rechtbank acht eiser niet geslaagd in het van hem verlangde bewijs. Zijn stellingen dat hij zelf in 2002 en 2003 meer dan 1.300 uur heeft gewerkt, dat het uurtarief voor tegen stuksprijs verrichte en gefactureerde werkzaamheden hoger is dan € 20 en dat hij niet meer dan acht werknemers heeft gehad, zijn niet gestaafd met enig concreet bewijs.
Hetgeen eiser heeft aangevoerd ter onderbouwing van deze stellingen acht de rechtbank, mede in het licht van de onder 2.6 weergegeven - door eiser niet betwiste - passages uit het hoorverslag onvoldoende.
4.3.Gelet op het overwogene onder 4.2 heeft eiser niet overtuigend aangetoond dat de aantallen door de werknemers gewerkte maar niet-verantwoorde uren lager zijn dan door verweerder is berekend (8.285,50 voor 2002 en 5.753,50 voor 2003) en evenmin dat hij niet heeft gewerkt met anonieme werknemers. Het gehanteerde netto-uurloon is van € 6 is door eiser niet betwist.
4.4.De rechtbank acht de onder 2.4.3 en 2.4.4 weergegeven berekeningen en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten redelijk. De berekening van de aantallen gewerkte uren berust in belangrijke mate op gegevens uit de administratie van eiser zelf alsmede - wat betreft het uurtarief van € 20 - op branchegegevens welke de rechtbank niet onredelijk of onaannemelijk voorkomen. Gezien de aantallen gewerkte uren is de veronderstelling dat eiser mede gebruik heeft gemaakt van anonieme werknemers evenmin onredelijk. De omstandigheid dat [C] en [D] niet erover hebben geklaagd dat de werkzaamheden werden verricht door hen onbekende personen noch de omstandigheid dat uitsluitend identiteitsbewijzen van de in de loonadministratie verantwoorde werknemers zijn aangetroffen, leidt de rechtbank tot een ander oordeel. Die omstandigheden sluiten niet uit dat eiser mede heeft gewerkt met anonieme werknemers van wie het bestaan zowel in de administratie van eiser als tegenover de opdrachtgevers is verzwegen. De rechtbank acht de schatting overigens ook redelijk indien er van moet worden uitgegaan dat eiser niet heeft gewerkt met anonieme werknemers. Ook in dat geval is toepassing van het anoniementarief toegestaan (HR 1 mei 1996, nr. 31 070, BNB 1996/212) en het aantal uren dat alsdan volgens eiser gemiddeld per werknemer zou zijn gewerkt (57 uur in 2002 en 63 uur in 2003) is weliswaar hoog maar niet onmogelijk.
In verband met het vorenstaande is voorts nog van belang dat de vaststelling van (de hoogte van) een belastingaanslag niet een kwestie is van belangenafweging maar van een zo juist mogelijke vaststelling van de belastingschuld zoals die uit de wet voortvloeit. In een geval als het onderhavige, waarin eiser niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 52 AWR op hem rustende verplichtingen, die er juist op zijn gericht verweerder in staat te stellen deze belastingschuld correct vast te stellen, kan verweerder volstaan met een redelijke schatting van de verschuldigde belasting. Zoals hiervoor is overwogen, is aan deze voorwaarde voldaan.
4.5.Tegen de boete zijn geen afzonderlijke klachten aangevoerd. De rechtbank ziet, afgezien van hetgeen hierna wordt overwogen omtrent de overschrijding van de redelijke termijn, evenmin aanleiding om de boete ambtshalve te vernietigen of te matigen, ook niet in het licht van de omstandigheid dat de hoogte van de naheffingsaanslag is komen vast te staan met toepassing van omkering van de bewijslast.
4.6.De boete is aangekondigd in het controlerapport van 26 september 2007. Sinds die datum tot aan de datum van deze uitspraak zijn er meer dan twee jaren verstreken. Mede gezien het uit het dossier blijkende tijdsverloop van de in die periode doorlopen fasen van de procedure is naar het oordeel van de rechtbank sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM met minder dan zes maanden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de boete van € 27.537 ambtshalve te verminderen met vijf percent.
5.Proceskosten
Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
IIIBESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking;
- vermindert de boete tot op € 26.160;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
Aldus vastgesteld door mr. I. Obbink-Reijngoud, mr. J.M. Vink en mr. A. Zonneveld, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.