Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-12-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:25898 BL2250, AWB 08/1703

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-12-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:25898 BL2250, AWB 08/1703

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
10 december 2009
Datum publicatie
5 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BL2250
Zaaknummer
AWB 08/1703

Inhoudsindicatie

X oefent door middel van haar dochtermaatschappij(en) een varkenshouderij uit. Op grond van het zogenoemde Varkensbesluit is zij wettelijk verplicht om haar varkensstallen voor een bepaalde datum aan te passen aan de nieuwe welzijnseisen. Voor de aanpassing van de stallen is een offerte opgesteld waarbij de kosten zijn begroot op € 1.180.000. Door X is voor dat bedrag in het onderhavige jaar een voorziening gevormd ten laste van de winst. Verweerder heeft deze voorziening niet geaccepteerd. In geschil is of verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat dit niet het geval is. Aan de omstandigheid dat verweerder de aangiften van twee op het onderhavige jaar volgende jaren, waarin X door haar gemaakte kosten ter zake van een stalaanpassing ten laste van de door haar gevormde voorziening boekt, heeft gevolgd, kan X niet het vertrouwen ontlenen dat verweerder de voorziening alsnog accepteerde. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, meervoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/1703 VPB

Uitspraakdatum: 10 december 2009

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X] Holding B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

IPROCESVERLOOP

1.1.Verweerder heeft met dagtekening 17 februari 2007 aan eiseres voor het jaar 2001 een aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [nummer]) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 659.377.

1.2.Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 januari 2008 de aanslag gehandhaafd.

1.3.Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 maart 2008, ontvangen bij de rechtbank op 11 maart 2008, beroep ingesteld.

1.4.Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft bij fax van 18 september 2009 een pleitnota bij de rechtbank ingediend. Een afschrift hiervan is aan verweerder verstrekt.

1.5.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2009 te 's-Gravenhage. Namens eiseres is verschenen mr. [A], tot bijstand vergezeld van mr. [B]. Namens verweerder is verschenen mr. [C].

IIOVERWEGINGEN

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.Eiseres vormt, tezamen met een aantal dochtermaatschappijen, een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Door middel van haar dochtermaatschappij(en) oefent zij op drie plaatsen een varkenshouderij uit, te weten te [Q], [Z] en [R]. Op grond van het zogenoemde Varkensbesluit (Besluit van 7 juli 1994, Stb 577), gebaseerd op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren [later: Wet Herstructurering Varkenshouderij en het daarop gebaseerde Varkensbesluit 1998], is iedere varkenshouder wettelijk verplicht om zijn varkensstallen aan te passen aan de nieuwe welzijnseisen. De aanpassing dient voor bestaande situaties, mits er geen sprake is van tussentijdse uitbreiding en/of nieuwbouw, uiterlijk per 2012 plaats te vinden. Als er geen aanpassing plaatsvindt, heeft dit voor eiseres tot gevolg dat zij met ingang van het jaar 2013 minder dieren in de huidige stallen mag houden dan wel zal zij de stallen moeten vergroten. Voor de aanpassing van de stallen te [Q] is op 14 maart 2003 op verzoek van eiseres een offerte opgesteld waarbij de kosten zijn begroot op € 1.180.000 en is door haar voor dat bedrag in het onderhavige jaar een voorziening gevormd ten laste van de winst.

2.2.Eiseres heeft aangifte vennootschapsbelasting 2001 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil en een verlies aangegeven van € 520.623. Het verlies is ontstaan door vorming van de in 2.1 vermelde voorziening.

2.3.In 2003 heeft eiseres de stallen te [Z] gedeeltelijk aangepast aan het Varkensbesluit. De kosten die zij daarvoor heeft gemaakt, heeft zij in haar aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2003 ten laste van de in 2.1 vermelde voorziening geboekt. In de bij die aangifte gevoegde jaarrekening heeft zij een toelichting gegeven op de in 2001 gevormde 'voorziening welzijnswet' en de kosten die zij in 2003 heeft gemaakt voor de aanpassing van de stallen en die in 2003 op de voorziening zijn afgeboekt.

2.4.Bij brief van 14 september 2004 schrijft verweerder aan de gemachtigde van eiseres:

"Door mij is in behandeling genomen de door u verzorgde aangifte vennootschapsbelasting 2001 van uw cliënte [eiseres]. In het kader hiervan verzoek ik u mij de volgende informatie/stukken te verstrekken.

Per ultimo 2001 is er een voorziening van € 1.180.000 getroffen met als omschrijving "welzijnswet".(...)

Verder verneem ik graag van u op welke gronden de voorziening ten laste van het fiscale resultaat is gebracht. (...)"

2.5.Bij brieven van 30 december 2004 en 22 augustus 2006 en tijdens een bespreking op 15 november 2005 met verweerder heeft de gemachtigde van eiseres uitgebreid gemotiveerd waarom hij vindt dat eiseres een 'voorziening welzijnswet' kan vormen en waarom de reeds door eiseres gevormde voorziening volgens hem tot een te laag bedrag is gevormd. In de brief van 22 augustus 2006 schrijft gemachtigde onder meer aan verweerder:

(...)"In 2003 heeft [eiseres] allereerst gedeeltelijk de stallen te [Z] aangepast aan het Varkensbesluit. Een gedeelte van de zeugenhuisvesting is aangepast en er heeft een stuk aanbouw plaatsgevonden. De kosten hiervan groot € 243.068 zijn ten laste van de voorziening geboekt. De stand van de voorziening ultimo 2003 zal derhalve naar verwachting voor de aanpassing van de stallen te [Q] en [R] en het resterende gedeelte te [Z] niet voldoende zijn.(...)"

2.6.Bij brief van 5 september 2006 schrijft verweerder aan de gemachtigde van eiseres:

"(...) Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat de gedane en nog te verrichten uitgaven dienen te worden gematched aan de toekomstige bedrijfsuitoefening en als zodanig te worden geactiveerd. De kosten komen daarna in de eventuele afschrijvingen tot uitdrukking. Ik ben derhalve voornemens de voorziening niet te accepteren en op te nemen in de fiscale winst. De uitgave in 2003 dient als gevolg hiervan te worden geactiveerd. Ik zie uw reactie op deze brief gaarne spoedig tegemoet. (...)"

2.7.Bij brief van 5 februari 2007 schrijft verweerder aan de gemachtigde van eiseres:

"(...) Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat de voorziening "welzijnswet" fiscaal niet toelaatbaar is. De heersende leer voortkomende uit het Compostarrest blijft naar mijn mening onverkort van toepassing. Ik zal bij het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting 2001 de dotatie aan de voorziening corrigeren. Als gevolg hiervan zal de aangegeven belastbare winst met € 1.180.000 worden verhoogd en zal het belastbare bedrag worden vastgesteld op € 659.377.

2.8.Met dagtekening 17 februari 2007 heeft verweerder de aanslag vennootschapsbelasting 2001 vastgesteld. Het belastbare bedrag, zoals dit uit de aanslagen blijkt, heeft hij als volgt berekend:

Door eiseres aangegeven verlies: € 520.623 negatief

Correctie voorziening welzijnswet: € 1.180.000

Vastgesteld belastbaar bedrag € 659.377

2.9.Met dagtekening 28 februari 2007 heeft verweerder de aanslag vennootschapsbelasting 2002 conform de door eiseres ingediende aangifte vastgesteld.

2.10.Op 18 oktober 2007 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres. Tijdens deze bespreking heeft verweerder de gemachtigde van eiseres geïnformeerd dat zijn zienswijze met betrekking tot het al dan niet terecht vormen van de in het geding zijnde voorziening niet is veranderd, te weten dat hij deze niet accepteert. Op 25 oktober 2007 heeft er wederom een gesprek over het al dan niet terecht vormen van de voorziening plaatsgevonden tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres.

2.11.Met dagtekening 31 oktober 2007 is de aanslag vennootschapsbelasting 2003 conform de door eiseres ingediende aangifte vastgesteld.

2.12.Bij brief van 13 november 2007 schrijft verweerder aan de gemachtigde van eiseres:

"Vandaag hebben we telefonisch met elkaar gesproken en heb ik u medegedeeld dat ik uw bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2001 t.n.v. [eiseres] zal afwijzen. (...)"

Geschil

3.1.Uiteindelijk is nog in geschil of verweerder, door het niet accepteren van de in 2.1 vermelde voorziening, heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel.

3.2.Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de belastingaanslag tot nihil en vaststelling van het verlies over het onderhavige jaar op € 520.623 en subsidiair tot vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 416.291 (€ 659.377 -/- 243.086)

3.3.Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

IIIBEOORDELING

4.1.Indien de belastinginspecteur bij een belastingplichtige het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat het standpunt van die belastingplichtige zal worden gevolgd, kan de toepassing van de wet hierdoor opzij worden gezet. De gerechtvaardigdheid van het vertrouwen hangt af van de waardering van - voor zoveel nodig in onderlinge samenhang te beoordelen - omstandigheden die bij de belastingplichtige de indruk hebben kunnen wekken dat een door de inspecteur gedurende een aantal jaren betreffende dezelfde aangelegenheid gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling (Hoge Raad 13 december 1989, nr. 25.077, BNB 1990/119).

4.2.Eiseres stelt dat door het handelen van verweerder bij haar de stellige indruk is ontstaan dat verweerder haar standpunt met betrekking tot het vormen van de voorziening, uiteindelijk (toch) had overgenomen. Het ligt op de weg van eiseres om feiten en omstandigheden aan te voeren1 en, bij betwisting door verweerder, aannemelijk te maken die bij haar redelijkerwijs die indruk hebben kunnen wekken.

4.3.Ter onderbouwing van de in 4.2 vermelde stelling voert eiseres de volgende feiten en omstandigheden aan. Er is volgens eiseres met betrekking tot het jaar 2003 sprake van een aangifte waarin eiseres de voor die aanslag van belang zijnde aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde heeft gesteld. Het gaat bovendien, aldus eiseres, in 2003 om dezelfde aangelegenheid als in 2001. De door eiseres genoemde omstandigheden zijn:

- In het kader van de aanslagregeling en bezwaarprocedure over het jaar 2001 is uitvoerig gecorrespondeerd en gesproken over het vormen van een voorziening in het boekjaar 2001;

- In de jaarstukken 2003, die bij de aangifte vennootschapsbelasting 2003 waren gevoegd, is verweerder op de hoogte gesteld van de gemaakte kosten van stalaanpassingen in de jaren 2002 en 2003 en de fiscale verwerking daarvan. Met betrekking tot het jaar 2003 is een bedrag van € 243.068 ten laste van de in 2001 gevormde voorziening gebracht;

- In de brief van gemachtigde van 22 augustus 2006 aan verweerder (zie 2.5 hiervoor) is de fiscale verwerking van de in 2003 gemaakte kosten nogmaals aan de orde gesteld;

- De aanslag vennootschapsbelasting 2002 is conform de door eiseres ingediende aangifte vastgesteld;

- Op 25 oktober 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen gemachtigde en verweerder, waarbij uitdrukkelijk aan de orde is gekomen dat de kosten van de stalaanpassingen in 2003 ten laste van de voorziening zijn gebracht. Tijdens dit gesprek heeft verweerder naar eiser stelt en door verweerder niet is weersproken, toegezegd het beroep van eiseres op opgewekt vertrouwen in verband met het besluit van de staatssecretaris van 11 november 2004, nr. CPP2004/814M nader te zullen beoordelen en, na intern overleg, terug te komen op de vraag of dit beroep gehonoreerd kon worden;

- Vervolgens heeft verweerder de aanslag vennootschapsbelasting 2003, ondanks dat hij eerder het standpunt innam dat de uitgaven dienden te worden geactiveerd en dat daarop diende te worden afgeschreven, conform de door eiseres ingediende aangifte vastgesteld zonder enige opmerking over of afwijking van de aangifte.

4.4.Naar het oordeel van de rechtbank hebben de in 4.3 vermelde omstandigheden, afzonderlijk dan wel tezamen bezien, bij eiseres redelijkerwijs niet de indruk kunnen wekken dat verweerder het nadere standpunt had ingenomen dat de onderhavige voorziening in 2001 terecht was gevormd. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.

4.5.De rechtbank acht van belang dat uit de gedingstukken blijkt dat verweerder in elk geval tot en met de bespreking van 18 oktober 2007, derhalve tot na het indienen van de aangiften vennootschapsbelasting 2002 en 2003, na de ontvangst van de in 2.5 geciteerde brief van gemachtigde en na de ontvangst door eiseres van de aanslag vennootschapsbelasting 2002 (zie 2.9 hiervoor), telkenmale uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt heeft ingenomen dat de voorziening ten onrechte is gevormd (zie 2.6, 2.7 en 2.10 hiervoor).

4.6.Dat tijdens de bespreking van 25 oktober 2007 de fiscale verwerking van de in 2003 gemaakte kosten nogmaals aan de orde is gesteld, dat verweerder tijdens die bespreking heeft toegezegd intern te overleggen over het beroep van eiseres op het in 4.3 vermelde besluit van de staatssecretaris, dat verweerder daar nog op zou terugkomen en dat hij vervolgens de aanslag vennootschapsbelasting 2003, zonder enige opmerking, conform de door eiseres ingediende aangifte heeft vastgesteld, maakt het in 4.4 vermelde oordeel niet anders. De rechtbank acht hierbij van belang dat verweerder zich telkens uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat geen voorziening kon worden gevormd over het jaar 2001 en dat niet is gesteld, noch is gebleken dat verweerder tijdens de bespreking van 25 oktober 2007, naast hetgeen hiervoor is vermeld, een uitlating heeft gedaan, waaruit eiseres zou kunnen afleiden dat verweerder akkoord zou gaan met haar standpunt met betrekking tot het vormen van de voorziening. Evenmin zijn in de periode van 18 tot en met 31 oktober 2007 andere relevante omstandigheden gesteld noch gebleken. Bovendien heeft verweerder op 13 november 2007 tijdens een telefoongesprek met gemachtigde (zie 2.12 hiervoor) hem wederom geïnformeerd dat hij de voorziening nog steeds niet accepteerde.

4.7.De omstandigheid dat verweerder, ondanks zijn standpunt dat geen voorziening kon worden gevormd maar dat de gemaakte kosten (de gedane uitgaven) in het desbetreffende jaar op de fiscale balans dienden te worden geactiveerd en eventueel te worden afgeschreven, de aangiften vennootschapsbelasting 2002 en 2003 heeft gevolgd, doet evenmin af aan het in 4.4 vermelde oordeel. De rechtbank acht hierbij van belang dat verweerder zich telkens uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat geen voorziening kon worden gevormd over het jaar 2001, dat hij ook na het vaststellen van de aanslag over het jaar 2002 (zie 2.9 en 2.10 hiervoor) zich wederom op dit standpunt stelde en dat niet is gebleken dat verweerder, afgezien van het enkele door hem volgen van de aangifte over het jaar 2003, zonder eiseres (wederom) te berichten dat hij nog steeds van mening was dat geen voorziening kon worden gevormd, enig ander handelen heeft verricht of uitlatingen jegens eiseres heeft gedaan waaruit eiseres kon afleiden dat verweerder zijn standpunt had verlaten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voor de jaren 2002 en 2003 het vormen van de voorziening als zodanig geen invloed had op de winst van eiseres met betrekking tot die jaren, anders dan dat eventueel ten laste van de voorziening gebrachte kosten bij het niet bestaan van de voorziening, zouden moeten worden geactiveerd en door middel van afschrijvingen (deels) ten laste van de winst zouden zijn gekomen. Uit de omstandigheid dat verweerder de aangiften niet heeft gecorrigeerd, ongeacht zijn standpunt met betrekking tot de verwerking van de in 2003 gedane uitgaven, afzonderlijk dan wel tezamen bezien met de andere door eiser gestelde feiten en omstandigheden valt evenwel geen standpuntbepaling door verweerder in vorenbedoelde zin te destilleren.

4.8.De subsidiaire stelling van eiseres dat tot een bedrag van € 243.086 (te weten de kosten van de verbouwing en aanbouw in 2003) wel sprake is van handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel dient op dezelfde grond als het primaire standpunt van eiseres te worden verworpen. Zoals de rechtbank in 4.7 heeft geoordeeld, heeft de aanslagregeling over 2003 geen in rechte te honoreren vertrouwen bij eiseres opgewekt voor het jaar 2001.

4.9.Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

IVBESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, mr. J.M. van Kempen en mr. E.J.W. Heithuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.R.M. Dekker.

Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.