Rechtbank 's-Gravenhage, 13-01-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:1015 BL0874, AWB 08/4849
Rechtbank 's-Gravenhage, 13-01-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:1015 BL0874, AWB 08/4849
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 januari 2010
- Datum publicatie
- 27 januari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BL0874
- Zaaknummer
- AWB 08/4849
Inhoudsindicatie
Faillissement eiseres. Verweerder verzoekt om ontslag van instantie. Het bepaalde in artikel 6 EVRM staat aan ontslag van instantie in de weg voor zover het de boete betreft. Beroep in zoverre gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/4849 OB
Uitspraakdatum: 13 januari 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
IFEITEN EN PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd (aanslagnummer [nummer]), alsmede bij beschikking een boete van € 4.537.
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 mei 2008 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen per faxbericht van 29 augustus 2008 beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Op 1 september 2009 is eiseres in staat van faillissement verklaard.
1.6. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 2 september 2009 aan de gemachtigde van eiseres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2009 te 's-Gravenhage.
Eiseres noch haar gemachtigde is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [A] en [B].
1.8. Verweerder heeft ter zitting op de voet van artikel 8:22 van de Awb in samenhang met artikel 27 van de Faillissementswet de rechtbank verzocht de zitting te schorsen opdat hij de gelegenheid zou hebben om binnen een door de rechtbank te stellen termijn de curator op te roepen het geding over te nemen. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd.
1.9. Bij brief van 9 november 2009, door de rechtbank ontvangen op 11 november 2009, heeft de curator meegedeeld dat hij de procedure niet wenst over te nemen.
1.10. Bij brief van 23 november 2009, door de rechtbank ontvangen op 25 november 2009, heeft verweerder op de voet van artikel 27, tweede lid, van de Faillissementswet, de rechtbank verzocht om ontslag van instantie te verlenen.
1.11. De rechtbank heeft bij brieven van 16 december 2009 eiseres en de curator in de gelegenheid gesteld om zich over het verzoek van verweerder uit te laten.
1.12. Bij brief van 5 januari 2010, door de rechtbank op dezelfde dag ontvangen, heeft de curator meegedeeld dat hij akkoord gaat met ontslag van instantie in de onderhavige procedure.
IIOVERWEGINGEN
2.1. Artikel 27, tweede lid, van de Faillissementswet, biedt een gedaagde de mogelijkheid ontslag van instantie te vragen indien de curator geen gehoor geeft aan een oproep van de gedaagde tot overname van het geding van de gefailleerde.
2.2. Nu de curator geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van verweerder het geding van eiseres over te nemen en eiseres in de gelegenheid is gesteld op de vordering tot ontslag van instantie te reageren, is naar het oordeel van de rechtbank aan de vereisten van artikel 27, tweede lid, van de Faillissementswet, voldaan. De rechtbank zal het verzoek van verweerder tot ontslag van instantie dan ook toewijzen, doch alleen voor zover het de naheffingsaanslag betreft. Met betrekking tot de aan eiseres opgelegde boete is de rechtbank van oordeel dat, nu hier sprake is van een strafoplegging, het bepaalde in artikel 6 EVRM zich ertegen verzet dat de enkele faillietverklaring tot gevolg heeft dat die strafoplegging niet meer door de rechter kan worden getoetst. De rechtbank overweegt met betrekking tot de boete dan ook als volgt.
2.3. Bij beschikking van 26 mei 2007 is aan eiseres op de voet van het bepaalde in artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een vergrijpboete opgelegd van 10% van de nageheven belasting.
2.4. Ingevolge artikel 67f, eerste lid, van de AWR, kan aan de belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens opzet of grove schuld is te wijten dat omzetbelasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald.
2.5. Gesteld noch gebleken is dat het aan opzet of grove schuld van eiseres is te wijten dat de omzetbelasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. De boete kan mitsdien niet in stand blijven.
Anders dan verweerder stelt, brengt het feit dat in het controlerapport van 18 april 2007 is aangekondigd dat aan eiseres op de voet van artikel 67c van de AWR een verzuimboete zal worden opgelegd, niet met zich dat de aan eiseres opgelegde boete kan worden aangemerkt als een verzuimboete.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep voor zover het de naheffingsaanslag betreft niet-ontvankelijk te worden verklaard en dient het beroep gegrond te worden verklaard voor zover het de boetebeschikking betreft.
Proceskosten
2.7. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
IIIBESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover het de naheffingsaanslag betreft niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover het de boetebeschikking betreft gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder de kosten van het beroep ten bedrage van € 322 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 145 aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, mr. S.K.A. Efstratiades en mr. E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.M.M.A. van der Vegt.
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.