Rechtbank 's-Gravenhage, 20-01-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:2198 BL3729, AWB 08/7313
Rechtbank 's-Gravenhage, 20-01-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:2198 BL3729, AWB 08/7313
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 20 januari 2010
- Datum publicatie
- 12 februari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BL3729
- Zaaknummer
- AWB 08/7313
Inhoudsindicatie
Naheffing ter zake van vergoedingen voor gebruik kamers. Geen vrijgestelde kamerverhuur. Vanuit de afnemer van de prestatie (prostituant) bezien is er sprake van één dienst, te weten het gelegenheid geven tot het hebben van seksuele omgang. Eiseres en niet de prostituee verricht de prestatie aan de prostituant. Zowel de vergoedingen voor het gebruik van de kamers als de vergoedingen voor de seksuele diensten zijn terecht aan eiseres toegerekend. Vermindering vergrijpboete wegens overschrijding redelijke termijn als bedoeld in 6 EVRM. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/7313 OB
Uitspraakdatum: 20 januari 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X] h/o [Y], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
IPROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd (aanslagnummer [nummer]) van € 49.031, vermeerderd met € 5.466 heffingsrente, alsmede bij beschikking een boete van € 24.515.
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 september 2008 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij faxbericht, welk bericht bij de rechtbank op 6 oktober 2008 is ontvangen, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2009 te 's-Gravenhage.
Eiseres is daar in persoon verschenen, tezamen met haar gemachtigde, mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen [B], [C], mr. [D] en [E].
1.7. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
1.8. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de beroepen van eiseres onder procedurenummers AWB 08/6435 LB/PVV, AWB 08/7312 OB en AWB 08/7314 OB.
Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd, wordt geacht ook te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
1.9. Eiseres exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een onderneming onder de naam [Y] (hierna: de onderneming) aan de A-weg te Y.
1.10. Bij de Kamer van Koophandel staat de onderneming ingeschreven als kamerverhuurbedrijf.
1.11. Door de gemeente Y is in 2001 aan eiseres een vergunning verleend voor de exploitatie van een seksinrichting.
1.12. Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld waarvan met dagtekening 25 oktober 2006 een rapport is uitgebracht. Een afschrift van dit rapport behoort tot de gedingstukken.
1.13. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres gelegenheid biedt tot het hebben van seksuele omgang en dat zij om die reden 19% omzetbelasting is verschuldigd over alle door haar ontvangen vergoedingen ter zake. Verweerder heeft daarom onder meer naheffingsaanslagen opgelegd voor de opbrengsten ter zake van de seksuele diensten van de prostituees.
1.14. Uit het onder 1.12. vermelde rapport blijkt dat eiseres over het onderhavige tijdvak van naheffing volgens haar Verlies- en Winstrekeningen meer omzetbelasting is verschuldigd dan zij op de aangiften over die periode heeft voldaan (hierna: de aansluitingsverschillen). Voor die aansluitingsverschillen heeft verweerder de hier in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.
Geschil
1.15. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht heeft nageheven over de aansluitingsverschillen. Voorts is tussen partijen in geschil of de boete terecht is opgelegd.
1.16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat over deze opbrengsten niet kan worden nageheven nu zij uitsluitend kamers verhuurt en zij aldus voor de omzetbelasting uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van vrijgestelde verhuur van kamers maar van het gelegenheid geven tot prostitutie, welke prestatie is belast met 19%.
1.17. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.
1.18. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.19. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
II OVERWEGINGEN
2.1. Vast staat dat eiseres in het tijdvak van naheffing over een deel van haar opbrengsten ter zake van het gebruik van de kamers omzetbelasting heeft voldaan en dat zij over de rest van die opbrengsten geen omzetbelasting dan wel te weinig omzetbelasting heeft voldaan.
2.2. Bij haar uitspraak van heden met procedurenummer 08/7312 OB heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres één prestatie verricht bestaande uit het gelegenheid geven tot seksuele omgang. Hiervan uitgaande dient de gehele door eiseres ontvangen vergoeding, dus ook die voor het gebruik van de kamers, aan eiseres te worden toegerekend en dient zij hierover omzetbelasting te voldoen naar het algemene tarief. Verweerder heeft dan ook terecht het verschil tussen het totale op aangiften betaalde bedrag en het volgens de administratie van eiseres verschuldigde bedrag nageheven. Gesteld noch gebleken is dat verweerder daarbij van onjuiste bedragen is uitgegaan.
2.3. Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat zij naast de terbeschikkingstelling van de kamers in het kader van de seksuele dienstverlening nog andere prestaties heeft verricht welke kunnen worden aangemerkt als vrijgestelde verhuur, oordeelt de rechtbank dat dit niet aannemelijk is gemaakt.
2.4. Dat de rechtbank in haar beslissing in procedurenummer 08/7312 OB heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag voor zover die betrekking heeft op de seksuele diensten op grond van het vertrouwensbeginsel niet in stand kan blijven, brengt niet mee dat ook de correcties over de aansluitingsverschillen moeten komen te vervallen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder bij eiseres het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat een deel van de opbrengsten voor het gebruik van de kamers als vrijgesteld kan worden aangemerkt dan wel belast zou zijn naar het verlaagde tarief.
2.5. Verweerder heeft voor de aansluitingsverschillen een vergrijpboete van 50% opgelegd omdat eiseres naar zijn opvatting opzettelijk te weinig omzetbelasting heeft voldaan. Blijkens de Verlies- en Winstrekeningen van eiseres was zij over het jaar 2003 een bedrag van € 23.222 en over het jaar 2004 een bedrag van € 27.482 verschuldigd. Desondanks heeft zij over het jaar 2003 slechts een bedrag van € 3.492 op aangiften voldaan en over het jaar 2004 per saldo op aangiften een bedrag teruggevraagd van € 4.258. Dit zijn dermate substantiële verschillen dat deze eiseres niet kunnen zijn ontgaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan opzet van eiseres is te wijten dat zij te weinig belasting op aangiften heeft voldaan.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat geen sprake is van opzet of grove schuld omdat de aansluitingsverschillen het gevolg zijn van haar pleitbare standpunt dat sprake is van vrijgestelde verhuur van kamers. Dit vindt immers geen steun in de feiten nu de opbrengsten in de administratie van eiseres als belast zijn aangemerkt en zij ook daadwerkelijk een deel van die verschuldigde belasting wel op de aangiften heeft voldaan.
De vergrijpboete is, nu deze betrekking heeft op de aansluitingsverschillen, mitsdien terecht aan eiseres opgelegd.
2.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
(Ambtshalve beoordeling) redelijke termijn
2.7. In het rapport van het boekenonderzoek heeft verweerder zijn voornemen om een boete op te leggen aan eiseres kenbaar gemaakt. Dit rapport is op 25 oktober 2006 aan eiseres toegestuurd. Tussen die kennisgeving en deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan drie jaar verstreken. Dit levert een overschrijding van de redelijke termijn op van meer dan één jaar. De rechtbank ziet hierin reden de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM te matigen met 10%, derhalve tot op € 22.063 (€ 24.515 -/- € 2.451,50).
Proceskosten
2.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
IIIBESLISSING
De rechtbank:
* verklaart het beroep ongegrond;
* vernietigt de uitspraak op bezwaar, doch enkel voor zover deze betrekking heeft op de beslissing omtrent de vergrijpboete;
* stelt de vergrijpboete vast op een bedrag van € 22.063.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, mr. S.K.A. Efstratiades en mr. E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.M.M.A. van der Vegt.
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.