Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-02-2010, BL5737, AWB 08/6827

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-02-2010, BL5737, AWB 08/6827

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 februari 2010
Datum publicatie
24 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BL5737
Zaaknummer
AWB 08/6827

Inhoudsindicatie

Eiser woont in België en heeft ƒ 12.000.000 geleend een Nederlandse BV waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. In 2001 heeft eiser deze vordering met ƒ 1.600.000 afgewaardeerd. In geschil is of eiser dit verlies als (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden op zijn binnenlandse inkomen in aftrek kan brengen. De rechtbank oordeelt dat het resultaat niet is onder te brengen onder de inkomensbestanddelen die worden genoemd in de artikelen 6 tot en met 21 van het (oude) belastingverdrag met België en daarom behoren tot de inkomensbestanddelen die zijn bedoeld in artikel 22 van dat verdrag, welke slechts in de woonstaat belastbaar zijn. Omdat eiser in België woont en niet heeft geopteerd voor binnenlandse belastingplicht, kan hij het verlies op de vordering niet op zijn binnenlandse inkomen in aftrek brengen. De rechtbank verwerpt het betoog van eiser dat het oude belastingverdrag met België niet mede zou zien op deze inkomsten. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, afdeling 4, meervoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/6827 IB/PVV

Uitspraakdatum: 24 februari 2010

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], wonende te [Z] (België), eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

IPROCESVERLOOP

1.1Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Nu eiser voor het jaar 2001 aangifte heeft gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 244.628 negatief, ligt in deze aanslag een voor bezwaar vatbare beschikking besloten waarvan het verlies uit werk en woning voor 2001 is vastgesteld op nihil (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).

1.2Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 augustus 2008 de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

1.3Eiser heeft daartegen bij brief van 12 september 2008, ontvangen bij de rechtbank op 15 september 2008, beroep ingesteld.

1.4Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2009 te Den Haag.

Namens eiser is drs. [A] daar verschenen. Namens verweerder is mr. [B] verschenen, bijgestaan door mr. [C].

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.6Eiser woont vanaf 1995 in het Belgische [Z] en is enig aandeelhouder van [Y] Beheer B.V. (hierna: Beheer BV).

1.7In december 1998 heeft eiser ƒ 9.500.000 geleend aan Beheer BV en op 20 juli 1999 nog eens ƒ 500.000, zodat de vordering van eiser op Beheer BV op 1 januari 2001 ƒ 10.000.000 bedroeg. Op 1 maart 2001 heeft eiser ƒ 1.000.000 aan Beheer BV uitgeleend en op 23 augustus 2001 nog eens ƒ 1.000.000. In 2001 heeft eiser ook de aankoop van een pand door Beheer BV gefinancierd met ƒ 750.000. Per 31 december 2001 had eiser derhalve een vordering op Beheer BV van ƒ 12.750.000 (€ 5.785.697).

1.8Van de in 1.7 genoemde leningen zijn bij verstrekking daarvan geen schriftelijke overeenkomsten opgemaakt. Wel is in februari 2002 een zogenoemde overeenkomst van geldlening opgemaakt waarin Beheer BV verklaart aan eiser ƒ 12.000.000 verschuldigd te zijn.

1.9Voor de heffing van IB heeft eiser niet geopteerd voor binnenlandse belastingplicht. Voor het jaar 2001 heeft hij een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 244.628 negatief, dat als volgt is gespecificeerd:

tabel 1

Alle hierboven genoemde bedragen hebben betrekking op eisers vordering op Beheer BV.

1.10Bij het vaststellen van de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking heeft verweerder het resultaat uit overige werkzaamheden niet geaccepteerd. De aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking zijn vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

Geschil

1.11In geschil is of eiser de vordering op Beheer BV terecht met € 726.048 (ƒ 1.600.000) heeft afgewaardeerd en of hij dit bedrag als negatief resultaat uit overige werkzaamheden op zijn belastbare inkomen uit werk en woning in aftrek kan brengen, hetgeen eiser stelt en verweerder bestrijdt.

1.12Ter motivering van zijn standpunt heeft eiser - kort weergegeven - aangevoerd dat de vordering, ingevolge de daartoe strekkende bepalingen in de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001, per 1 januari 2001 dient te worden gewaardeerd op de historische verkrijgingsprijs van ƒ 10.000.000 (€ 4.537.802). Omdat Beheer BV op 31 december 2001 een negatief vermogen heeft van ruim € 4,3 miljoen en in latere jaren de vermogenspositie van Beheer BV nog verder verslechterde, brengen de regels van goed koopmansgebruik, meer in het bijzonder het voorzichtigheidsbeginsel, mee dat een afwaardering van € 726.048 alleszins gerechtvaardigd is.

Ter zitting heeft eiser het standpunt ingenomen dat de zogenoemde "tbs-regeling" een typisch Nederlandse regeling is die niet wordt overruled door de bepalingen in het oude Belastingverdrag met België. Dat verdrag sloot, aldus eiser, in zoverre niet aan op de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en is daarom in een geval als het onderhavige niet toepasbaar.

1.13Verweerder heeft primair het standpunt ingenomen dat op grond van de verdragsbepalingen tussen Nederland en België de belastingheffing ter zake van de waardeverandering van een grensoverschrijdende vordering aan de woonstaat is toegewezen.

Subsidiair heeft verweerder gesteld dat aan de geldverstrekkingen iedere zakelijkheid ontbreekt. Daarom mag eiser de afwaardering niet ten laste van zijn "tbs-resultaat" brengen.

Meer subsidiair stelt verweerder dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de financiële positie van Beheer BV een afwaardering van de vordering rechtvaardigt.

1.14Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies uit werk en woning op € 244.628.

1.15Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

IIOVERWEGINGEN

2.1Ingevolge artikel 22 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belastingen op het gebied van belastingen naar inkomen en naar vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, gesloten te Brussel op 19 oktober 1970 (hierna: het Verdrag), zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten, waarop de voorgaande artikelen van het Verdrag geen toepassing vinden, slechts in die Staat (hierna: de woonstaat) belastbaar.

2.2Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat een eventuele afwaardering van eisers vordering op Beheer BV moet worden aangemerkt als een (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.92, tweede lid, onder 1°, van de Wet IB 2001. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dergelijke inkomsten niet onder te brengen onder de inkomensbestanddelen die worden genoemd in de artikelen 6 tot en met 21 van het Verdrag. Zij behoren daarom tot de inkomensbestanddelen die zijn bedoeld in artikel 22 van het Verdrag, welke slechts in de woonstaat belastbaar zijn. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn betoog dat het Verdrag niet op deze inkomsten ziet. Waardeveranderingen van vorderingen op een vennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft worden in Nederland door de werking van de artikelen 3.90 en 3.92 van de Wet IB 2001 in de inkomstenbelasting betrokken. Dat dit een specifiek Nederlandse regeling is, doet er niet aan af dat het om reële vermogenswinsten (en -verliezen) gaat. De toewijzing van de heffingsbevoegdheid aan de woonstaat in artikel 22 van het Verdrag geldt ook voor deze en andere soortgelijke vermogenswinsten (en -verliezen). Voor eisers andersluidende standpunt is, naar het oordeel van de rechtbank, geen steun te vinden in het Verdrag .

2.3Vaststaat dat eiser in België woont en niet heeft geopteerd voor binnenlandse belastingplicht in Nederland. Ingevolge artikel 22 van het Verdrag is de belastingheffing ter zake van de waardeverandering van de vordering op Beheer BV daardoor slechts in België belastbaar. Dit heeft tot gevolg dat eiser het daaruit voortvloeiende verlies niet op zijn binnenlandse inkomen in aftrek kan brengen. Reeds hierom moet worden geoordeeld dat het gelijk aan de zijde van verweerder is. Hetgeen partijen voor het overige over en weer heb-ben aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.

2.4Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

IIIBESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. T. van Rij, mr. J.P.F. Slijpen en mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier H. van Lingen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.