Rechtbank 's-Gravenhage, 25-03-2010, BL9994, AWB 09/6512
Rechtbank 's-Gravenhage, 25-03-2010, BL9994, AWB 09/6512
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 25 maart 2010
- Datum publicatie
- 15 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BL9994
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3880, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB 09/6512
Inhoudsindicatie
30%-regeling van toepassing voor eerste pijpfitter. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/6512 LB
Uitspraakdatum: 25 maart 2010
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 29 juli 2009 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van 18 juni 2009 waarbij het verzoek om toepassing van de zogenoemde 30%-regeling voor de werknemer van eiseres [A] is afgewezen.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2010.
Namens eiseres zijn verschenen haar directeur [B], bijgestaan door [C], alsmede haar gemachtigde mr. [D]. Namens verweerder is verschenen [E].
II BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking van 18 juni 2009;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking vast te stellen waarbij het verzoek om toepassing van de 30%-regeling voor de periode van 1 juni 2009 tot 1 augustus 2017 wordt ingewilligd;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder de kosten van het beroep ten bedrage van € 644 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
III OVERWEGINGEN
1. De ondernemingsactiviteiten van eiseres bestaan uit het aanleggen van pijpleidingen, alsmede de uitoefening van het metaalconstructiebedrijf en het uitoefenen van een steamtracing en smallborebedrijf. Eiseres voert omvangrijke projecten uit voor bedrijven, veelal voor grote bedrijven op de Maasvlakte.
2. [A], geboren op [geboortedatum] 1959, heeft de Duitse nationaliteit en is woonachtig in Duitsland. Op het curriculum vitae van [A] staat vermeld dat hij van 1976 tot en met 1978 een opleiding tot "Instandhaltungsmechaniker" heeft genoten, dat hij onder meer speciale kennis heeft op het gebied van "Autogenes Schweißen", "MAG Schweißen", "Elektrohandschweißen" en "Brennschneiden" en dat hij in de periode vanaf 1980 tot juli 2007 in Duitsland werkzaam is geweest als "Instandhaltungsmechaniker" (1980 tot 1991) en "Rohrvorrichter" (1991 tot juli 2007).
3. Op 1 augustus 2007 is [A] bij eiseres in dienst getreden als eerste pijpfitter. De arbeidsovereenkomst is op 18 juli 2007 gesloten. Het brutoloon bedraagt € 2.900 (exclusief reiskostenvergoeding) per maand. In mei 2007 heeft [A] in Duitsland een brutoloon van € 3.878,36 (inclusief reiskostenvergoeding van € 1.274 en maaltijdvergoeding van € 858) genoten.
4. Op 13 mei 2009 hebben eiseres en [A] verweerder verzocht om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 augustus 2007. Verweerder heeft het verzoek bij beschikking van 18 juni 2009 afgewezen.
5. In geschil is of [A] in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter a, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) behoren tot het belastbare loon niet de zogenoemde vrije vergoedingen. Ingevolge artikel 15a, eerste lid, onderdeel j, van de Wet zijn, onder bepaalde voorwaarden, vergoedingen die een inhoudingsplichtige aan een werknemer verstrekt ter zake van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst tot ten hoogste 30% van het loon als vrije vergoeding aan te merken. In artikel 9, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: het Besluit) is de zogenoemde bewijsregel opgenomen die ten aanzien van ingekomen werknemers, enigszins vereenvoudigd, inhoudt dat vergoedingen tot 30% van het loon worden geacht vergoedingen van extraterritoriale kosten te zijn.
6. In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit wordt - voor zover hier van belang - onder een ingekomen werknemer verstaan: een door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven werknemer in de zin van artikel 2 van de Wet, met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.
Ingevolge artikel 9a van het Besluit wordt bij de beoordeling van de vraag of een ingekomen werknemer specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is in onderlinge samenhang rekening gehouden met de volgende factoren, voor zover relevant:
a. het niveau van de door de werknemer gevolgde opleiding;
b. de voor de functie relevante ervaring van de werknemer;
c. het beloningsniveau van de onderhavige functie in Nederland in verhouding tot het beloningsniveau in het land van herkomst van de werknemer.
7. Op eiseres rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat [A] bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst op 18 juli 2007 een specifieke deskundigheid bezat die op de Nederlandse markt niet of schaars aanwezig was. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin geslaagd. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
8. Eiseres heeft van twee uitzendbureau's schriftelijke verklaringen uit juli 2009 ingebracht, waarin staat dat het steeds lastiger wordt om eerste pijpfitters met de Nederlandse nationaliteit te werven. Voorts heeft eiseres gesteld dat een groot deel van de bij haar in dienst zijnde pijpfitters uit het buitenland afkomstig is en dat aan een aantal van hen tewerkstellingsvergunningen zijn verleend. Eiseres heeft daartoe ter zitting als bewijs een kopie van een tewerkstellingsvergunning van één van haar werknemers, een pijpfitter, gevoegd. Deze vergunning was geldig tot 22 september 2007 en is daarna, naar eiseres heeft gesteld, verlengd. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het aannemelijk dat er rond het tijdstip van het sluiten van de arbeidsovereenkomst tewerkstellingsvergunningen aan pijpfitters uit het buitenland zijn afgegeven. Eiseres heeft met haar verklaring en het overleggen van een tewerkstellingsvergunning - die er op duidt dat in Nederland moeilijk aan mensen te komen is die aan de desbetreffende beroepskwalificatie voldoen - aannemelijk gemaakt dat destijds sprake was van schaarste aan (eerste) pijpfitters op de Nederlandse markt.
9. Aangaande de specifieke deskundigheid van [A] overweegt de rechtbank het volgende. Tot de gedingstukken behoort een door eiseres voor pijpfitters gehanteerd functieprofiel. De inhoud van de functie van pijpfitter is daarin als volgt omschreven: "Het monteren en demonteren van leidingen en leidingsystemen inclusief de daarin voorkomende appendages en andere technische voorzieningen. Tevens het uitvoeren van allerlei montage werkzaamheden.". De pijpfitter dient daarbij over een opleiding op LBO-niveau richting mechanische technieken, een diploma basisveiligheid, een certificaat flensmonteur, een certificaal VVL, een diploma pijpenmonteur SOM of vergelijkbaar vakdiploma alsmede over een meerjarige ervaring als pijpfitter in (petro) chemische installaties te beschikken. Daarnaast dient de pijpfitter in staat te zijn om technische tekeningen te lezen. In aanvulling op het vermelde in het functieprofiel heeft eiseres ter zitting verklaard dat een eerste pijpfitter, anders dan een "gewone" - en tweede pijpfitter, een technische tekening moet kunnen lezen en die moet kunnen uitvoeren met een andere pijpfitter. Eiseres heeft voorts ter zitting onweersproken gesteld dat in Nederland reeds geruime tijd geen opleiding voor pijpfitters meer bestaat. Tot in de jaren '80 waren er in Nederland bedrijfsscholen voor pijpfitters. In Duitsland daarentegen kan men een drie-jarig opleidingstraject bij een school volgen. De bij eiseres in dienst zijnde Nederlandse pijpfitters zijn mensen die in de jaren '80 bij de bedrijfsscholen zijn opgeleid. Verder heeft eiseres veel pijpfitters in dienst - grotendeels afkomstig uit het voormalige Joegoslavië - die in het buitenland een opleiding hebben genoten. Gezien het vorenstaande acht de rechtbank de omstandigheid dat in Nederland al zo'n twintig jaar geen opleiding tot (eerste) pijpfitter meer wordt gegeven, dan ook van doorslaggevend belang voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een specifieke deskundigheid. Het niveau van de door [A] in Duitsland gevolgde opleiding acht de rechtbank in zoverre niet meer relevant. Nu voorts [A] over zeer ruime werkervaring als pijpfitter beschikt en het door [A] van eiseres genoten (basis-)salaris (€ 2.900) aanmerkelijk hoger is dan het (basis-)salaris (€ 1.746) dat hij daarvoor in Duitsland als pijpfitter heeft genoten, een en ander in onderlinge samenhang beziend met het vorenstaande, heeft eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, aannemelijk gemaakt dat [A] voor de functie van eerste pijpfitter over een specifieke deskundigheid beschikte.
10. Op grond van het vorenoverwogene bezat [A] op 18 juli 2007 een specifieke deskundigheid die toen in Nederland schaars aanwezig was. [A] komt in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel, behoeft dan ook geen behandeling meer.
11. Ingevolge artikel 9b, eerste lid, van het Besluit bedraagt de looptijd van de bewijsregel maximaal tien jaar, ingaande op de eerste dag van de tewerkstelling. Wordt het verzoek om toepassing van de bewijsregel later gedaan dan vier maanden na de aanvang van de tewerkstelling dan is op grond van artikel 9h, tweede lid, juncto artikel 9f van het Besluit de beschikking van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is gedaan en wordt de looptijd verminderd met de periode tussen het tijdstip van tewerkstelling en het tijdstip waarop de beschikking voor het eerst van toepassing is. Nu [A] op 1 augustus 2007 tewerk is gesteld en het verzoek om toepassing van de bewijsregel op 13 mei 2009 is gedaan, dient verweerder ten aanzien van [A] een beschikking te nemen die inhoudt dat de 30%-regeling met ingang van 1 juni 2009 tot 1 augustus 2017 van toepassing is.
12. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
13. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. U.A. Salomons.
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.