Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-03-2010, BM1312, AWB 09/6316 MARKTG en AWB 09/6317

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-03-2010, BM1312, AWB 09/6316 MARKTG en AWB 09/6317

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 maart 2010
Datum publicatie
15 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM1312
Zaaknummer
AWB 09/6316 MARKTG en AWB 09/6317

Inhoudsindicatie

Marktgelden 2009, vertrouwensbeginsel. Eiser mocht aan de wijze waarop de gemeente in de voorafgaande jaren uitvoering heeft gegeven aan de heffing, het vertrouwen ontlenen dat hij, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, het marktgeld ook na 1 januari 2009 kon voldoen per dag dat hij zijn standplaatsen innam. Dit vertrouwen dient de gemeente te honoreren.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/6316 MARKTG en AWB 09/6317 MARKTG

Uitspraakdatum: 16 maart 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Voorschoten, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 24 juli 2009 op de bezwaren van eiser tegen de volgende aanslagen:

a.twee aanslagen voor de maand januari 2009, elk tot een bedrag van € 48,71 (hierna: de aanslagen ad a.)

b.twee aanslagen voor de maanden februari en maart 2009, elk tot een bedrag van € 97,41 (hierna: de aanslag ad b.);

c.twee aanslagen voor het tweede kwartaal van 2009, elk tot een bedrag van € 146,12 (hierna: de aanslagen ad c.).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2010. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B].

II BESLISSING

De rechtbank:

-verklaart de beroepen gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-vernietigt de aanslagen ad a.;

-vermindert de aanslagen ad b. en de aanslagen ad c., elk tot een bedrag van € 64;

-bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

-gelast dat verweerder aan eiser het griffierecht van € 41 vergoedt.

III OVERWEGINGEN

3.1Eiser is marktkoopman. Hij beschikt sinds 1 oktober 1999 over een vergunning voor een twee vaste standplaatsen met een lengte van vier meter op de markt in Voorschoten. Hij heeft in de eerste kwartaal van 2009 vijf maal op de markt gestaan en in het tweede kwartaal van 2009 eveneens vijf maal.

3.2 Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en onder b, van de Verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2009 (hierna: de Verordening) bedraagt het tarief voor losse standplaatsen € 3,20 per dag per meter en bedraagt het tarief voor vaste standplaatsen € 36,53 per meter per kalenderkwartaal.

3.3 In zijn brief van 4 oktober 2000 aan eiser heeft verweerder ermee ingestemd dat eiser, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, het marktgeld niet per kwartaal en per acceptgiro betaalt, maar contant en per dag waarop hij zijn standplaatsen op de markt inneemt.

3.4 In zijn brief aan eiser van 26 februari 2009 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij in zijn brief aan eiser van 10 oktober 2007 ten onrechte heeft verklaard dat hij de aanslagen in het marktgeld voor de jaren 2006 en 2007 zal opleggen naar het tarief voor losse standplaatsen. Verder staat in de brief van 26 februari 2009 dat verweerder niet zal terugkomen op de reeds opgelegde aanslagen voor beide jaren. Vervolgens merkt verweerder op:

“In 2008 bent u (onderverdeeld) naar kwartaal op de volgende dagen op de markt in Voorschoten aanwezig geweest: (…)

Dit houdt voor 2008 in dat aan u de volgende aanslagen marktgelden zullen worden opgelegd:

(…)

Voor 2009 zal de hoogte van de belastingplicht voor wat betreft het eerste kwartaal achteraf worden bepaald. De aanslag marktgelden zal dan ook na afloop van het eerste kwartaal worden opgelegd”.

3.5. Op 12 maart 2009 heeft verweerder met eiser gesproken. In dit gesprek is afgesproken dat het marktgeld over 2008 nog zou worden berekend op basis van de werkelijke plaatsbezetting. Verder heeft verweerder eiser toegezegd dat hij nog geïnformeerd zou worden over de berekening van de aanslagen vanaf het jaar 2009.

3.6 In zijn brief aan eiser van 24 april 2009 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij geen reden ziet de eerder gemaakte afspraak, te weten contante betaling aan een medewerker van de gemeente, te handhaven en dat hij voor het jaar 2009 conform de Verordening aanslagen naar het tarief per kwartaal zal opleggen.

3.7 Met dagtekening 30 april 2009 heeft verweerder heeft aan eiser twee aanslagbiljetten toegezonden. Op het eerste biljet zijn de aanslagen ad a. en ad b. bekendgemaakt, op het tweede biljet de aanslagen ad c.

3.8 In geschil zijn de aanslagen ad a., ad b. en ad c. Eiser neemt het standpunt in dat verweerder het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat het marktgeld van hem geheven zal worden naar de werkelijke plaatsbezetting op de markt. Daarom moeten de aanslagen verminderd worden. Verweerder neemt het standpunt in dat het marktgeld op grond van de Verordening geheven moet worden naar het tarief per kalenderkwartaal, zodat de aanlagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Ter zitting heeft eiser verklaard te kunnen instemmen met een berekening van de verschuldigde marktgeld naar het tarief voor losse standplaatsen van € 3,20 per dag per meter.

3.9 Artikel 4, tweede lid van de Verordening bepaalt dat het marktgeld voor vaste standplaatsen per kalenderkwartaal wordt geheven bij wege van aanslag. Verweerder heeft voor het eerste heffingstijdvak van 2009 (het eerste kwartaal) twee maal twee aanslagen opgelegd: de aanslagen ad a. en de aanslagen ad b. Per heffingstijdvak kon verweerder per standplaats echter slechts één aanslag opleggen; met de oplegging daarvan was – de mogelijkheid van navordering daargelaten – zijn heffingsbevoegdheid voor dat heffingstijdvak uitgeput. Derhalve komen twee van de vier aanslagen voor het eerste heffingstijdvak van 2009 voor vernietiging in aanmerking. Nu de aanslagen ad a. en ad b. zijn verenigd op één aanslagbiljet en daardoor dezelfde dagtekening hebben, moet ervan worden uitgegaan dat de aanslagen ad a. en de aanslagen ad b. gelijktijdig zijn vastgesteld. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank ervoor gekozen de aanslagen met de laagste verschuldigde bedragen (de aanslagen ad a.) te vernietigen.

3.10.Eiser heeft aangevoerd dat hij het marktgeld in de jaren 2006 en 2007 feitelijk contant en per keer dat hij op de markt stond, heeft betaald. Dat wil zeggen dat hij elke dag waarop hij op de markt stond, één dertiende van het kwartaaltarief per standplaats heeft voldaan. Verweerder heeft dit steeds aanvaard. Daaraan en aan de tussen verweerder en eiser gevoerde correspondentie heeft eiser het vertrouwen ontleend dat verweerder ermee instemde dat hij voor zijn vaste standplaatsen naar de daadwerkelijke plaatsbezetting marktgeld betaalde.

3.11. Verweerder heeft eveneens verklaard dat in de jaren 2006 en 2007 marktgeld is geheven naar de werkelijke plaatsbezetting. Volgens verweerder is dat geschied naar het tarief voor losse standplaatsen.

3.12 Verweerder heeft aangevoerd dat hij eiser in de onder 3.4. genoemde brief van 26 februari 2009 heeft medegedeeld dat hij voor 2008 niet langer met een heffing naar werkelijke plaatsbezetting instemde. Dit brengt mee dat, zo er door de heffing in 2006 en 2007 al vertrouwen is gewekt, dit vertrouwen niet meer geldt voor de heffingstijdvakken waarvoor de in geschil zijnde aanslagen zijn opgelegd.

3.13 Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eiser op het vertrouwens¬beginsel. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Aan de wijze waarop verweerder in de aan 2009 voorafgaande jaren uitvoering heeft geven aan de heffing van het marktgeld, mocht eiser het vertrouwen ontlenen dat hij, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, het marktgeld ook na 1 januari 2009 kon voldoen per dag waarop hij zijn standplaatsen op de markt inneemt. Verweerder is gehouden dit vertrouwen te honoreren. Beëindiging van het vertrouwen is mogelijk door een daartoe strekkende, ondubbelzinnige mededeling aan eiser. Beëindiging met terugwerkende kracht is echter niet mogelijk, hetgeen inhoudt dat een verklaring in de zo-even bedoelde zin effect heeft met ingang van het eerste daarop volgende heffingstijdvak. Voor het eerst in de brief van 24 april 2009 heeft verweerder ondubbelzinnig aan eiser medegedeeld dat hij voor 2009 aanslagen naar het kwartaaltarief zou opleggen. Daarmee heeft hij het hiervoor bedoelde, rechtens te honoreren vertrouwen beëindigd. Deze beëindiging heeft, gelet op het voren¬overwogene, effect met ingang van 1 juli 2009.

3.14 Nu niet tussen partijen in geschil is dat, indien het marktgeld moet worden geheven naar werkelijke plaatsbezetting, het tarief voor losse standplaatsen van toepassing is, dienen de aanslagen ad b. en de aanslagen ad c. elk te worden verminderd tot € 64 (vier meter x vijf dagen x € 3,20 per dag).

3.15 Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen gegrond verklaard, zijn de uitspraken op bezwaar vernietigd, zijn de aanslagen ad a. vernietigd en zijn aanslagen ad b. en ad c. elk verminderd tot € 64.

3.16 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.M. Reniers.

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a.de naam en het adres van de indiener;

b.een dagtekening;

c.een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d.de gronden van het hoger beroep.