Rechtbank 's-Gravenhage, 19-03-2010, BM2040, AWB 07/1944 IB/PVV
Rechtbank 's-Gravenhage, 19-03-2010, BM2040, AWB 07/1944 IB/PVV
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 19 maart 2010
- Datum publicatie
- 22 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2040
- Zaaknummer
- AWB 07/1944 IB/PVV
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Bron van inkomen. Op zijn inkomen uit dienstbetrekking brengt eiser een ondernemingsverlies en de zelfstandigeaftrek in aftrek. De inspecteur laat het verlies en de zelfstandigenaftrek niet in aftrek toe. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk maakt dat de ondernemingsactiviteiten een brond van inkomen vormden en overweegt daartoe dat eiser met die activiteiten, tot het staken daarvan, alleen maar verlies heeft geleden en ook niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden dat met die activiteiten redelijkerwijs positieve voordelen konden worden verwacht. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1944 IB/PVV
Uitspraakdatum: 19 maart 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 7 februari 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2001 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzeke-ringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 53.340.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009.
Namens verweerder is [A] verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 januari 2009 aan [B] B.V. op het adres [a-straat 1-2] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit informatie van [C] is gebleken dat de uitnodiging op 16 januari 2009 op genoemd adres is uitgereikt.
Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het beroep van eiser inzake de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002, procedurenummer 07/1947 IB/PVV. Al hetgeen in die zaak is aange-voerd en overgelegd, wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
2.1 Eiser is geboren in 1972 en was gedurende het jaar 2001 in dienstbetrekking werk-zaam bij [D] te Amsterdam. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland heeft eiser een eenmanszaak laten inschrijven met de handelsnaam "[E]". Volgens het handelsregister is de onderneming opgericht op 5 januari 2001 en wordt deze voor rekening van eiser gedreven. De bedrijfsomschrijving luidt: "Het vervaardigen en Internetsites, bemiddelen bij in- en verkoop van IT-producten, het geven van automatiseringsadviezen. Het bemiddelen tussen bands, geluidstechnici, opnamestudio's en platenmaatschappij. Het aanbieden van chauffeursdiensten. De in- en verkoop (groothandel) van promotie-textiel".
2.2 Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiser voor het jaar 2001 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van ƒ 15.149, bestaande uit loon uit dienstbetrekking van ƒ 53.340, een verlies uit onderneming van ƒ 20.874 en de zelfstandigenaftrek van ƒ 17.317. Het aangiftebiljet is gedagtekend 18 februari 2002.
2.3 Op 30 juli 2002 heeft verweerder bij eiser een boekenonderzoek laten uitvoeren waarvan op 15 januari 2004 het controlerapport is uitgebracht. In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:
"1.1 Reikwijdte boekenonderzoek
Het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften Inkomsten -en omzetbelasting 2000.
(...)
4.1 Ondernemerschap
In de aangifte van de belastingplichtige is aangegeven dat er sprake zou zijn van winst uit onderneming.
Ik ben echter van mening dat er geen sprake kan zijn van winst uit onderneming, omdat voor rekening van belastingplichtige geen onderneming gedreven wordt omdat:
1. Er is geen sprake van deelname aan het economische verkeer
In 2000 is de gehele omzet gefactureerd aan het adviesbureau [F], waarvan de moeder van heer [X] de eigenaar is. (...) Van het economische verkeer wordt uitgegaan indien de belastingplichtige optreedt tegenover personen die niet tot een eigen kring behoren. Daar de moeder tot de eigen kring behoort (familie) is er geen sprake van deelneming aan het economische verkeer. Een bron van inkomen wordt niet aanwezig geacht;
2. (...) Ik sluit verder aan bij hetgeen in punt 1 vastgesteld is, er is geen bron van inkomen;
3. De omvang van de bruto baten zijn niet of nauwelijks toegenomen; in het eerste jaar van ondernemen is de gefactureerde omzet aanzienlijk groter dan de gefactureerde omzet in andere jaren (2001, 2002 en 2003);
4. Dat de activiteiten nevenactiviteiten zijn, die naast een (volledig) dienstver-band verricht worden;
5. In 2003 de onderneming opgeheven is.
In de aangifte is fl. 13.875 als winst uit onderneming aangegeven.
De correctie bedraagt fl - 13.875.
4.2 Zelfstandigenaftrek
(...) De heer [X] voldoet niet aan de eis, omdat er geen bron van inkomen is en geen onderneming gedreven wordt.
De aftrek in de aangifte bedraagt fl. 13.110.
De correctie bedraagt fl. 13.110.
4.3 Startersaftrek
De heer [X] heeft geen recht op zelfstandigenaftrek. De aftrek in de aangifte bedraagt fl 3.840. De correctie bedraagt fl 3.840."
2.4 Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft verweerder de aftrek van het ondernemingsverlies en de zelfstandigenaftrek voor het onderhavige jaar geweigerd en de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 53.340 (ƒ 15.149 + ƒ 20.874 + ƒ 17.317). Na daartegen door eiser gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
2.5 In beroep is in geschil of verweerder het ondernemingsverlies en de zelfstandigen-aftrek terecht heeft geweigerd. Daarbij is meer specifiek in geschil of de desbetreffende activiteiten van eiser verricht onder de naam "[E]", een bron van inkomen vormen. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken.
2.6 Met hetgeen eiser in geding heeft aangevoerd wil hij kennelijk vooral staande hou-den dat hij ondernemer was. Anders dan eiser kennelijk meent, is in deze zaak echter niet in de eerste plaats aan de orde of hij in het onderhavige jaar een onderneming dreef, maar of de desbetreffende, al dan niet als onderneming aan te merken activiteit, voor hem een bron van inkomen vormde. Een activiteit wordt aangemerkt als een bron van inkomen indien de activiteit in het economische verkeer wordt verricht en de belastingplichtige met de activiteit subjectief voordeel beoogt en zodanig voordeel redelijkerwijs ook objectief kan worden verwacht. Wordt aan tenminste één van deze vereisten niet voldaan, dan is geen sprake van een bron van inkomen.
2.7 Feiten en omstandigheden, vóór of ten tijde van de aanvang van zijn activiteiten, op grond waarvan redelijkerwijs kon worden verwacht dat met de activiteiten positieve voordelen zouden kunnen worden behaald, heeft eiser niet gesteld en daarvan is ook niets gebleken. Aangaande de feiten en omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan heeft eiser slechts gesteld dat hij zich zeer heeft ingespannen om klanten te verwerven. Uit de gedingstukken komt echter naar voren dat hij daar niet of nauwelijks in slaagde en dat de activiteiten in de jaren 2001 tot en met 2003 slechts verliezen hebben opgeleverd en deze activiteiten in 2003 zijn gestaakt. Met hetgeen eiser daartoe heeft gesteld heeft hij, naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijk gemaakt dat met de activiteiten redelijkerwijs positieve voordelen konden worden verwacht. Uit hetgeen partijen over en weer aan stukken hebben overgelegd blijkt evenmin van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
2.8 Uit hetgeen is overwogen onder 2.7 moet worden geconcludeerd dat aan tenminste één van de vereisten die aan een bron van inkomen worden gesteld niet is voldaan. Verweer-der heeft daarom terecht aangenomen dat geen sprake is van een bron van inkomen en heeft het verlies terecht geweigerd. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over het al dan niet drijven van een onderneming en het recht op zelfstandigenaftrek, behoeft daarmee geen bespreking.
2.9 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.10 De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.