Rechtbank 's-Gravenhage, 08-04-2010, BM2722, AWB 06/6371 IB/PVV
Rechtbank 's-Gravenhage, 08-04-2010, BM2722, AWB 06/6371 IB/PVV
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 8 april 2010
- Datum publicatie
- 28 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2722
- Zaaknummer
- AWB 06/6371 IB/PVV
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Investeringsaftrek. Zelfstandigenaftrek. Urencriterium.
Eiseres is werkzaam als communicatieadviseur. De rechtbank oordeelt dat eiseres, voor zover zij deze werkzaamheden niet in dienstbetrekking verricht, zij een zelfstandig beroep uitoefent en daarmee winst uit onderneming geniet. Daarom heeft eiseres in elk geval recht op de investeringsaftrek.
Verder oordeelt de rechtbank dat studie-uren alleen metellen voor het urencriterium van de zelfstandigenaftrek als de studie wordt gevolgd om het beroep op het bestaande niveau en in de bestaande omvang te kunnen blijven uitoefenen. Omdat de rechtbank in dit geval aannemelijk acht dat de studie is gevolgd met het oog op het verkrijgen van een nieuwe klantenkring, is aan die voorwaarde niet voldaan en tellen de aan de studie bestede uren dus niet mee. Omdat met de overige uren niet het vereiste aantal wordt gehaald heeft eiseres geen recht op de zelfstandigenaftrek.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/6371 IB/PVV
Uitspraakdatum: 8 april 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2001 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.789.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 juni 2006 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.927.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 juli 2006, ontvangen bij de rechtbank op 18 juli 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008 te Den Haag.
Eiseres is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is mr. drs. [A] verschenen.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiseres is vanaf 1990 op freelancebasis werkzaam als communicatieadviseur. Vanaf 1996 is eiseres dit werk in loondienst gaan doen voor de deelgemeente Pernis. Tot oktober 2002 heeft zij van deze deelgemeente salaris ontvangen, hoewel zij het gehele jaar 2002 al op non-actief stond vanwege een arbeidsconflict. In 2001 heeft eiseres 1.033 uren aan de freelancewerkzaamheden besteed.
2.2 In 2000 is eiseres begonnen aan een studie communicatie aan de Ichtus Hogeschool in Rotterdam. In 2004 heeft zij deze studie afgerond. In 2001 heeft eiseres hieraan 1.040 uren besteed.
2.3 Tot en met het jaar 1999 zijn de inkomsten uit de freelancewerkzaamheden van eiseres aangemerkt als winst uit onderneming. Voor het jaar 2000 zijn deze inkomsten aan-gemerkt als inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. In de aangifte voor het jaar 2001 heeft eiseres de inkomsten weer aangegeven als winst uit onderneming. De winst over dat jaar bedroeg € 10.766, terwijl eiseres voor dat jaar een belastbaar inkomen uit werk en woning heeft aangegeven van € 39.479.
2.4 Naar aanleiding van de bevindingen uit een boekenonderzoek, dat verweerder bij eiseres heeft laten uitvoeren, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen onderneming drijft en heeft hij de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.789, als volgt gespecificeerd:
tabel 1
2.5 De in 2.4 vermelde scholingskosten betreffende de studie van eiseres aan de Ichtus Hogeschool. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder beslist dat deze uit-gaven kunnen worden aangemerkt als scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001. Met inachtneming van de in artikel 6.30, eerste lid, van de Wet genoemde drempel van € 500, heeft verweerder de aanslag verminderd tot een, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.927 (€ 47.789 -/- € 2.362 + € 500).
3. Geschil
3.1 In geschil is of eiseres een onderneming drijft, of zij daarom recht heeft op inves-teringsaftrek en zelfstandigenaftrek en of de uitgaven voor de studie communicatie tot de ondernemingskosten behoren, hetgeen eiseres stelt en verweerder bestrijdt.
3.2 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.479.
3.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4 Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst de recht-bank naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1Op grond van hetgeen eiseres daartoe in geding heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres als communicatieadviseur, voor zover zij deze werkzaamheden niet in dienstbetrekking heeft verricht, een zelfstandig beroep uitoefent en dat de daarmee behaal-de voordelen dus moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. In dit oordeel ligt besloten dat eiseres in elk geval recht heeft op de investeringsaftrek.
4.2 De kosten van een studie die worden gemaakt door iemand die een vrij beroep uitoefent behoren tot diens winst uit onderneming voor zover de studie wordt gevolgd om het beroep op het bestaande niveau en in de bestaande omvang te kunnen blijven uitoefenen. Worden de met de studie vergaarde kennis en vaardigheden benut voor het opstarten van nieuwe activiteiten of het verkrijgen van een nieuwe andersoortige klantenkring, dan behoren de kosten niet tot de winst uit onderneming maar tot de persoonsgebonden aftrek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de studie moest worden gevolgd om het beroep van communicatieadviseur onveranderd te kunnen blijven uitoefenen. Met hetgeen eiseres daartoe heeft aangevoerd acht de rechtbank veeleer aannemelijk dat de studie is gevolgd met het oog op het verkrijgen van een nieuwe klantenkring. Eiseres heeft immers gesteld dat zij met het desbetreffende diploma op zak opdrachten kon krijgen die zij anders niet had kunnen krijgen. Dat eiseres die opdrachten, naar zij impliciet heeft gesteld, mogelijk ook had kunnen uitvoeren met de kennis en vaardigheden die zij vóór het volgen van de studie al had, doet daar niet aan af. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweer-der de desbetreffende kosten terecht heeft aangemerkt als scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001.
4.3 In hetgeen is overwogen in 4.2 ligt besloten dat de aan de studie bestede uren niet meetellen voor het urencriterium van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001. Gelet op hetgeen is vermeld in 2.1 voldoet eiseres daarmee niet aan het urencriterium en heeft zij, gelet op het bepaalde in artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001, dus geen recht op zelfstandigenaftrek.
4.4 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de aanslag te worden verminderd tot een, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.654 (€ 45.927 -/- € 1.273).
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt met een waarde van € 322 voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.654 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 8 april 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.