Rechtbank 's-Gravenhage, 15-06-2010, BM8231, AWB 08/8451, 08/8453, 08/8454, 09/6650, 09/6651, 09/6653 t/m 09/6657, 09/6660 t/m 09/6665 IB/PVV
Rechtbank 's-Gravenhage, 15-06-2010, BM8231, AWB 08/8451, 08/8453, 08/8454, 09/6650, 09/6651, 09/6653 t/m 09/6657, 09/6660 t/m 09/6665 IB/PVV
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 15 juni 2010
- Datum publicatie
- 18 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8231
- Zaaknummer
- AWB 08/8451, 08/8453, 08/8454, 09/6650, 09/6651, 09/6653 t/m 09/6657, 09/6660 t/m 09/6665 IB/PVV
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Bank Zonder Naam zaak. Tussenbeslissing ex art. 8:29 Awb. De inspecteur dient alsnog over te leggen:
- de namen van belastingambtenaren;
- de integrale, geanonimiseerde rekeningstandenlijsten;
- het geanonimiseerde organigram van de bank;
- het geanonimiseerde memo inzake zogeheten meewerkers in eerdere rekeningprojecten en in het onderhavige project;
- de volledige, ongeanonimiseerde invoergegevens van de chi-kwadraattoets, de resultaten van de toets en de gehanteerde formule.
Uitspraak
Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
enkelvoudige belastingkamer
Reg. nr. AWB 08/8451, 08/8453, 08/8454, 09/6650, 09/6651,
09/6653 t/m 09/6657, 09/6660 t/m 09/6665 IB/PVV
BESLISSING
als bedoeld in artikel 8:29, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in de gedingen tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
Motivering
Procesverloop
1.1 Eiser heeft op de voet van artikel 8:42 Awb verzocht om overlegging in integrale en ongeschoonde vorm van:
-de aanbiedingsbrief van 18 februari 2005 uit België; de daarbij behorende Nota;
de bij die Nota behorende bijlagen B1 tot en met B12;
- het draaiboek Bank Zonder Naam (hierna: het Draaiboek);
- gegevens van zogeheten meewerkers in eerdere rekeningprojecten en in het onderhavige rekeningenproject;
- het memo van 24 november 2006 inzake de identificatie;
- de onderliggende stukken welke zijn gebruikt voor de berekening van de redelijke schatting;
- de gegevens betreffende de chi-kwadraattoets;
- de informatie betreffende de verhouding tussen zogeheten meewerkers, weigeraars en ontkenners;
- de toelichting bij de kennisgeving van navordering;
- alle correspondentie tussen de Nederlandse en de Belgische belastingdienst, inclusief een brief van de Nederlandse belastingdienst van 13 oktober 2006;
- alle verslagen van, en correspondentie inzake, het tripartite overleg;
- de Belgische wetgeving waaruit de bevoegdheid blijkt van de Belgische autoriteiten tot het verstrekken van informatie aan Nederland op basis van de Richtlijn 77/799/EEG (de zogeheten Bijstandsrichtlijn);
- de aangiftebiljetten van eiser over de in het geding zijnde belastingjaren.
1.2 Het verzoek van eiser is in het vooronderzoek behandeld.
1.3 Verweerder heeft - voor zover hier van belang en voor zover nodig zowel in geschoonde als in ongeschoonde vorm - in kopie de volgende stukken aan de rechtbank overgelegd:
A. de Belgische aanbiedingsbrief van 18 februari 2005;
B. de bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende Nota;
C. steeds de eerste en laatste pagina van bij de Nota behorende bijlagen B1, B2, B6 en B9 (de rekeningstandenlijsten en de adressenlijsten) en de pagina van het renseignement waarop eiser staat vermeld;
D. de overige bij de Nota behorende bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10, B11 en B12;
E. een memo met gegevens van meewerkende belastingplichtigen in eerdere projecten;
F. een proces-verbaal van 15 juni 2009 betreffende het uitvoeren van de chi-kwadraattoets;
G. een memo met gegevens met betrekking tot de redelijke schatting;
H. een memo met gegevens met betrekking tot de verhouding meewerkers/ weigeraars/ontkenners;
I. het Draaiboek;
J. het memo inzake het identificatieproces van 24 november 2006;
K. de toelichting bij de kennisgeving navordering van 5 november 2007;
L. de brief van 13 november 2007 van de Belgische belastingautoriteiten waarin toestemming wordt verleend de gegevens te gebruiken voor de belastingheffing;
M. een aantal "overzichten biljetten van een proces" (als bijlagen bij de verweerschriften).
N. twee ordners met de invoergegevens en de resultaten van de chi-kwadraattoets (bij brief van 31 mei 2010).
1.4 De hiervoor onder A tot en met D, G, I en L genoemde stukken zijn in geschoonde vorm aan eiser verstrekt. De onder F en K genoemde stukken zijn volledig en ongeschoond aan eiser verstrekt. De onder E, H , J en N genoemde stukken zijn in het geheel niet aan eiser verstrekt.
1.5 Ten aanzien van de hiervoor onder A tot en met E, G tot en met I, L en N genoemde stukken heeft verweerder het standpunt ingenomen dat hetzij geen sprake is van op de zaak betrekking hebbende stukken hetzij kennisneming op grond van artikel 8:29, eerste lid, Awb geheel of gedeeltelijk beperkt dient te blijven tot de rechtbank.
1.6 Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van de stukken in het procesdossier die aan partijen bekend waren. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de door verweerder overgelegde ongeschoonde stukken als genoemd onder 1.3.
1.7 Eiser heeft zijn standpunten toegelicht in de beroepschriften en voorts bij brieven van 22 juli 2009, 21 september 2009 en 18 november 2009. Verweerder heeft zijn standpunten toegelicht in de verweerschriften en bij brieven van 20 en 24 augustus 2009, 27 oktober 2009, 31 mei 2010 en 1 juni 2010.
1.8 Bij brief van 14 april 2010 heeft de rechtbank in het kader van het vooronderzoek een inlichtingencomparitie gelast. De comparitiezitting is op 18 mei 2010 gehouden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal is aan deze beslissing gehecht. Ter comparitie heeft de rechtbank inzage genomen in de volledige en ongeschoonde bijlagen B1, B2, B6 en B9 bij de Nota, inclusief de door verweerder niet overgelegde tussenliggende pagina's.
Beoordeling
2.1.1 Bij de beoordeling van eisers verzoek wordt vooropgesteld dat als uitgangspunt heeft te gelden dat alle gegevens die bij verweerders besluitvorming een rol hebben gespeeld integraal en ongeschoond aan eiser en aan de rechter dienen te worden overgelegd, behoudens voor zover met succes een beroep wordt gedaan op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging of verstrekking verzetten (artikel 8:29, eerste lid, Awb).
2.1.2 Indien een belanghebbende zich op het standpunt stelt dat een bepaald aan de inspecteur ter beschikking staand stuk dient te worden overgelegd omdat het op de zaak betrekking heeft, kan geen doorslaggevende betekenis toekomen aan de betwisting van dat laatste door de inspecteur. Die betwisting - evenals haar eventuele onderbouwing - berust immers mede op feitelijke gegevens (de inhoud van dat stuk) die aan de belanghebbende en de rechter niet bekend zijn, zodat zij door de belanghebbende niet kunnen worden weerlegd, en door de rechter niet op juistheid kunnen worden getoetst. Daarbij komt dat indien de inspecteur meent dat gewichtige redenen zich tegen overlegging van het stuk verzetten, hij zich kan beroepen op artikel 8:29 Awb. In het licht hiervan dient artikel 8:42 Awb aldus te worden uitgelegd dat, behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, tegemoet dient te worden gekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak (verg. HR 25 april 2008, BNB 2008/161).
2.1.3 Bij de beoordeling van eisers verzoek wordt voorts in aanmerking genomen dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever zowel bij de totstandkoming van de Awb als bij de herziening van het fiscale procesrecht met het oog op aanpassing aan de Awb is uitgegaan van een ruim begrip van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
Stukken die niet relevant (kunnen) zijn vallen buiten de reikwijdte van artikel 8:42 Awb. Stukken die het standpunt van het bestuursorgaan ontkrachten moeten dus worden overgelegd, ongeacht of de belastingplichtige een direct belang heeft bij kennisneming en los van de vraag wie de stelplicht of de bewijslast heeft. En, “(d)e strekking van artikel 8:42 Awb is niet om de belastingplichtige van juridische munitie te voorzien om de hem onwelgevallige aanslag of boete te beschieten, maar om hem in staat te stellen kennis te nemen van alle - mogelijk - relevante feiten, belangenafwegingen en beleidvoering die zijn zaak – kunnen – betreffen en aldus mede kennisongelijkheid te compenseren.” (conclusie A-G Wattel bij HR 25 april 2008, BNB 2008/161, onder 4.21).
2.1.4 Vooropgesteld wordt voorts dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 4 november 1950, (hierna: EVRM) niet dwingt tot een andere of verdergaande uitleg van artikel 8:42 Awb dan in hiervoor bedoelde zin. Dat in dit geval sprake is van bestuurlijke boeteoplegging leidt evenmin tot het oordeel dat artikel 6 EVRM een minder vergaande beperking van die openbaarmaking toestaat dan is voorzien in artikel 8:29 Awb. Uit de arresten van het EHRM van 16 februari 2000, nr. 28901/95 en nr. 29777/96, BNB 2000/259 en 2000/260 (zaak Rowe en Davis en zaak Fitt) volgt dat (overheids)belangen zoals de nationale veiligheid, de bescherming van getuigen tegen de dreiging van represailles, en de geheimhouding van opsporingsmethoden, moeten worden afgewogen tegen het recht van degene tegen wie een criminal charge is ingebracht om kennis te nemen van relevant bewijsmateriaal, dat dat recht van de verdediging niet verder mag worden beperkt dan strikt noodzakelijk is en dat de toetsing òf dwingende redenen bestaan om informatie voor de verdediging achter te houden, aan de nationale rechter is voorbehouden.
Deze jurisprudentie van het EHRM wordt in aanmerking genomen bij de beoordeling van verweerders beroep op artikel 8:29 Awb.
A. De aanbiedingsbrief van 18 februari 2005 uit België
2.2 Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze brief, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en emailadressen van de daarin genoemde ambtenaren en het kenmerknummer, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.
2.3 Gesteld noch gebleken is welk belang eiser heeft bij kennisneming van de geheim gehouden gedeelten van de brief. De rechtbank is van oordeel dat alle in deze brief geschoonde passages voor eiser geheim mogen worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat verweerder heeft bij de betrekkingen van Nederland met België, evenwel met uitzondering van de naam van het Hoofd van van de Belastingdienst FIOD/ECD/team Internationaal. Geheimhouding van deze naam raakt niet de betrekkingen van Nederland met België. Evenmin valt in te zien waarom deze naam uit oogpunt van privacy geheim moet blijven. Hetgeen verweerder daartoe aanvoert, is onvoldoende, omdat daaruit niet valt af te leiden dat aan het bekendmaken van de naam eventuele nadelige gevolgen voor deze persoon kleven. Voorts wijst de rechtbank erop dat het in strafrechtelijke procedures niet gewoon is om stukken van deze strekking te anonimiseren. De rechtbank ziet niet in waarom dat – zonder nadere zwaarwegende redenen – in zaken waarin bestuursrechtelijke boetes aan de orde zijn anders zou zijn.
B. De Nota
2.4 Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van de Nota, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en emailadressen en bedrijfsgegevens van de daarin genoemde personen en bedrijven, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden, het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten, het belang van ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten en het belang van een ongestoorde internationale gegevensuitwisseling tussen Nederland en België.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat alle in deze brief geschoonde passages voor eiser geheim mogen worden gehouden op de door verweerder aangevoerde gronden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de anonimisering in onderdeel IV van de Nota niet eraan in de weg staat dat duidelijk is welke personen welke handelingen hebben verricht en welke verklaringen zij hebben afgelegd. De enige beperking van de anonimisering is dat de identiteit van de betreffende personen en bedrijven niet bekend wordt. Hetgeen eiser heeft aangevoerd is in het licht van de door verweerder aangevoerde gronden is onvoldoende zwaarwegend om bekendmaking van de geanonimiseerde gegevens te rechtvaardigen. Verweerder beroept zich voor de geschoonde passages in de Nota terecht op geheimhouding voor eiser.
C1. De bijlagen B1, B2 en B6 bij de Nota; de rekeningstandenlijsten
2.6 Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze bijlagen (de rekeningstandenlijsten), te weten de namen van de rekeninghouders en de niet-overgelegde tussenliggende pagina's, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en controlestrategische overwegingen.
2.7 De rechtbank heeft op de comparitiezitting inzage gehad in alle tussenliggende en niet-overgelegde ongeschoonde pagina's van de bijlagen B1, B2 en B6 en geconstateerd dat op deze pagina's namen, rekeningnummers en rekeningstanden staan vermeld. Ter comparitie heeft verweerder zijn standpunt dat de rekeningstandenlijsten geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, ingetrokken. Uit de handelwijze van verweerder en zijn toelichting begrijpt de rechtbank dat verweerder zich voor de inhoud van deze pagina's beroept op 8:29 Awb en deze pagina's geheel geheim wil houden voor eiser. De rechtbank is van oordeel dat het ter zitting ter inzage verstrekken van de overige pagina's kan worden aangemerkt als uitsluitende kennisneming van de stukken door de rechtbank zoals bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, Awb.
2.8 De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de privacy van de betreffende rekeninghouders en controlestrategische overwegingen zich verzetten tegen openbaarmaking van de namen van de rekeninghouders en van de rekeningnummers. Zoals verweerder terecht aanvoert zouden (potentiële) belastingplichtingen die nog niet zijn geïdentificeerd aan de hand van deze gegevens kunnen nagaan of zij al dan niet voorkomen op de rekeningstandenlijsten en aan de hand daarvan kunnen afwegen of zij al dan niet moeten of willen inkeren. Het door eiser gestelde belang bij kennisneming van de ongeanonimiseerde gegevens weegt hier niet tegen op.
2.9 Het vorenstaande neemt niet weg dat niet valt in te zien waarom eiser geen inzake mag hebben in de tussenliggende en niet-overgelegde pagina's. De daarop vermelde gegevens – in het bijzonder de saldi – liggen immers ten grondslag aan de redelijke schatting en aan de toepassing van de chi-kwadraattoets, en daarmee aan de vastgestelde belastbare inkomens en belastbare vermogens waarnaar de in geschil zijnde aanslagen zijn opgelegd. Eiser heeft een gerechtvaardigd belang bij kennisneming van deze gegevens, omdat hij aan de hand daarvan de (uitkomsten van de) redelijke schatting en de chi-kwadraattoets kan beoordelen. De door verweerder aangedragen argumenten rechtvaardigen niet dat aan eiser de kennisneming – in geanonimiseerde vorm – van deze tussenliggende pagina's wordt onthouden. Bovendien – zo begrijpt de rechtbank – zijn de saldi van de rekeningen reeds opgenomen in het memo met gegevens over de redelijke schatting (memo G). Verweerder maakt niet aannemelijk dat de privacy van de betrokken rekeninghouders of de controlestrategie van verweerder door deze kennisneming wordt gefrustreerd.
2.10 Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat verweerder met betrekking tot de bijlagen B1, B2 en B6 terecht een beroep doet op artikel 8:29, eerste lid, Awb voor wat betreft de namen van de rekeninghouders en de rekeningnummers. Verweerder dient evenwel de tussenliggende pagina's, dat wil zeggen de pagina's 2 t/m 61 van bijlage B1 en van bijlage B2 alsmede pagina 2 t/m 54 van bijlage B6, aan eiser te verstrekken, waarbij de namen van de rekeninghouders en de rekeningnummers dienen te worden geanonimiseerd.
C.2. Bijlage B9 bij de Nota; de adressenlijst
2.11 Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze bijlage (de adressenlijsten), te weten de namen, adressen, telefoon- en faxnummers van de rekeninghouders en de namen en telefoonnummers van adviseurs, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en controlestrategische overwegingen.
2.12 Het betoog van verweerder slaagt op de gronden als vermeld onder 2.8. De rechtbank honoreert derhalve verweerders beroep op artikel 8:29 Awb voor deze bijlage.
D1. Bijlagen B3, B4, B5, B7, B8 en B11 bij de Nota
2.13 Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze bijlagen op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en controlestrategische overwegingen. Verweerder beroept zich tevens op zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR. Ter onderbouwing heeft verweerder aangevoerd dat deze bijlagen uitsluitend zijn gebruikt om te beoordelen of sprake is van stukken die afkomstig zijn van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
2.14 De bijlage B3 bevat vier kolommen met de opschriften "Name", "Acc.Nr.", "Volume" en "Mgt.Fees". De bijlage B4 bevat tien kolommen met de opschriften "Start", "Name", "VOL (NLG)", "FEE (% s/a)", "Fee (s/a"), "MO", "VAT", "Amount" en "Total (NLG)".
De bijlage B5 bevat zes kolommen met de opschriften "AMOUNT", "NUMBER OF CLIENTS", "CASH/DEPOSIT", "BONDS", "SHARES" en "TOTAL".
De bijlagen B7 en B8 bevatten elk – kort gezegd – een één enkele bladzijde beslaand overzicht van rekeninghouders, rekeningnummers en saldi.
2.15 De rechtbank is van oordeel dat alle in de bijlagen B3, B4, B5, B7 en B8 geschoonde passages voor eiser geheim mogen worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat verweerder heeft bij de bescherming van deze gegevens en bij de privacy van derden. Het betreft goeddeels bedrijfsgegevens van – naar verweerder onweersproken heeft gesteld – Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA dan wel persoonlijke (bank)gegevens van derden. Verweerder heeft voorts onweersproken aangevoerd dat deze bijlagen slechts zijn gebruikt om te verifiëren dat de stukken afkomstig zijn van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA. De naam van eiser komt op deze bijlagen niet voor. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien welk belang eiser in het kader van de bestrijding van de aan hem opgelegde aanslagen heeft bij kennisneming van deze bijlagen in ongeschoonde vorm. Het belang van de Belastingdienst bij het beschermen van de gegevens weegt dan zwaarder dan het belang van eiser bij openbaring daarvan.
2.16 De anonimisering van bijlage B11 betreft louter de adressering van de betreffende brief. Ook hiervoor geldt dat de rechtbank niet inziet welk belang eiser in het kader van de bestrijding van de aan hem opgelegde aanslagen heeft bij kennisneming van de naam en het adres van de geadresseerde. Het belang van de Belastingdienst bij het beschermen van de persoons- en adresgegevens van de geadresseerde weegt dan zwaarder dan het belang van eiser bij openbaring daarvan.
D2. Bijlage B10 bij de Nota; organigram van Van Lanschot Bankiers
2.17 Verweerder beroept zich voor deze bijlage op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden. Verweerder beroept zich tevens op zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR. Ter onderbouwing heeft verweerder aangevoerd dat deze bijlage uitsluitend is gebruikt om te beoordelen of sprake was was van stukken die afkomstig waren van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
2.18 De rechtbank kan verweerder hier niet geheel in volgen. De bijlage bevat een organigram van een "Board of Directors" met vermelding van functies en de persoonsnamen van de betreffende functionarissen. Het beroep van verweerder op artikel 8:29 Awb slaagt voor zover het de in het organigram vermelde persoonsnamen betreft. Het belang van de Belastingdienst bij het beschermen van de persoons- en adresgegevens van de geadresseerde weegt dan zwaarder dan het belang van eiser bij openbaring daarvan.Voor het overige zijn de door verweerder aangevoerde redenen onvoldoende zwaarwegend om geheimhouding te rechtvaardigen. De bijlage dient daarom in zijn geheel te worden verstrekt, waarbij de persoonsnamen moeten worden geanonimiseerd.
D3. Bijlage B12 bij de Nota; brief van procureur-generaal aan de gewestelijke directeur van de BBI Antwerpen van 18 december 1996
2.19 Verweerder heeft alsnog een volledig ongeanonimiseerde versie van deze brief verstrekt en doet ter zake van dit stuk niet langer een beroep op artikel 8:29 Awb.
E. De gegevens van zogeheten meewerkers in eerdere rekeningprojecten en in het onderhavige rekeningenproject
2.20 Verweerder heeft als bijlage E bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een bijlage bij een verweerschrift met gegevens van een aantal belastingplichtigen die in een ander rekeningenproject openheid van zaken hebben gegeven. Verweerder heeft voor dit gehele stuk een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb en als gewichtige redenen aangevoerd de bescherming van persoonsgegevens van andere belastingplichtigen, alsmede controlestrategische overwegingen. Tevens heeft verweerder zich beroepen op artikel 67 AWR.
2.21 De rechtbank honoreert verweerders beroep voor zover het betreft de in het stuk genoemde namen en sofinummers en het in dat stuk genoemde rekeningnummer. Het gerechtvaardigde belang dat verweerder heeft bij de privacy van deze personen en de bescherming van deze gegevens weegt zwaarder dan eisers belang bij openbaring daarvan. Verweerder beroept zich in zoverre terecht op geheimhouding voor eiser. De in het stuk genoemde namen en sofinummers en het in het stuk genoemde rekeningnummer mogen worden geanonimiseerd.
2.22 Voor het overige verwerpt de rechtbank het beroep van verweerder op artikel 8:29 Awb en/of artikel 67 AWR. Na anonimisering als hiervoor in 2.21 bedoeld, bestaat geen gevaar voor schending van de privacy van de betreffende personen. Evenmin valt in te zien welk controlestrategisch belang van verweerder wordt geschaad met openbaarmaking van het stuk in geanonimiseerde vorm. Verweerder heeft daaromtent niets concreets aangevoerd.
2.23 Verweerder is in de verweerschriften nog ingegaan op gegevens van andere zogenoemde meewerkers. De rechtbank onderschrijft hetgeen verweerder aldaar heeft aangevoerd en door eiser niet is weersproken, inclusief verweerders beroep op de door hem geciteerde uitspraak van deze rechtbank van 23 maart 2009.
2.24 Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat verweerder het als bijlage E bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegde stuk aan eiser dient te verstrekken, waarbij de in dat stuk genoemde namen en sofinummers en het in dat stuk genoemde rekeningnummer worden geanonimiseerd.
F en N. De gegevens betreffende de chi-kwadraattoets
2.25 Verweerder heeft als bijlage F bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een ongeanonimiseerde versie van het proces-verbaal van 15 juni 2009 betreffende de uitgevoerde chi-kwadraattoets. Verweerder doet ter zake van dit stuk geen beroep op artikel 8:29 Awb.
2.26 Verweerder heeft voorts bij zijn brief van 31 mei 2010 overgelegd twee ordners met de invoergegevens en de resultaten van de chi-kwadraattoets. Verweerder heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb en als gewichtige redenen aangevoerd controlestrategische overwegingen.
2.27 De invoergegevens betreffen volgens de begeleidende brief van verweerder van 31 mei 2010 de totaalsaldi per rekening van de in de bijlagen B1 en B2 vermelde rekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, evenals ten aanzien van de onder 2.9 genoemde gegevens, een gerechtvaardigd belang bij kennisneming van deze invoergegevens, omdat hij aan de hand daarvan de (uitkomsten van de) chi-kwadraattoets kan beoordelen. Verweerder maakt, mede gezien de door hem als bijlage G bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegde stukken welke in geanonimiseerde vorm ook aan eiser zijn verstrekt, niet aannemelijk dat de controlestrategie van verweerder door deze kennisneming wordt gefrustreerd.
2.28. Voor zover verweerder ook met betrekking tot de resultaten van de chi-kwadraattoets (opgenomen achter het tabblad "chi-kwadraattoets") en de gehanteerde formule een beroep doet op artikel 8:29 Awb, verwerpt de rechtbank dit beroep eveneens. Ook voor deze gegevens geldt dat eiser een gerechtvaardigd belang heeft bij de kennisneming daarvan, omdat hij aan de hand daarvan de (uitkomsten van de) chi-kwadraattoets kan beoordelen. Verweerder heeft in zijn brief van 31 mei 2010 geen andere gewichtige reden genoemd dan de hiervoor in 2.27 verworpen controlestrategische overwegingen.
2.29. Het vorenstaande leidt tot de sotsom dat de gehele inhoud van de bij de brief van verweerder van 31 mei 2010 overgelegde ordners in ongeanonimiseerde vorm aan eiser dient te worden verstrekt.
G. Het memo met gegevens betreffende de redelijke schatting
2.30 Verweerder heeft als bijlage G bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een berekening in de vorm van een Excel-bestand overgelegd. Voor de in dat bestand genoemde sofinummers van de betrokken rekeninghouders, de bankrekeningnummers en de belastingeenheden waaronder deze rekeninghouders vallen, doet verweerder een beroep op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding van deze passages heeft verweerder genoemd zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR en controlestrategische overwegingen.
2.31 De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder op de gronden als vermeld onder 2.8. Het belang van de berekening is gelegen in de cijfermatige onderbouwing van de aan eiser opgelegde aanslagen. Met deze berekening en de aan hem te verstrekken integrale rekeningstandenlijsten (zie 2.10) moet eiser voldoende in staat worden geacht die cijfermatige onderbouwing te beoordelen. Kennisneming van de sofinummers van de betrokken rekeninghouders, bankrekeningnummers en de belastingeenheden is daarvoor niet vereist.
H. Memo met informatie betreffende de verhouding tussen zogeheten meewerkers, weigeraars en ontkenners
2.32 Verweerder heeft als bijlage H bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een memo met gegevens van de aantallen zogeheten meewerkers, weigeraars en ontkenners. Voor dit gehele stuk doet verweerder een beroep op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding van deze passages heeft verweerder genoemd controlestrategische overwegingen.
2.33 Naar het oordeel van de rechtbank mag dit memo geheim worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat de Belastingdienst heeft bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze. De wijze waarop de identificatie van eiser heeft plaatsgevonden is in het verweerschrift en in het als bijlage 12 bij het verweerschrift gevoegde stuk omschreven. Het algemene publieke belang van een adequaat functionerende - ook op het gebied van toezicht en controle - Belastingdienst acht de rechtbank van een groter gewicht dan het individuele belang van eiser bij het verkrijgen van de in het memo van 24 november 2006 opgenomen (aanvullende) informatie. De rechtbank honoreert daarom verweerders beroep op artikel 8:29 Awb.
I. Het Draaiboek
2.34 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat het Draaiboek vrijwel geheel openbaar is gemaakt en dat enkel nog de namen van individuele belastingambtenaren alsmede hun telefoonnummers geheim zijn gehouden voor eiser. Als gewichtige redenen hiervoor heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden.
2.35 Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom de namen van bij het onderhavige project betrokken belastingambtenaren uit oogpunt van privacy geheim moeten blijven. Hetgeen verweerder daartoe aanvoert, is onvoldoende, omdat daaruit niet valt af te leiden dat aan het bekendmaken van de namen eventuele nadelige gevolgen voor de betreffende personen kleven. Voorts wijst de rechtbank erop dat het in strafrechtelijke procedures niet gewoon is om stukken van deze strekking te anonimiseren. De rechtbank ziet niet in waarom dat – zonder nadere zwaarwegende redenen – in zaken waarin bestuursrechtelijke boetes aan de orde zijn anders zou zijn.
Anderzijds valt niet in te zien welk belang eiser in het kader van de bestrijding van de aan hem opgelegde aanslagen heeft bij kennisneming van de ongeanonimiseerde telefoonnummers. Eiser heeft daaromtrent ook niets aangevoerd.
2.36 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank verweerders beroep op artikel 8:29 Awb afwijst voor zover het de in het Draaiboek vermelde en geanonimiseerde namen betreft. Deze namen moeten worden vrijgegeven. Voor wat betreft de telefoonnummers slaagt verweerder beroep op artikel 8:29 Awb.
J. Het memo van 24 november 2006 inzake de identificatie
2.37 Verweerder heeft als bijlage J bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een bijlage bij een verweerschrift met gegevens van een aantal belastingplichtigen die in een ander rekeningenproject openheid van zaken hebben gegeven. Verweerder heeft voor dit gehele stuk een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb en als gewichtige redenen aangevoerd de controlestrategische aard van het stuk.
2.38 Naar het oordeel van de rechtbank mag dit memo geheim worden gehouden op de gronden als vermeld onder 2.33.
K. De toelichting bij de kennisgeving navordering van 5 november 2007
2.39 Deze toelichting is aan eiser overgelegd. Verweerder doet hiervoor geen beroep op artikel 8:29 Awb.
L Correspondentie tussen de Nederlandse en de Belgische belastingdienst, inclusief een brief van de Nederlandse belastingdienst van 13 oktober 2006
2.40 Verweerder heeft als bijlage L bij zijn brief van 24 augustus 2009 overgelegd een brief van de Belgische belastingautoriteiten van 13 november 2007. Verweerder beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze brief, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en emailadressen van de daarin genoemde ambtenaren en het kenmerknummer, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor eiser heeft verweerder genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.
2.41 Voor deze brief geldt mutatis mutansdis hetzelfde als is overwogen onder 2.3. De rechtbank is van oordeel dat alle in deze brief geschoonde passages voor eiser geheim mogen worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat verweerder heeft bij de betrekkingen van Nederland met België, evenwel met uitzondering van de naam van het Hoofd van van de Belastingdienst FIOD/ECD/team Internationaal.
2.42 Met betrekking tot de in voormelde brief genoemde brief van 13 december 2006 heeft verweerder gesteld dat het een aan het Openbaar Ministerie gerichte brief betreft die geen rol heeft gespeeld bij het opleggen van de in geschil zijnde aanslagen. Eiser heeftt dit niet betwist en evenmin anderszins aannemelijk gemaakt dat de brief van 13 december 2006 van belang is of kan zijn geweest voor de besluitvorming in zijn zaken. Er is derhalve geen reden om die brief aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk.
2.43 Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er overige tussen de Nederlandse en de Belgische belastingdienst gewisselde correspondentie bestaat die relevant is voor de onderhavige zaken. Dit geldt in het bijzonder voor een door eiser genoemde brief van 13 oktober 2006, waarvan verweerder heeft verklaard dat deze hem niet bekend is.
Verslagen van, en correspondentie inzake, het tripartite overleg
2.44 Verweerder heeft gesteld dat hij niet beschikt over correspondentie met betrekking tot een tripartite overleg en dat eiser nimmer is geselecteerd voor een selectieoverleg of een tripartite overleg. Eiser heeft dit niet betwist. De rechtbank verstaat het betoog van verweerder aldus dat er geen stukken met betrekking tot een tripartite overleg bestaan. Gelet op het vorenstaande moet worden uitgegaan van de juistheid van deze stelling van verweerder. In zoverre zijn er dus geen op de zaak betrekking hebbende stukken.
De Belgische wetgeving waaruit de bevoegdheid blijkt van de Belgische autoriteiten tot het verstrekken van informatie aan Nederland op basis van de Richtlijn 77/799/EEG (de zogeheten Bijstandsrichtlijn)
2.45 Wetgeving als hier bedoeld behoort niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het betreft algemeen toegankelijke informatie van algemene aard, waarover beide partijen vrijelijk kunnen beschikken.
De aangiftebiljetten van eiser over de in het geding zijnde belastingjaren
2.46 Verweerder heeft voor alle in het geding zijnde belastingjaren "overzichten biljetten van een proces" overgelegd. Volgens de brief van verweerder van 1 juni 2010 zijn voor 1999, 2002 en 2003 papieren aangiftebiljetten ingediend maar zijn deze niet meer beschikbaar en vermoedelijk zoekgeraakt.
2.47 De papieren aangiftebiljetten zijn op de zaak betrekking hebbende stukken. Nu de papieren aangiftebiljetten niet meer voorhanden zijn, kan verweerder volstaan met overleggen van de "overzichten biljetten van een proces". Indien de papieren aangiftebiljetten niet bewaard zijn gebleven terwijl daartoe op grond van de geldende regelgeving wel de verplichting bestond, is in zoverre sprake schending van artikel 8:42 Awb en zal de rechtbank in de hoofdzaak moeten beoordelen welke gevolgen zij daaraan eventueel verbindt.
Slotsom
2.48 De slotsom is dat verweerder de onder 2.3, 2.10, 2.18, 2.19, 2.24, 2.29, 2.36 en 2.41 genoemde stukken in de aldaar omschreven vorm dient te overleggen. Voor het overige is de onder 1.1 genoemde informatie reeds aan eiser verstrekt, is geen sprake van op de zaak betrekking hebbende stukken of inlichtingen of slaagt verweerders beroep op artikel 8:29, eerste lid, Awb.
2.49 Ter comparitie heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij de rechtbank geen toestemming geeft om uitspraak te doen mede op de grondslag van de (gedeelten van) stukken waarvan de kennisneming op de voet van artikel 8:29 Awb is beperkt.
Beslissing
De rechtbank:
?beslist als hiervoor onder 2.48 is vermeld;
stelt verweerder in de gelegenheid binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak de rechtbank schriftelijk mede te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de rechtbank verbindt.
Aldus gegeven op 15 juni 2010 door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.
Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld, dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.