Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-07-2010, BN4123, AWB 08/8303 IW

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-07-2010, BN4123, AWB 08/8303 IW

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 juli 2010
Datum publicatie
17 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN4123
Zaaknummer
AWB 08/8303 IW

Inhoudsindicatie

Invorderingswet. Aansprakelijkstelling terecht en op basis van de juiste uitgangspunten berekend.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/8303 IW

Uitspraakdatum: 22 juli 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 oktober 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking aansprakelijkstelling van 7 november 2007 (nummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009. Namens eiseres is daar verschenen [A], bijgestaan door [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [C] en [D].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

3.1. Het geschil betreft de vraag of eiseres terecht aansprakelijk is gesteld voor door [E] onbetaald gelaten loonbelasting/premie volksverzekeringen over de periode 1 januari 2000 tot en met 30 september 2002.

3.2. De aansprakelijkstelling is - voor zover hier van belang - uiteindelijk berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

a) [E] heeft een aantal werknemers die aan eiseres zijn uitgeleend onder andere namen in zijn administratie opgenomen. Deze werknemers hebben in 2000, 2001 en 2002 respectievelijk 161, 857,50 en 1.027 uur voor eiseres gewerkt;

b) [E] heeft daarnaast van een aantal werknemers die aan eiseres zijn uitgeleend een kopie van een vervalst, onvolledig of ongeldig identiteitsbewijs in zijn administratie opgenomen. Deze werknemers hebben in 2000 en 2001 respectievelijk 672 en 5.047 uur voor eiseres gewerkt;

c) voor alle onder a) en b) genoemde werknemers (hierna: de onbekende werknemers) is uitgegaan van een netto-uurloon van € 6,93 en is de verschuldigde loonbelasting berekend door het nettoloon te bruteren tegen het anoniementarief en met toepassing van het eindheffingsregiem, hetgeen leidt tot een belastingtarief van respectievelijk 187% (2000), 129,5% (2001) en 131,2% (2002).

3.3. De klachten van eiseres richten zich in de eerste plaats - kort gezegd - tegen het lange tijdsverloop en de gang van zaken tijdens de bij [E] en bij eiseres ingestelde onderzoeken. Eiseres acht zich hierdoor geschaad in haar processuele positie, omdat zij als gevolg hiervan niet (meer) beschikt over alle administratie.

3.4. Deze klacht faalt. Verweerder heeft gesteld dat eiseres had kunnen vragen om teruggave dan wel kopieën van de in beslag genomen stukken, dat eiseres niet ingegaan op het aanbod van verweerder om alle aan hem ter beschikking staande stukken in te zien en te kopiëren, en dat - kort gezegd - alle verhoren en inbeslagnemingen door de FIOD adequaat zijn vastgelegd in processen-verbaal. Eiseres heeft dit alles niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gezien het vorenstaande is er onvoldoende reden om de omstandigheid dat eiseres kennelijk niet meer beschikt over haar volledige administratie aan verweerder tegen te werpen. Voor zover eiseres als gevolg van deze omstandigheid problemen ondervindt in haar bewijspositie komen deze voor haar risico.

3.5. De klachten van eiseres - zo heeft zij ter zitting toegelicht - richten zich voor wat betreft het bedrag van de aansprakelijkstelling tegen het gehanteerde netto-uurloon van € 6,93, tegen de toepassing van het anoniementarief, tegen het aantal in aanmerking genomen uren en tegen het bedrag van de in aanmerking genomen rechtstreekse stortingen bij de Belastingdienst. De rechtbank overweegt daarover het volgende.

3.6. Verweerder heeft het netto-uurloon van € 6,93 voor de onbekende werknemers bepaald op basis van gegevens uit de bij de boekhouder van [E] aangetroffen loonadministratie en wel door het uit die administratie blijkende uitbetaalde nettoloon te delen door het uit die administratie blijkende aantal gewerkte uren. Verweerder heeft aldus niet onredelijk gehandeld, aangezien dit loon slechts is gehanteerd voor werknemers van wie de juiste identiteit niet bekend is en - zoals verweerder onweersproken heeft aangevoerd - sprake is van hoge mate van homogeniteit in de salariëring van de aan eiseres uitgeleende werknemers. De rechtbank heeft voorts geen reden om aan te nemen dat in de administratie van [E] vermelde aantallen gewerkte uren te hoog zijn, nu zijn opzet juist was gericht op het ontduiken van loonbelasting/premie volksverzekeringen.

3.7. Eiseres heeft aangevoerd dat er voldoende gegevens waren om de juiste identiteit van de onbekende werknemers vast te stellen en voor hen het juiste netto-uurloon te bepalen. De rechtbank verwerpt dit, door verweerder gemotiveerd bestreden, standpunt. Vaststaat dat de onbekende werknemers ofwel onder een andere naam ofwel met een vervalst, onvolledig of ongeldig identiteitsbewijs in de administratie van [E] waren opgenomen. Die administratie is derhalve niet bruikbaar om het aan deze werknemers uitbetaalde nettoloon te bepalen. Vaststaat dat eiseres slechts beschikte over kopieën van de in de administratie van [E] opgenomen kopieën van (vervalste, onvolledige of ongeldige) identiteitsbewijzen van de onbekende werknemers. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ten aanzien van de onbekende werknemers een administratie heeft gevoerd waarin hun namen, adressen, woonplaatsgegevens, geboortedata en sofinummers zijn opgenomen (artikel 34, paragraaf 5, Leidraad Invordering 1990). Eiseres heeft evenmin andere gegevens overgelegd aan de hand waarvan het loon van de onbekende werknemers kan worden geïndividualiseerd.

3.8. Nu vaststaat dat de onbekende werknemers ofwel onder een andere naam ofwel met een vervalst, onvolledig of ongeldig identiteitsbewijs in de administratie van [E] waren opgenomen, heeft [E] van deze werknemers niet de identiteit vastgesteld en opgenomen in zijn loonadministratie op de in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde wijze. Verweerder heeft ten aanzien van de onbekende werknemers derhalve terecht het anoniementarief toegepast.

3.9.1. Wat betreft de aantallen gewerkte uren moet voorop worden gesteld dat verweerder deze niet heeft berekend door de totale omzet van [E] bij eiseres te delen door het door [E] gehanteerde uurtarief. Verweerder is uitgegaan van de aantallen uren zoals die bleken uit de manurenadministratie van eiseres en is alleen voor 2000 daarvan afgeweken, omdat het aantal door eiseres geregistreerde uren in dat jaar niet in overeenstemming was met de door [E] bij eiseres behaalde omzet en het door hem gehanteerde uurtarief in dat jaar.

3.9.2. Het totaal aantal uren dat de ingeleende werknemers in 2001 en 2002 hebben gewerkt bedroeg volgens de manurenadministratie van eiseres respectievelijk 12.948 en 5.272,75. Het totaal aantal uren waar verweerder vanuit is gegaan is lager (12.916 onderscheidenlijk 3.478,50). De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat de door verweerder gehanteerde aantallen uren over 2001 en 2002 te hoog zijn.

3.9.3. Het door de ingeleende werknemers gewerkte aantal uren in 2000 bedroeg 1.723,25 volgens de administratie van [E] en 1.004 volgens de administratie van eiseres. Verweerder is uitgegaan van 1.716,75 uur. Gelet op het overwogene onder 3.6, laatste volzin, en onder 3.9.1, laatste volzin, acht de rechtbank het aantal van 1.716,75 voldoende aannemelijk.

3.10. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder voor 2001 en 2002 ten onrechte is uitgegaan van respectievelijk 1.027 en 857,50 door onbekende werknemers gewerkte uren. Volgens eiseres moet dit zijn 171,25 uur onderscheidenlijk 42,50 uur. Gelet op hetgeen is overwogen onder 3.6 tot en met 3.9.3 acht de rechtbank evenwel aannemelijk dat door onbekende werknemers - dus zowel werknemers die onder andere namen in de administratie van [E] zijn opgenomen als werknemers waarvan een vervalst, onvolledig of ongeldig identiteitsbewijs in diens administratie is opgenomen - in 2001 en 2002 respectievelijk 1.027 en 857,50 uur bij eiseres is gewerkt. Zoals is overwogen onder 3.8 is op hen terecht het anoniementarief toegepast.

3.11. Eiseres heeft tot slot nog aangevoerd dat in 2002 tot een bedrag van € 5.500 aan rechtstreekse stortingen bij de Belastingdienst ten onrechte niet in aanmerking is genomen. Deze klacht faalt reeds omdat verweerder ter zitting onweersproken heeft verklaard dat dit bedrag ziet op het vierde kwartaal van 2002, welk kwartaal niet is betrokken in de naheffingsaanslag en de aansprakelijkstelling.

3.12. Gelet op het vorenoverwogene is eiseres terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk gesteld. Hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het bedrag van de aansprakelijkstelling in de loop van de bezwaarfase reeds ambtshalve is verminderd tot € 45.500. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is het bedrag van de aansprakelijkstelling daarom terecht op dit bedrag gehandhaafd.

3.13. Het beroep is dus ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. L. de Loor-Alwin, in tegenwoordigheid van de griffier

mr. L.M. Holdert.

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.