Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-07-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:15118 BN4140, AWB 09/4829 LEGGW

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-07-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:15118 BN4140, AWB 09/4829 LEGGW

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 juli 2010
Datum publicatie
17 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN4140
Zaaknummer
AWB 09/4829 LEGGW

Inhoudsindicatie

Leges aanvraag sloopvergunning. Op 25 maart 2008 is bij de gemeente A een sloopvergunning aangevraagd voor de sloop van enkele tuinbouwkassen en een schuur. De sloop had reeds kort daarvoor plaatsgevonden. Op het desbetreffende aanvraagformulier is X vermeld als de aanvrager en Y als de gemachtigde van de aanvrager. X is op 5 april 2008 overleden. Bij besluit van 21 juli 2008 is de sloopvergunning verleend. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft verweerder aan eisers, als erfgenamen van X, een nota leges uitgereikt. Eisers stellen dat de nota ten onrechte aan hen is uitgereikt omdat zij mede-eigenaren waren van de gesloopte onroerende zaken en X daarom niet alleen beschikkingsbevoegd was, zodat de gemeente de aanvraag niet in behandeling had mogen nemen. Verder hebben eisers aangevoerd dat de op het aanvraagformulier voorkomende handtekening van X vervalst is en dat de gemeente slechts contact onderhield met Y, zodat Y moet worden aangemerkt als de aanvrager en Y daarom de leges verschuldigd is.

De rechtbank overweegt dat het voor het heffen van leges ter zake van de aanvraag van een sloopvergunning niet van belang is of de aanvrager over het te slopen object beschikkingsbevoegd is.

Nu de aanvraag is ingediend en de gemeente die in behandeling heeft genomen, heeft het belastbare feit zich voorgedaan en heeft verweerder ter zake van dat feit terecht leges geheven. Verder oordeelt de rechtbank dat eisers voor hun stelling dat de handtekening van X op het aanvraagformulier vals is, onvoldoende bewijs hebben geleverd. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/4829 LEGGW

Uitspraakdatum: 13 juli 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], domicilie kiezend te [Z], eisers,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 2 juni 2009 op het bezwaar van eisers tegen de aan eisers uitgereikte nota leges sloopvergunning.

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2010. Namens eisers is mr. [A] daar verschenen. Namens verweerder is mr. [B] verschenen, bijgestaan door ir. [C].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

3.1 Eisers zijn de drie kinderen en erfgenamen van wijlen [D] te [plaats], overleden op [datum] 2008.

3.2 Op 25 maart 2008 heeft de gemeente Jacobswoude, rechtsvoorganger van de gemeente Kaag en Braassem (hierna: de Gemeente), een "aanvraagformulier sloopvergun-ning" (hierna: het aanvraagformulier) ontvangen. Het aanvraagformulier, dat in kopie tot de gedingstukken behoort, bevat een aanvraag voor een vergunning voor het slopen van tuinbouwkassen en het dak van een schuur op de locatie [adres] te [plaats]. Deze sloop had korte tijd daarvoor reeds plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van [E] te [plaats]. Ten tijde van het indienen van het aanvraagformulier waren de op genoemde locatie gelegen onroerende zaken voor 23/32 deel eigendom van [D] en voor 9/32 deel van eisers, ieder voor 3/32 deel. Op het aanvraagformulier is [D] vermeld als de aanvrager en [E] als de gemachtigde van de aanvrager.

3.3 De in 3.3 vermelde aanvraag was het gevolg van een overeenkomst tussen de gemeente Jacobswoude, [E] en [D] (hierna: de Overeenkomst). De schrifte-lijke vastlegging van de Overeenkomst, die in kopie tot de gedingstukken behoort, is gedagtekend 6 maart 2008 en ondertekend door de burgemeester van Jacobswoude, door [E] en door [D].

3.4 Bij besluit van 21 juli 2008 is de sloopvergunning verleend. Voor het in behande-ling nemen van de aanvraag heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Jacobswoude, rechtsvoorganger van verweerder, eisers de onderhavige nota leges (hierna: de nota) uitgereikt. De nota is gedagtekend 22 juli 2008 en bedraagt € 180. Na daartegen door eisers gemaakt bezwaar heeft verweerder de nota bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehand-haafd. Eisers hebben tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In geschil is de rechtmatigheid van de nota.

3.5 Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder niet heeft voldaan aan de hoorplicht. Verder stellen eisers dat, als de leges al terecht in rekening zijn gebracht hetgeen eisers bestrijden, de nota had moeten worden uitgereikt aan [E]. Ter onderbouwing van deze stelling hebben eisers aangevoerd dat zij mede-eigenaren waren van de desbetref-fende onroerende zaken en [D] daarom niet alleen beschikkingsbevoegd was, het-geen bij de gemeente bekend was. De gemeente had de aanvraag daarom niet in behandeling mogen nemen. Nu de gemeente dat toch gedaan heeft, is zij schadeplichtig aan eisers en kan het in rekening brengen van leges al helemaal niet aan de orde zijn.

Verder hebben eisers aangevoerd dat de op het aanvraagformulier voorkomende handtekening van [D] vervalst is en dat de gemeente slechts contact onderhield met [E]. Daarom is, aldus eisers, [E] de aanvrager van de vergunning en dienen de leges hem in rekening te worden gebracht.

3.6 Verweerder heeft aangevoerd dat niet van belang is of [E] privaatrechtelijk bevoegd was de sloopwerkzaamheden uit te voeren. Omdat [D] de aanvraag heeft ondertekend is de nota terecht aan eisers, in hun hoedanigheid van erfgenamen van [D], opgelegd.

3.7 Ter zitting hebben eisers verklaard dat ingeval de rechtbank de grief inzake de hoorplicht honoreert, geen terugwijzing dient plaats te vinden, maar de rechtbank zelf in de zaak kan voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank berust dit standpunt van eisers op een onjuiste rechtsopvatting, omdat aan een dergelijk rechterlijk oordeel geen ander gevolg kan worden gegeven dan het terugwijzen van de zaak. Zoals uit de gedingstukken blijkt, hebben partijen in de bezwaarfase jegens elkaar hun standpunten duidelijk en uitvoerig zowel schriftelijk als mondeling kenbaar gemaakt en bestaat bij beide partijen kennelijk niet de verwachting dat een terugwijzing daar iets wezenlijks aan zou kunnen toevoegen. De in dat verband gedane uitlatingen van eisers vat de rechtbank daarom op als het niet langer vasthouden aan voormelde grief, hetgeen meebrengt dat onbesproken kan blijven hetgeen partijen overigens inzake de vermeende schending van de hoorplicht over en weer hebben aangevoerd, .

3.8 In haar vergadering van 20 december 2007 heeft de raad van de gemeente Jacobswoude, rechtsvoorganger van de Gemeente, de Legesverordening 2008 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Ingevolge paragraaf 6.11.01 van de bij de Verordening behorende Legestabel 2008 (hierna: de Legestabel) wordt € 180 leges geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van een sloopvergunning.

3.9 Naar het oordeel van de rechtbank is voor het heffen van leges ter zake van de aanvraag van een sloopvergunning niet van belang dat de aanvrager over het te slopen object niet volledig beschikkingsbevoegd is. Dat in een dergelijk geval de sloop, zonder medewerking van degene die wel beschikkingsbevoegd is, mogelijk niet rechtmatig kan plaatsvinden, doet daar niet aan af. Wordt een dergelijke aanvraag ingediend en in behandeling genomen, dan doet zich het feit voor als bedoeld in paragraaf 6.11.01 van de Legestabel en kunnen ter zake van dat feit leges worden geheven. Omdat de leges worden geheven van degene die de vergunning aanvraagt, is het voor de beoordeling of de leges terecht in rekening zijn gebracht, wel van belang wie de aanvraag heeft ingediend, dan wel wie als de aanvrager moet worden aangemerkt.

3.10 Vaststaat dat het aanvraagformulier op 25 maart 2008 door de gemeente Jacobswoude is ontvangen. Ook staat vast dat de bouwvergunning is verleend en de aanvraag dus op enig moment in behandeling is genomen. Daarmee heeft het feit ter zake waarvan leges kunnen worden geheven zich voorgedaan. Of de aanvrager tot het slopen van de desbetreffende objecten bevoegd was en of de sloopvergunning al dan niet terecht is verleend, is daarbij niet van belang. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in zoverre terecht leges geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Dat, zoals eisers hebben aangevoerd, het aanvraagformulier niet door hen, als mede-eigenaren van de desbetreffende objecten, is ondertekend, doet daar niet aan af. Dat verweerder op enig moment aan eisers heeft voorgesteld de aanvraag in te trekken, doet daar evenmin aan af, omdat op dat moment het belastbare feit, namelijk het in behandeling nemen van de aanvraag, zich reeds had voorgedaan. Eisers stelling dat de Gemeente jegens hen schadeplichtig is en daarom de heffing van leges al helemaal niet aan de orde kan zijn, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. De verplichting tot schadevergoeding van een openbaar lichaam doet niets af aan de bevoegdheid van de heffingsambtenaar van dat openbaar lichaam om, als daar reden toe is, leges te heffen van degene jegens wie het openbaar lichaam schadeplichtig is.

3.11Eisers hebben nog gesteld dat de handtekening van [D], zoals die voor-komt op het aanvraagformulier, vervalst is, zodat niet [D] maar [E] moet worden aangemerkt als de aanvrager; de leges moeten daarom aan [E] in rekening worden gebracht. Eisers hebben daartoe aangevoerd dat de handtekening van [D] zoals die voorkomt op het aanvraagformulier, niet lijkt op de handtekening van [D] onder de Overeenkomst. Gevraagd naar de authenticiteit van de handtekening van [D] hebben eisers ter zitting gesteld dat ook de handtekening onder de Overeen-komst is vervalst. De rechtbank overweegt dat deze stellingen van eisers een ernstige beschuldiging aan het adres van [E] impliceren en daarom hoge eisen moeten worden gesteld aan het daarvoor te leveren bewijs. De rechtbank is van oordeel dat hoewel de hand-tekeningen op voormelde documenten van elkaar verschillen, dit als zodanig onvoldoende bewijs is voor de stellingen van eisers. De stellingen van eisers leiden niet tot een ander oordeel.

3.12 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

3.13 De rechtbank vindt geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier H. van Lingen.

Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.