Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:21133 BO1392, AWB 10/583 LEGGW en AWB 10/585 LEGGW
Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:21133 BO1392, AWB 10/583 LEGGW en AWB 10/585 LEGGW
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2010
- Datum publicatie
- 9 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1392
- Zaaknummer
- AWB 10/583 LEGGW en AWB 10/585 LEGGW
Inhoudsindicatie
Bouwleges. Verweerder mocht twee aanslagen opleggen voor het in behandeling van twee aanvragen van een bouwvergunning voor het oprichten van één bouwwerk. Geen schending van het gelijkheidsbeginsel.
Op 31 oktober 2008 en opnieuw op 25 maart 2009 heeft eiseres een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De beide aanvragen betreffen het geheel oprichten van kantoor/studentenwoningen te Delft. Ter zake van het in behandeling nemen van de eerste aanvraag en nogmaals ter zake van het in behandeling nemen van de tweede aanvraag heeft verweerder eiseres een aanslag bouwleges opgelegd. De eerste aanslag bedraagt € 9.915 en de tweede aanslag € 34.050. In geschil is of eiseres voor het in behandeling nemen van de eerste en de tweede aanvraag op grond van respectievelijk de Legesverordening 2008 en de Legesverordening 2009 bouwleges tot een bedrag van in totaal € 43.965 (€ 9.915 + € 34.050) verschuldigd is. Eiseres vindt dat zij voor het in behandeling nemen van de eerste en de tweede aanvraag tezamen geen hoger bedrag aan bouwleges dan € 34.050 is verschuldigd. Verweerder had de eerste aanslag moeten vernietigen of het bedrag van de eerste aanslag met de tweede aanslag moeten verrekenen. Nu de verordeningen voorzien in een dubbele legesheffing ter zake van de vergunningverlening voor één en hetzelfde bouwplan, leiden zij tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever, toen hij de gemeente de bevoegdheid gaf leges te heffen, niet op het oog kan hebben gehad.
De rechtbank overweegt het volgende.
Wat eiseres heeft aangevoerd over de (on)aanvaardbaarheid van de cumulatie van de eerste en de tweede aanslag kan niet tot vernietiging van de eerste aanslag leiden, reeds omdat ten tijde van de vaststelling van de eerste aanslag de tweede aanslag nog niet was opgelegd.
Verweerder heeft de tweede aanslag in overeenstemming met de daarop van toepassing zijnde Legesverordening 2009 vastgesteld. De Legesverordening 2009 bevat geen bepaling op grond waarvan verweerder het bedrag van de eerste aanslag met de tweede aanslag dient te verrekenen of op andere wijze dient te bewerkstelligen dat van het verschuldigde legesbedrag slechts een gedeelte, groot (€ 34.050 - € 9.915) wordt geheven dan wel geïnd. Dus kan niet worden gezegd dat verweerder, door de aanslagen op te leggen en in bezwaar onverkort te handhaven zonder een maatregel te treffen waardoor de door eiseres gestelde dubbele legesheffing geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen, in strijd met de Legesverordening 2009 heeft gehandeld.
De gemeenteraad is bevoegd om binnen de grenzen van de wet en de algemene rechtsbeginselen tot heffing van leges te besluiten. Van overschrijding van de grenzen van deze autonome bevoegdheid is in de regel geen sprake wanneer de gemeenteraad in de legesverordening geen anticumulatiebepaling opneemt op grond waarvan de legesheffing wordt gematigd in gevallen waarin twee (of meer) aanslagen worden opgelegd voor het in behandeling nemen van twee (of meer) (nagenoeg) identieke aanvragen van een bouwvergunning voor (nagenoeg) hetzelfde bouwproject. Een uitzondering geldt weliswaar indien moet worden geoordeeld dat de legesverordening zonder een anticumulatiebepaling in strijd is met het willekeurverbod, doch de feiten rechtvaardigen niet de conclusie dat deze uitzondering zich hier voordoet. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de eerste aanvraag is afgewezen en de tweede aanvraag is toegewezen, dat de tweede aanvraag is ingediend na de afwijzing van de eerste aanvraag, dat de gemeente beide aanvragen afzonderlijk en volgtijdig heeft behandeld en dat de aanvragen, hoewel zij veel overeenkomsten vertonen, niet identiek zijn.
De raad van de gemeente heeft, door geen anticumulatiebepaling in de Legesverordeningen op te nemen, het gelijkheidsbeginsel (als algemeen beginsel van behoorlijke wetgeving) niet geschonden. Niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen is een schending van het gelijkheidsbeginsel. Indien voor de (onvoldoende) ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat, is het de (gemeentelijke) wetgever toegestaan onderscheid te maken tussen gelijke gevallen.
Het door eiseres genoemde arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2008, nr.37 836, LJN:AI 0408, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag van planschadevergoeding geen leges kunnen worden geheven omdat deze dienstverlening niet in overheersende mate een individualiseerbaar belang (dat van de aanvrager) betreffen. De werkzaamheden van de gemeente bij het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning dienen volgens de rechtbank wel degelijk in overheersende mate een individualiseerbaar belang, in dit geval het belang dat eiseres heeft bij het oprichten van een bouwwerk op de in de aanvragen genoemde locatie in Delft. Dat het op te richten bouwwerk een verbetering van het stadsbeeld in de stationszone meebrengt, doet hieraan niet af. Volgt ongegrondverklaring.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummers: AWB 10/583 LEGGW en AWB 10/585 LEGGW
Uitspraakdatum: 13 oktober 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.
I PROCESVERLOOP
1. Verweerder heeft aan eiseres twee aanslagen in de leges van de gemeente Delft opgelegd:
- de aanslag nr.[nummer 1], met dagtekening 19 december 2008, ten bedrage van € 9.915 (hierna: de eerste aanslag) en
- de aanslag nr. [nummer 2], met dagtekening 31 juli 2009, ten bedrage van € 34.050 (hierna: de tweede aanslag).
2. Eiseres heeft tegen beide aanslagen bezwaar gemaakt. Bij de uitspraken op bezwaar van 14 december 2009 heeft verweerder de aanslagen gehandhaafd.
3. Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij fax van 25 januari 2010, ontvangen bij de rechtbank op 25 januari 2010, beroep ingesteld.
4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift heeft mede betrekking op het beroep tegen het besluit van verweerder waarbij is beslist op het verzoek van eiseres tot het nemen van een zuiver schadebesluit (procedurenummer AWB 10/586 GGH).
5. De rechtbank heeft de beroepen inzake de onder 1. genoemde aanslagen en de onder 4. genoemde beslissing op het verzoek om een zuiver schadebesluit tezamen behandeld op de zitting van 5 augustus 2010. Tevens is toen behandeld het beroep inzake de door de invorderingsambtenaar van de gemeente Delft (hierna: de invorderingsambtenaar) aan eiseres in rekening gebrachte kosten van de aanmaning tot betaling van de eerste aanslag en de bij de aanmaning door de invorderingsambtenaar vastgestelde invorderingsrente (procedurenummer AWB 09/3447 LEGGW).
6. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2010. Namens eiseres zijn verschenen de directeur van eiseres, [A], tot bijstand vergezeld door zijn echtgenote, en [B] gemachtigde van eiseres. Namens verweerder is verschenen [C].
II OVERWEGINGEN
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
8. Op 31 oktober 2008 heeft eiseres een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De aanvraag (hierna: de eerste aanvraag) bevat onder meer de volgende gegevens:
Welke bouwvergunning vraagt u aan?
Reguliere bouwvergunning fase 1
Lokale en kadastrale aanduiding van het bouwwerk/perceel en eigendomssituatie
Straat en huisnummer [adres]
Kadastrale aanduiding [kadastrale aanduiding]
De bouwwerkzaamheden
Het gaat om het geheel oprichten van kantoor/studentenwoningen
Gebruik van het bouwwerk
Wat is het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende terreinen?
Geen
Wat is het gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende terreinen na uitvoering van de werkzaamheden?
Woon/kantoorfunctie
9. Bij besluit van 12 december 2008 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Delft de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
10. Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van de eerste aanvraag aan eiseres de eerste aanslag opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende.
Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag
LEGES BTM 03-11-2008 t/m aanvraag (1e fase) kantoor/studenten- € 9.915,00
03-11-2008 woningen hoek [adres] (incl.
vermindering na weigering); dossier-
nummer 2008047586
Totaalbedrag € 9.915,00
De "vermindering na weigering"waarvan op het aanslagbiljet gewag wordt gemaakt, bedraagt 50% van de leges vóór vermindering.
11. Op 25 maart 2009 heeft eiseres voor de tweede keer een aanvraag van een bouwvergunning ingediend, ditmaal van een reguliere bouwvergunning zonder de toevoeging "1e fase" (hierna: de tweede aanvraag). De tweede aanvraag wijkt niet in betekende mate af van de eerste aanvraag.
12. Bij besluit van 28 augustus 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders de in de tweede aanvraag gevraagde bouwvergunning verleend.
13. Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van de tweede aanvraag aan eiseres de tweede aanslag opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende.
Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag
LEGES BTM 15-04-2009 t/m Aanvraag bouvergun. kantoor en € 34.050,00
15-04-2009 studentenwoningen [adres] dossiernummer 20090449388
Totaalbedrag € 34.050,00
Geschil
14. In geschil is of eiseres voor het in behandeling nemen van de eerste en de tweede aanvraag bouwleges tot een bedrag van in totaal ( € 9.915 + € 34.050 =) € 43.965 verschuldigd is.
15. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij neemt het standpunt in dat zij voor het in behandeling nemen van de eerste en de tweede aanvraag geen hoger bedrag aan bouwleges dan € 34.050 verschuldigd is. Zij voert hiertoe - samengevat- het volgende aan. De eerste en de tweede aanvraag zijn gelijk. Ook de bij de eerste en de tweede bouwaanvraag gevoegde bouwtekeningen verschillen nauwelijks van elkaar. Dit blijkt uit het advies van de adviescommissie voor bezwaarschriften van de gemeente Delft over het tegen de weigering van de eerste aanvraag gemaakte bezwaar. De commissie merkt daarin onder meer op: "De Commissie wil aan verweerder meegeven dat de aanpassingen in de nieuwe bouwtekening, zoals ter zitting getoond, naar de mening van de Commissie van ondergeschikte aard zijn". Bij wijzigingen in een bouwplan van ondergeschikte aard mogen niet tweemaal bouwleges in rekening worden gebracht. Verweerder had de eerste aanslag moeten vernietigen of het bedrag van de eerste aanslag met de tweede aanslag moeten verrekenen. Nu de verordeningen voorzien in een dubbele legesheffing ter zake van de vergunningverlening voor één en hetzelfde bouwplan, leiden zij tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever, toen hij de gemeente de bevoegdheid gaf leges te heffen, niet op het oog kan hebben gehad. Derhalve zijn zij in zoverre onverbindend. Verder blijkt uit het arrest HR 13 augustus 2008, nr. 37 836, LJN AI0408, dat er voor legesheffing, laat staan dubbele legesheffing, in dit geval geen plaats is.
Het aanvankelijk door haar ingenomen standpunt dat in de hierna onder 20. genoemde verordeningen de tarieven niet zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde baten van de leges niet uitgaan boven de geraamde lasten terzake (artikel 229b van de Gemeentewet), heeft eiseres ter zitting laten varen.
16. Verweerder heeft het standpunt van eiseres en de onderbouwing daarvan gemotiveerd bestreden.
17. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de eerste aanslag dan wel vermindering van de tweede aanslag tot € 24.135 (€ 34.050 minus € 9.915).
18. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
19. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Verordening
20. In zijn openbare vergadering van 8 november 2007 heeft de gemeenteraad van Delft de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: de Verordening 2008) vastgesteld. De Verordening is op 11 november 2007 bekendgemaakt in het binnen de gemeente huis aan huis verspreide blad 'De Stadskrant'. In zijn openbare vergadering van 6 november 2008 heeft de gemeenteraad van Delft de 'Verordening op de heffing en de invordering van leges 2009' (hierna: de Verordening 2009) vastgesteld. De Verordening 2009 is op 16 november 2008 bekendgemaakt in het binnen de gemeente huis aan huis verspreide blad 'De Stadskrant'.
21. In de Verordening 2008 en de Verordening 2009 is bepaald dat de leges worden geheven naar de grondslagen, maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de desbetreffende verordening behorende tarieventabel.
22. In de tarieventabel, behorende bij de Verordening 2008 is onder meer bepaald:
"5.2. Bouwvergunning
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van
(...)
5.2.2. een reguliere bouwvergunning (...) bestaat uit de som van een vast deel en een variabel deel die conform de onderstaande tariefgroepindeling worden bepaald. Het variabele deel bestaat uit het bij de tariefgroep genoemde percentage van het deel van de bouwkosten dat het aanvangsbedrag van de betreffende tariefgroep (...) overstijgt.
(...)
Bouwkosten tariefgroep II: > € 1.000.000, en = € 5.000.000,00
Vast € 25.000,00
Variabel 2,30%
(...)
5.2.3. een reguliere bouwvergunning 1e fase (...): 60%
van de leges die op grond van 5.2.2 (...) in rekening moeten
worden gebracht (...)
(...)
5.6.3. Indien een aanvraag wordt geweigerd, worden de
verschuldigde leges (...) verminderd met 50%"
[einde citaat]
23. De onder 22. Aangehaalde bepalingen zijn ook in de tarieventabel bij de Verordening 2009 opgenomen, met dien verstande dat voor "€ 25.000" gelezen moet worden: € 26.000.
Beoordeling van het geschil
Eerste aanslag
24. Gelet op de onder 22. aangehaalde bepalingen van de Verordening 2008 heeft verweerder de eerste aanslag tot het juiste bedrag vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat vaststaat dat de in de eerste aanvraag vermelde bouwkosten meer dan € 1.000.000 doch niet meer dan € 5.000.000 bedragen, dat de aanvraag een reguliere bouwvergunning 1e fase betreft en dat de aanvraag bij besluit van verweerder van 12 december 2008 is geweigerd. Hieraan kan hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de (on)aanvaardbaarheid van de cumulatie van de eerste en de tweede aanslag niet afdoen, reeds omdat ten tijde van de vaststelling van de eerste aanslag de tweede aanslag nog niet was opgelegd.
Tweede aanslag
25. Verweerder heeft de tweede aanslag in overeenstemming met de onder 22. aangehaalde bepalingen van de Verordening 2008 en de onder 23. vermelde wijziging van die bepalingen voor 2009, vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat vaststaat dat de in de eerste aanvraag vermelde bouwkosten meer dan
€ 1.000.000 doch niet meer dan € 5.000.000 bedragen en dat de aanvraag een reguliere bouwvergunning betreft.
Cumulatie van de eerste en de tweede aanslag
26. De Verordening 2009 bevat geen bepaling op grond waarvan verweerder het bedrag van de eerste aanslag met de tweede aanslag dient te verrekenen of op andere wijze dient te bewerkstelligen dat van het volgens de Verordening 2009 verschuldigde legesbedrag slechts een gedeelte, groot € 24.135, wordt geheven dan wel geïnd. Mitsdien kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder, door de aanslagen op te leggen en in bezwaar onverkort te handhaven zonder een maatregel te treffen waardoor de door eiseres gestelde dubbele legesheffing geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen, in strijd met de Verordening 2008 en de Verordening 2009 heeft gehandeld.
27. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de Verordening 2008 en de Verordening 2009, omdat zij geen bepaling bevatten die dubbele legesheffing in gevallen als dit voorkomt (hierna: anticumulatiebepaling), leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever, toen hij de gemeente de bevoegdheid gaf leges te heffen, niet op het oog kan hebben gehad (hierna: het willekeurverbod), overweegt de rechtbank het volgende.
28. De gemeenteraad is bevoegd om binnen de grenzen van de wet en de algemene rechtsbeginselen tot heffing van leges te besluiten. Van overschrijding van de grenzen van deze autonome bevoegdheid is in de regel geen sprake wanneer de gemeenteraad in de legesverordening geen anticumulatiebepaling opneemt op grond waarvan de legesheffing wordt gematigd in gevallen waarin twee (of meer) aanslagen worden opgelegd voor het in behandeling nemen van twee (of meer) (nagenoeg) identieke aanvragen van een bouwvergunning voor (nagenoeg) hetzelfde bouwproject. Een uitzondering geldt weliswaar indien moet worden geoordeeld dat de legesverordening zonder een anticumulatiebepaling in strijd is met het willekeurverbod, doch de feiten die eiseres, op wie in deze de bewijslast rust, heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar standpunt in deze, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat deze uitzondering zich hier voordoet. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres twee aanvragen heeft ingediend waarvan de eerste is afgewezen en de tweede is toegewezen, dat de tweede aanvraag is ingediend na de afwijzing van de eerste aanvraag, dat de gemeente beide aanvragen afzonderlijk en volgtijdig heeft behandeld en dat de aanvragen, hoewel zij veel overeenkomsten vertonen, niet identiek zijn.
29. Indien het beroep van eiseres mede strekt ten betoge dat de raad van de gemeente, door geen anticumulatiebepaling in de Verordening 2008 en/of de Verordening 2009 op te nemen, het gelijkheidsbeginsel (als algemeen beginsel van behoorlijke wetgeving) heeft geschonden, doordat belanghebbenden die voor één bouwproject twee (of meer) goeddeels gelijke aanvragen van een bouwvergunning indienen, worden benadeeld ten opzichte van belanghebbenden die voor één bouwproject slechts éénmaal een bouwvergunning behoeven aan te vragen, heeft, zo dit al kan worden beschouwd als een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, naar het oordeel van de rechtbank het volgende te gelden.
30. Niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen is een schending van het gelijkheidsbeginsel. Indien voor de (onvoldoende) ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat, is het de (gemeentelijke) wetgever toegestaan onderscheid te maken tussen gelijke gevallen.
31. De (gemeentelijke) wetgever heeft op het fiscale beleidsterrein, waartoe de legesheffing gerekend wordt, een ruime vrijheid bij de beoordeling of met elkaar vergeleken gevallen gelijk zijn alsmede of voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Dit houdt in dat bij toetsing aan het gelijkheidsbeginsel van fiscale maatregelen, zoals een legesverordening, een rechterlijk vermoeden van gerechtvaardigdheid van het maken van onderscheid tussen gelijke gevallen geldt. Het oordeel van de (gemeentelijke) wetgever wordt geëerbiedigd tenzij dit van redelijke grond is ontbloot.
32. De rechtbank is van oordeel dat het maken van onderscheid tussen een geval waarin twee aanvragen van een bouwvergunning in behandeling worden genomen en een geval waarin één aanvraag van een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, ook al is de uitkomst in beide gevallen uiteindelijk hetzelfde, te weten de verlening van een bouwvergunning, niet van redelijke grond is ontbloot. Bij dit oordeel overweegt de rechtbank het volgende. Dat op grond van de Verordening 2008 en de Verordening 2009 het in behandeling nemen van twee aanvragen van een bouwvergunning tweemaal een belastingschuld doet ontstaan, vloeit rechtstreeks voorts uit de omschrijving van het belastbare feit in de beide verordeningen en is niet onredelijk of ongebruikelijk. Dat, zoals eiseres betoogt, de legesheffing voor het in behandeling nemen van aanvragen van bouwvergunningen in gevallen als het onderhavige door het ontbreken van een anticumulatiebepaling onredelijk hoog is, is onvoldoende om op grond daarvan anders te oordelen. Ook al wijkt de totale opbrengst van de legesheffing ter zake van twee opéénvolgende aanvragen, waarvan de eerste wordt afgewezen en de tweede wordt toegewezen, substantieel af van de totale legesheffing in andere, overigens gelijke, gevallen, betekent dit geenszins dat de rechter het door de (gemeentelijke) wetgever gemaakte onderscheid niet behoeft te eerbiedigen. Dit is niet anders wanneer de verschillen tussen de bouwplannen, waarop de eerste en de tweede aanvraag betrekking hebben, tamelijk klein of zelfs te verwaarlozen zijn.
33. Ook het door eiseres genoemde arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2008, nr.37 836, LJN:AI 0408, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag van planschadevergoeding geen leges kunnen worden geheven. Daartoe overweegt de Hoge Raad onder meer het volgende. Hoewel de werkzaamheden van het gemeentebestuur bij de beoordeling van de aanvraag van een planschadevergoeding een individualiseerbaar belang (dat van de aanvrager) betreffen, is dit belang niet overheersend. Voorop staat immers dat de gemeente bij het nemen van een besluit dat aanleiding kan geven tot planschadevergoeding, het algemene belang, te weten dat van de ruimtelijke ordening, behartigt en aldus haar publieke taak uitoefent, zodat het hier gaat om schade die een belanghebbende lijdt als rechtstreeks gevolg van de publieke taakuitoefening door de gemeente. Dit oordeel en deze overwegingen van de Hoge Raad gaan naar het oordeel van de rechtbank niet op voor de werkzaamheden van de gemeente bij het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning. Die werkzaamheden betreffen wel degelijk in overheersende mate een individualiseerbaar belang, in dit geval het belang dat eiseres heeft bij het oprichten van een bouwwerk op de in de aanvragen genoemde locatie in [plaats]. Dat het op te richten bouwwerk een verbetering van het stadsbeeld in de stationszone meebrengt, doet hieraan niet af.
Slotsom
34. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
35. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. B. van Eeuwijk.
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.