Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:21097 BO3358, AWB 09/3447 LEGGW

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:21097 BO3358, AWB 09/3447 LEGGW

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 oktober 2010
Datum publicatie
9 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3358
Zaaknummer
AWB 09/3447 LEGGW

Inhoudsindicatie

Aanmaningskosten. Invorderingsrente. De mededeling op de aanmaning, luidende "Heeft u inmiddels betaald, dan kunt u deze aanmaning als niet-verzonden beschouwen", kan in geval van betaling ná de verzending van de aanmaning geen rechtens te beschermen vertrouwen wekken. De voortijdige vaststelling van de beschikking heffingsrente en de onvolmaakte vermelding van het bedrag van de invorderingsrente, zijn gebreken die niet raken aan essentiële vereisten voor (de bekendmaking van) de beschikking (vergelijk Hoge Raad 13 maart 1991, nr. 27 075, LJN ZC4539).

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/3447 LEGGW

Uitspraakdatum: 13 oktober 2010

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.

I. PROCESVERLOOP

1. Op 31 oktober 2008 heeft eiseres een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor het oprichten van een kantoor en studentenwoningen (hierna: de aanvraag).

2. Bij besluit van 12 december 2008 heeft het college van burgemeesters en wethouders van Delft de gevraagde bouwvergunning geweigerd (hierna: de weigering).

3. Verweerder heeft eiseres voor het in behandeling nemen van de aanvraag aan eiseres een aanslag in de leges van de gemeente Delft opgelegd (hierna: de aanslag). Het aanslagbiljet vermeldt onder meer het volgende.

Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag

LEGES BTM 03-11-2008 t/m aanvraag (1e fase) kantoor/studenten- € 9.915,00

03-11-2008 woningen hoek [adres] (incl.

vermindering na weigering); dossier-

nummer 2008047586

Totaalbedrag € 9.915,00

De "vermindering na weigering",waarvan op het aanslagbiljet gewag wordt gemaakt, bedraagt 50% van de leges vóór vermindering.

Op het aanslagbiljet is voorts als datum waarop de aanslag moet zijn betaald, 19 januari 2009 vermeld.

4. Bij brief van 21 januari 2009 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de weigering en tegen de aanslag. De brief is gericht aan het College van burgemeester en wethouders en de heffings- en invorderingsambtenaar.

5. Verweerder heeft eiseres geen uitstel van betaling verleend. Dit is in overeenstemming met de bij besluit van 17 mei 2005 door verweerder vastgestelde beleidsregels inzake het verlenen van uitstel van betaling.

6. Verweerder heeft een schermprint van een aanmaning overgelegd. Deze schermprint bevat onder andere de volgende gegevens:

Bedrag aanmaning 9.915

Kosten aanmaning 14

Totaal aanmaning 9.929

Rente (tot aanmaning) 43

Extra rente per dag 1,34

7. Bij brief van 4 maart 2009, door verweerder ontvangen op 5 maart 2009, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de door verweerder in rekening gebrachte aanmaningskosten en invorderingsrente.

8. Bij besluit van 3 april 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

9. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 14 mei 2009, op dezelfde dag per fax door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld.

10. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

11. Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.

12. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2010. Namens eiseres zijn verschenen de directeur van eiseres [A], tot bijstand vergezeld door zijn echtgenote, en [B], gemachtigde van eiseres. Namens verweerder is [C] verschenen.

II. OVERWEGINGEN

Geschil

13. In geschil is of verweerder eiseres terecht aanmaningskosten en invorderingsrente in rekening heeft gebracht.

14. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe- samengevat- het volgende aan. Het bedrag van € 9.915 is op 21 februari 2009 onder protest met een internetoverboeking aan verweerder betaald. Uit het transactiebestand van eiseres blijkt dat dit bedrag op 23 februari 2009 op de rekening van verweerder stond. Eveneens op 23 februari 2009 heb ik de aanmaning ontvangen. Daarop staat de mededeling: "Heeft u inmiddels betaald,dan kunt u deze aanmaning als niet-verzonden beschouwen". Omdat eiseres inmiddels had betaald, heeft zij de aanmaning terzijde gelegd. Pas uit de herinneringsacceptgiro werd haar duidelijk dat verweerder nog steeds betaling van de aanmaningskosten en invorderingsrente van haar verlangde.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en herroeping van de in rekening gebrachte aanmaningskosten en invorderingsrente.

15. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd weersproken en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

16. Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

De aanmaningskosten

18. In artikel 11 van de Invorderingswet 1990, welke bepaling ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet ook met betrekking tot gemeentelijke heffingen van toepassing is, is bepaald dat, indien een belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, de ontvanger (lees: de invorderingsambtenaar) hem schriftelijk aanmaant om alsnog te betalen. Omdat de aanslag, naar op het aanslagbiljet is vermeld en tussen partijen niet in geschil is, uiterlijk op 19 januari 2009 had moeten zijn betaald, kon verweerder eiseres na 19 januari 2009 aanmanen de aanslag te betalen. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat de aanmaning met dagtekening 21 februari 2009, op vrijdag 20 februari 2009 aan eiseres is gezonden. Derhalve heeft verweerder eiseres rechtmatig, dat wil zeggen: in overeenstemming met de wettelijke bepalingen op dit punt, aangemaand.

19. In artikel 2 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (tekst 2009), welke bepaling ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet ook met betrekking tot gemeentelijke heffingen van toepassing is, is bepaald dat voor het verzenden van een aanmaning tot betaling van een gevorderde som van € 454 of meer € 14 verschuldigd is. Nu verweerder eiseres rechtmatig heeft aangemaand en de gevorderde som meer dan € 454 bedraagt, heeft verweerder eiseres terecht € 14 aanmaningskosten in rekening gebracht.

20. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat de mededeling op de aanmaning, luidende "Heeft u inmiddels betaald, dan kunt u deze aanmaning als niet-verzonden beschouwen", bij haar het rechtens te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat verweerder haar voor het verzenden van de aanmaning niets in rekening zou brengen, overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft gesteld dat hij de betaling van het bedrag van € 9.915 op 24 februari 2010, althans na de verzending van de aanmaning op 20 februari 2009 heeft ontvangen. De rechtbank acht deze stelling geloofwaardig. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres stelt dat het bedrag van € 9.915 op 21 februari 2009 is overgemaakt en op 23 februari 2009 op de rekening van verweerder is bijgeschreven. Beide door eiseres genoemde data liggen na de dag waarop verweerder de aanmaning heeft verzonden. Onder deze omstandigheden heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank aan de zo-even geciteerde mededeling op de aanmaning niet het vertrouwen kunnen ontlenen dat de in de aanmaning vermelde aanmaningskosten zouden vervallen.

21. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder eiseres terecht en tot het juiste bedrag aanmaningskosten in rekening heeft gebracht.

De invorderingsrente

22. In artikel 30 van de Invorderingswet 1990, welke bepaling ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet ook met betrekking tot gemeentelijke heffingen van toepassing is, is bepaald dat de ontvanger (lees: de invorderingsambtenaar) het bedrag van de invorderingsrente vaststelt bij voor bezwaar vatbare beschikking alsmede dat het bedrag van de invorderingsrente, voor zover hier van belang, schriftelijk kenbaar wordt gemaakt. Het tijdvak waarover invorderingsrente wordt berekend, eindigt ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit invorderingswet 1990 op de dag voorafgaand aan die van de betaling van de belastingaanslag. Nu niet tussen partijen in geschil is dat de aanslag na de dag van vaststelling en bekendmaking van aanmaning is betaald, is het bedrag van de invorderingsrente als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Invorderingswet voortijdig vastgesteld en bekendgemaakt, namelijk vóór de afloop van de periode waarover de invorderingsrente verschuldigd is. Voorts vermeldt de aanmaning niet het zo-even bedoelde bedrag van de invorderingsrente, doch worden daarin twee rentebedragen genoemd, te weten een bedrag voor de periode tot de aanmaning en een nog te belopen bedrag per dag voor de periode vanaf de aanmaning. Hoewel verweerder de hiervoor bedoelde gebreken had kunnen voorkomen, raken zij geen essentiële vereisten voor (de bekendmaking van) een beschikking in de zin van de onderhavige bepaling (vergelijk Hoge Raad 13 maart 1991, nr. 27 075, LJN ZC4539). Met de (bekendmaking van de) beschikking heeft verweerder eiseres het door haar te betalen bedrag van de invorderingsrente naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat verweerder het bedrag van de invorderingsrente niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen heeft berekend.

23. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ook voor zover het de invorderingsrente betreft, ongegrond is.

Slotsom

24. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

25. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

III BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier

mr. B. van Eeuwijk.

Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.