Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 07-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:22032 BO3377, AWB 10/1775 RIOOLR

Rechtbank 's-Gravenhage, 07-10-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:22032 BO3377, AWB 10/1775 RIOOLR

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
7 oktober 2010
Datum publicatie
9 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3377
Zaaknummer
AWB 10/1775 RIOOLR

Inhoudsindicatie

Rioolheffing. Eiser is eigenaar van één van de zestig opslagunits in een gebouw. Het gebouw heeft een hemelwaterafvoer. De uitgaande grondleidingen zijn aangesloten op het riool. De unit is voorzien van een tapkraan met gootsteen. Eiser voert 0 m3 afvalwater af. Er is terecht afzonderlijk rioolheffing geheven van alle eigenaren van de units. Er is geen sprake van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 10/1775 RIOOLR

Uitspraakdatum: 7 oktober 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Katwijk, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 5 maart 2010 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag gemeentelijke belastingen voor het belastingjaar 2010 (aanslagnummer [nummer]) (verder: de aanslag).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2010.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

1. Eiser is eigenaar van één van de zestig opslagunits in een gebouw, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de unit respectievelijk het gebouw). Het gebouw heeft drie verdiepingen. Het gebouw is voorzien van een hemelwaterafvoer. De uitgaande grondleidingen zijn aangesloten op de gemeenteriolering. Elke unit heeft een afsluitbare overheaddeur en is uitgevoerd met een tapkraan met gootsteen.

2. Met de aanslag heeft verweerder voor het belastingjaar 2010 ondermeer rioolrechten geheven voor de unit voor een bedrag van € 89,52. In bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

3. In geschil is of de rioolheffing terecht is geheven.

4. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daarvoor -samengevat- het volgende aan. Er wordt ten onrechte afzonderlijk rioolheffing geheven van alle eigenaren van de units. Op grond van artikel 4 van de Verordening moet het gebouw waarin de units zijn gevestigd als één perceel worden beschouwd. De eigenaren van de units op de onderste twee verdiepingen betalen ten onrechte voor de afvoer van hemelwater. Voor de afvoer van hemelwater is geen tarief vastgesteld. Artikel 3 en artikel 6 van de Verordening zijn tegenstrijdig: het is immers niet mogelijk om 0 m3 water af te voeren. Water dat wordt afgevoerd via het wasbakje is geen huishoudelijk of bedrijfsafvalwater, de unit is immers geen woning.

5. Verweerder heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken.

6. De rechtbank overweegt als volgt.

Rioolheffing

7. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010 (Verordening rioolheffing 2010) van de gemeente Katwijk (verder: de Verordening) heft verweerder onder de naam rioolheffing een belasting ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken.

8. Ingevolge artikel 228a, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen ter zake van de kosten, bedoeld onder a. en b. twee afzonderlijke belastingen worden geheven. In de gemeente Katwijk zijn de kosten van a. en b. verwerkt in één tarief.

Belastbaar feit en belastingplicht

9. Ingevolge artikel 3 van de Verordening wordt de belasting geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Voor de heffing wordt als belastingplichtige aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom (...) gebruikt.

10. Ingevolge artikel 1 van de Verordening moet onder perceel worden verstaan: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan. Onder water moet worden verstaan: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

11. Ingevolge artikel 4 van de Verordening wordt belasting geheven van elk gedeelte van een perceel dat blijkens zijn inrichting is bestemd om als zelfstandig gedeelte te worden gebruikt, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten samen als geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

12. De rechtbank is van oordeel dat de unit een zelfstandig gedeelte van een onroerende zaak is als bedoeld in artikel 1 van de Verordening. De unit is derhalve een perceel. Nu geen sprake is van twee of meer units die samen als één geheel worden gebruikt, is terecht geheven van eiser als gebruiker van de unit. Van het gebouw wordt hemelwater afgevoerd. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde dat van het perceel indirect water op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De rechtbank merkt hierbij op dat drie boven elkaar gelegen units weliswaar slechts één dak en één hemelwaterafvoer hebben, maar dat de afvoer voor alle drie units gezamenlijk geschiedt.

Maatstaf en tarief

13. Ingevolge artikel 5 van de Verordening wordt de belasting geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd. Ingevolge artikel 6 van de Verordening bedraagt de belasting € 89,52 per eenheid van 0 tot 250 m3 afvalwater.

14. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij het tapkraantje nooit gebruikt en dat hij geen eigen watermeter heeft. Verweerder heeft dit niet weersproken. De rechtbank gaat er van uit dat eiser 0 m3 afvalwater afvoert.

15. Naar de rechtbank heeft begrepen worden de units in het gebouw gebruikt voor particuliere opslag. De rechtbank concludeert hieruit dat de unit niet moet worden aangemerkt als bedrijf, maar als woning. Het afvalwater dat uit de unit kan worden afgevoerd is daarom huishoudelijk afvalwater.

16. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of met de vaststelling van de heffingsmaatstaf en het tarief is getreden buiten de grenzen van artikel 219 en 228a van de Gemeentewet. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. De rechtbank overweegt dat, nu eiser in het perceel beschikt over een tapkraantje en een wasbakje met afvoer, geen sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Dat in dit geval ook rioolbelasting wordt geheven voor 0 m3 afvoer van afvalwater geeft gelet op het karakter en de rechtsgrond van de heffing geen aanleiding voor een andere conclusie. De rioolheffing is terecht geheven.

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond.

18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. E.G. van Roest, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M. van Duijvendijk.

Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.