Rechtbank 's-Gravenhage, 22-10-2010, BO3381, AWB 09/8289 IB/PVV V
Rechtbank 's-Gravenhage, 22-10-2010, BO3381, AWB 09/8289 IB/PVV V
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2010
- Datum publicatie
- 9 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3381
- Zaaknummer
- AWB 09/8289 IB/PVV V
Inhoudsindicatie
Opposant heeft na het verstrijken van de wettelijke termijn een bezwaarschrift ingediend. Hij heeft circa zes weken voordat de verliesbeschikking werd gegeven in een telefoongesprek aangegeven dat hij het niet met het standpunt van verweerder eens was. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard; de rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep met toepassing van artikel 8:54 Awb ongegrond verklaard. Op het verzet van opposant overweegt de rechtbank dat:
–De Awb voorziet wel in het schriftelijke en het elektronisch ingediende bezwaar, maar niet in het mondelinge bezwaar. Voor een goede procesorde is het noodzakelijk dat het bezwaar op enigerlei wijze is vastgelegd. Onder omstandigheden kan die vastlegging door het bestuursorgaan geschieden en kan deze vastlegging, na ondertekening door de indiener als bezwaarschrift worden aangemerkt (vgl. CRvB 9 december 2003, LJN: A00729). Dat is hier niet gebeurd.
–Het telefoongesprek heeft ruimschoots voor de aanvang van de bezwaartermijn plaats gehad, op een moment waarop de verliesbeschikking, naar de indiener, een belastingadviseur, redelijkerwijs kon weten, nog niet tot stand was gekomen.
–Aan herstel van het verzuim, eruit bestaande dat het bezwaar niet schriftelijk of elektronisch is ingediend, wordt niet toegekomen omdat, zo dit verzuim zich al voor herstel leent, het bezwaar voortijdig is ingediend;
–De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, Afdeling 4
Procedurenummer: AWB 09/8289 IB/PVV V
Uitspraakdatum: 22 oktober 2010
Uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzet van
[Opposant], wonende te [plaats],
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 19 februari 2010.
I PROCESVERLOOP
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van opposant (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard.
Bij brief van 1 april 2010 heeft opposant verzet gedaan tegen deze uitspraak.
II OVERWEGINGEN
De door opposant bestreden verliesvaststellingsbeschikking, bekendgemaakt in het aanslagbiljet met nummer [nummer], is gedagtekend 5 augustus 2009.
Het bezwaarschrift van opposant is gedagtekend 23 september 2009 en is bij verweerder ingekomen op 25 september 2009.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van opposant wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van opposant tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Beoordeling van het verzet
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De bezwaartermijn eindigde in het onderhavige geval op 16 september 2009.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).
Het op 25 september 2009 bij verweerder ingekomen bezwaarschrift is eerst ruim na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken ingediend.
In verzet stelt opposant, evenals in beroep, dat hij reeds op 24 juni 2009 telefonisch heeft aangegeven bezwaar te maken tegen aanslag. Opposant stelt voorts dat de rechtbank in haar uitspraak voorbij gaat aan de in artikel 6:6 van de Awb gegeven mogelijkheid tot het herstellen van het verzuim, in dit geval door het alsnog schriftelijk indienen van bezwaar.
In artikel 6:4 van de Awb is bepaald dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden van hoofdstuk 2, afdeling 2.3, van de Awb kan het bezwaarschrift ook elektronisch worden verzonden. De wet kent echter niet de mogelijkheid van een mondeling bezwaar. Voor een goede procesorde is het noodzakelijk dat een bezwaar op enigerlei wijze is vastgelegd. Onder omstandigheden kan de vastlegging door het bestuursorgaan geschieden en kan deze vastlegging, na ondertekening door de indiener, als bezwaarschrift worden aangemerkt (vergelijk Centrale Raad van Beroep, 9 december 2003, nr. 02/4100, LJN: A00729). Dat zulks hier is gebeurd, is echter gesteld noch gebleken. Voorts dient, uitgaande van het feitenrelaas van opposant in het verzetschrift, het ervoor te worden gehouden dat het telefoongesprek van de gemachtigde van opposant met verweerder in juni 2009, dat wil zeggen ruimschoots vóór de aanvang van de bezwaartermijn op 6 augustus 2009, heeft plaatsgehad op een moment waarop, naar de indiener, die als belastingadviseur werkzaam is, redelijkerwijs kon weten, de verliesvaststellingsbeschikking nog niet tot stand was gekomen. Opposant voert nog aan dat verweerder hem op grond van artikel 6:6, laatste zinsdeel, van de Awb de gelegenheid had moeten geven het verzuim, eruit bestaande dat hij zijn bezwaar niet schriftelijk of elektronisch aan verweerder kenbaar heeft gemaakt, te herstellen. Ook indien met opposant wordt aangenomen dat dit verzuim zich voor herstel op grond van artikel 6:6, laatste zinsdeel, van de Awb leent, dan nog is er sprake van een voortijdig gemaakt bezwaar in de zin van artikel 6:8, eerste lid, juncto artikel 6:10 van de Awb. Gelet op het een en ander heeft de rechtbank in de uitspraak waarvan verzet, het beroep tegen het besluit waarbij verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, terecht ongegrond verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen opposant heeft aangevoerd, geen rechtvaardiging van de te late indiening van het bezwaarschrift. De rechtsmiddelverwijzing op het aanslagbiljet liet er geen twijfel over bestaan hoe en binnen welke termijn bezwaar kon worden gemaakt. De gemachtigde van opposant moet zich, in zijn hoedanigheid van belastingadviseur, van de in de wet geëiste vorm en gestelde termijn bewust zijn geweest. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is derhalve geen sprake.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank in de uitspraak waarvan verzet, het beroep terecht ongegrond verklaard.
Het verzet is derhalve ongegrond.
III BESLISSING
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier S. Vrauwdeunt.
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen opposant en de Minister van Financiën binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a de naam en het adres van de indiener;
b een dagtekening;
c een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d de gronden van het beroep in cassatie.