Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 26-01-2010, BP7362, AWB 10/5824 PARKBL

Rechtbank 's-Gravenhage, 26-01-2010, BP7362, AWB 10/5824 PARKBL

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
26 januari 2010
Datum publicatie
10 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BP7362
Zaaknummer
AWB 10/5824 PARKBL

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting 2010, vertrouwensbeginsel. Nadat tot driemaal toe was ingebroken in de auto van eiseres en haar gehandicaptenparkeerkaart daarbij was gestolen, heeft zij om inbraken te voorkomen op advies van een wijkagente een kopie achter de voorruit geplaatst waarop was vermeld op welk adres de parkeercontroleur het origineel kon inzien. Zij heeft aan het advies van de wijkagente het vertrouwen ontleend dat zij hierdoor zou zijn gevrijwaard van parkeerbelasting. De parkeercontroleur heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de wijkagente niet bevoegd was een dergelijke toezegging over de parkeerbelasting te doen. De rechtbank overweegt dat ook indien degene aan wiens uitlatingen de betrokkene vertrouwen ontleent, niet bevoegd is, deze uitlatingen tot rechtens te honoreren vertrouwen kunnen leiden, namelijk indien de betrokkene onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag aannemen dat degene die de uitlatingen doet, daartoe de bevoegdheid heeft. De wijkagente had naar het oordeel van de rechtbank deze schijn van bevoegdheid. Derhalve slaagt het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel en dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 10/5824 PARKBL

Uitspraakdatum: 26 januari 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 augustus 2010 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2011. Namens eiseres is daar verschenen, [A]. Namens verweerder is verschenen [B].

II BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- aan haar vergoedt.

III OVERWEGINGEN

Feiten

3.1Eiseres is houdster van het kenteken [kenteken]. Op 12 juli 2010 heeft zij de auto met dit kenteken (hierna: de auto) gebruikt voor het vervoer van [C], houder van een Europese gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de parkeerkaart), en heeft zij de auto geparkeerd op de [adres] te Den Haag nabij nr. [nummer]. Achter de voorruit van de auto heeft eiseres een kopie van de parkeerkaart geplaatst met de tekst:

"origineel toonbaar, bel op nr. [nummer], diefstal voorkoming, origineel is op nr. [nummer]"

Op het adres [adres] nr. [nummer] woont [A], de broer van [C] en in beroep de gemachtigde van eiseres.

3.3 De [adres] is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna; de gemeente) in het Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren en toepassing wielklem aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

3.4 De parkeercontroleur heeft op die dag omstreeks 9.25 uur de auto in de genoemde straat aangetroffen en heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd tot een bedrag van € 53,10 bestaande uit € 2,10 belasting en € 51,00 kosten.

Geschil

3.5 In geschil is de naheffingsaanslag. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres parkeerbelasting diende te betalen nu zij een kopie van de parkeerkaart achter de voorruit heeft geplaatst en daarop heeft aangegeven op welk adres aan de parkeercontroleur desgevraagd het origineel zou worden getoond. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en beroept zich daartoe op de vrijstelling invaliden en op het vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd betwist.

Vrijstelling voor invaliden

3.6 Op grond van artikel 4 van de Verordening parkeerbelastingen 2008 (hierna: de Verordening) van de gemeente geldt voor invaliden een vrijstelling van parkeerbelasting:

"4. Vrijstelling invaliden

Houders van een geldige gahandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht."

3.7 [C] is in het bezit van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Noch op deze parkeerkaart, noch in de Verordening staat expliciet vermeld dat geen gebruik mag worden gemaakt van een kopie van de vergunning. Toch is de rechtbank van oordeel dat onder 'de parkeerkaart' in artikel 4 van de Verordening de originele gehandicaptenparkeerkaart moet worden verstaan. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat van een originele parkeerkaart eenvoudig meerdere kopieën zijn te maken. Indien het gebruik van een kopie van de parkeerkaart recht op toepassing van de vrijstelling zou geven, zou dit derhalve aan de vrijstelling een veel grotere reikwijdte zou geven dan doel en strekking van de vrijstelling rechtvaardigen.

3.8 Naar het oordeel van de rechtbank volstaat een kopie ook niet indien, zoals in het onderhavige geval, daarop is aangegeven op welk adres desgevraagd het origineel van de parkeerkaart kan worden bekeken. In artikel 4 van de Verordening is uitdrukkelijk bepaald dat de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf duidelijk zichtbare plaats in of aan het voertuig dient te worden geplaatst. De Verordening voorziet niet in een kwijtschelding of vermindering van parkeerbelasting indien de gehandicaptenparkeerkaart op een andere plaats aanwezig is.

3.9 Uit het vorenstaande volgt dat ter zake van het onderhavige parkeren niet is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling genoemd in artikel 4 van de Verordening.

Vertrouwensbeginsel

3.10 Eiseres stelt dat zij op advies van de wijkagente, een politieambtenaar niet de originele parkeerkaart maar een kopie daarvan achter de voorruit heeft geplaatst en daarbij heeft aangegeven op welk adres de parkeercontroleur de originele parkeerkaart kon inzien, dit om inbraak in de auto en diefstal van de parkeerkaart te voorkomen. Aanleiding daarvoor was dat tot drie maal toe de auto is opengebroken en de parkeerkaart is ontvreemd. Eiseres heeft aan het advies van de wijkagente het vertrouwen ontleend dat de geadviseerde handelwijze haar zou vrijwaren van heffing van parkeerbelasting.

3.11 Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de politieambtenaar niet bevoegd was om een dergelijke toezegging over de parkeerbelasting te doen en dat derhalve het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt.

3.12 De rechtbank stelt voorop dat, zoals volgt uit hetgeen onder 3.7 is overwogen, het gebruik van een kopie van de parkeerkaart niet zo duidelijk in strijd is met een juiste toepassing van de Verordening dat eiseres redelijkerwijs had kunnen en moeten beseffen dat zij hierdoor parkeerbelasting verschuldigd werd.

3.13 Bij de toepassing van het vertrouwensbeginsel staat centraal of bij de betrokkene vertrouwen is gewekt. Ook indien degene aan wiens uitlatingen de betrokkene vertrouwen ontleent, niet bevoegd is, kunnen deze uitlatingen tot rechtens te honoreren vertrouwen leiden, namelijk indien de betrokkene onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag aannemen dat degene die de uitlatingen doet, daartoe de bevoegdheid heeft. Naar het oordeel van de rechtbank had de wijkagente deze schijn van bevoegdheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aan een belanghebbende die een advies van een politieambtenaar opvolgt dat erop is gericht strafbare feiten te voorkomen met betrekking tot de heffing van parkeerbelastingen niet het opvolgen van dat advies kan worden tegengeworpen. Hieraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat de betrokken politieambtenaar niet rechtstreeks bij de wet krachtens welke de parkeerbelastingen worden geheven, is betrokken.

3.14 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel. Derhalve dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd.

Slotsom

3.15 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

3.16 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.M. Reniers.

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.