Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-02-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:5062 BV0606, AWB 09/4540 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-02-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:5062 BV0606, AWB 09/4540 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 februari 2010
Datum publicatie
27 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BV0606
Zaaknummer
AWB 09/4540 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Eiser exploiteert een wokspecialiteitenrestaurant in de vorm van een éénmanszaak. Gasten kunnen deelnemen aan een wokbuffet of à la carte dineren. Verweerder heeft een Waarneming ter Plaatse (WTP) uitgevoerd bij eiser. Medewerkers van de Belastingdienst hebben op een aantal data een bezoek gebracht aan het restaurant van eiser en het aantal gasten geteld dat op die avonden in het restaurant heeft gegeten. De telling heeft zowel buiten als binnen in het restaurant plaatsgevonden. Het aantal getelde gasten hebben zij vervolgens vergeleken met het aantal gasten dat volgens eiser het restaurant heeft bezocht.

In het rapport van het daarop volgende boekenonderzoek wordt onder meer geconcludeerd dat de administratie van eiser dusdanige gebreken vertoont dat deze niet kan dienen als een betrouwbare grondslag voor de bepaling van de verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 52 Awr. Volgens rechtbank Den Haag heeft eiser in het onderhavige jaar niet voldaan aan de in artikel 52 vermelde verplichtingen. De rechtbank acht de schatting van verweerder redelijk en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/4540 IB/PVV

Uitspraakdatum: 18 februari 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 15 juni 2009 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2006 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ([aanslagnummer]) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 46.896.

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2010.

Namens eiser is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen

[B] en [C].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

2.1. Eiser exploiteert sinds 30 juni 2006 een wokspecialiteitenrestaurant in de vorm van een éénmanszaak onder de naam [D]. Gasten kunnen deelnemen aan een wokbuffet of à la carte dineren. Op dinsdag tot en met donderdag kost deelname aan het wokbuffet € 16 en op vrijdag tot en met zondag € 18. Voor kinderen tot 1.50m is dit respectievelijk € 8 en

€ 9,50. Tegen een betaling van € 9,99 kunnen de gasten onbeperkt drinken. Het restaurant is dagelijks vanaf 16:00 geopend en op maandag gesloten. Klanten kunnen ook eten afhalen. Hiervoor is een aparte ingang.

2.2. In 2007 is in opdracht van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) het landelijk project 'Wokrestaurants' gestart. In het kader van dit project is op 22 april 2007 een Waarneming ter Plaatse (WTP) uitgevoerd bij eiser. Daarnaast hebben op 16 en 21 maart en op 23 en 26 mei 2007 zogenoemde zichtwaarnemingen plaatsgevonden. Medewerkers van de Belastingdienst hebben op genoemde data een bezoek gebracht aan het restaurant van eiser en het aantal gasten geteld dat op die avonden in het restaurant heeft gegeten. De telling heeft zowel buiten als binnen in het restaurant plaatsgevonden. Het aantal getelde gasten hebben zij vervolgens vergeleken met het aantal gasten dat volgens eiser het restaurant heeft bezocht. Hierbij is gekeken naar het aantal wokbuffets op de Z-afslagen. Het aantal afhaalmaaltijden is niet in de telling meegenomen.

2.3. Naar aanleiding van de in 2.2 vermelde zichtwaarnemingen heeft verweerder op

11 juli 2007 een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting en loonbelasting over de periode 1 juli 2006 tot en met 31 mei 2007 ingesteld.

2.4. In het in 2.3 vermelde onderzoek is met betrekking tot het jaar 2006 het volgende geconstateerd:

- Eiser maakt dagelijks een tweetal zogenoemde Z-afslagen, één voor het restaurantgedeelte en één voor het afhaalgedeelte. Op deze afslagen staan onder meer de verkochte producten vermeld. Deze afslagen worden bewaard en samen met de inkoopnota's en de bankafschriften naar de boekhouder gebracht.

- Eiser voert geen kassacontrole uit.

- Eiser heeft meer uren verloond dan verantwoord in de loonadministratie.

- In de kasadministratie worden niet de werkelijk uitbetaalde lonen verantwoord.

- Uit een vergelijking van de inkoop en de verkoop van de dranken blijkt dat eiser niet alle verkopen van drank heeft verantwoord.

- Uit een vergelijking tussen de in- en verkoop van ijs volgt dat de inkopen vele malen hoger zijn dan de door eiser aangegeven verkopen.

- Een groot aantal inkoopfacturen was niet aanwezig en evenmin in de administratie opgenomen.

In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat de administratie van eiser dusdanige gebreken vertoont dat deze niet kan dienen als een betrouwbare grondslag voor de bepaling van de verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 52 Awr.

2.5. Eiser heeft aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2006 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.862. Op 12 februari 2009 heeft verweerder op basis van de resultaten van voormeld boekenonderzoek, de onderhavige aanslag aan eiser opgelegd. De aanslag is als volgt vastgesteld:

Tabel 1

Tabel 2

2.6. In geschil is de hoogte van de onderhavige aanslag. Meer specifiek is in geschil of verweerder de correcties mocht baseren op zichtwaarnemingen.

2.7. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Ingevolge artikel 27e, letter b, van de AWR verklaart de rechtbank het beroep ongegrond indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 van de AWR, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

2.8. Gelet op de in 2.4 vermelde uitkomsten van het boekenonderzoek die niet dan wel onvoldoende door eiser zijn weersproken, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige jaar niet voldaan aan de in artikel 52 vermelde verplichtingen. Gelet hierop dient de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren, tenzij eiser doet blijken - dat wil zeggen overtuigend aantonen - dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier, met al hetgeen hij in zijn beroepschrift en ter zitting heeft aangevoerd, niet in geslaagd.

Redelijke schatting

2.9. Een aanslag mag niet naar willekeur worden vastgesteld, doch moet berusten op een redelijke schatting van de inkomsten (Hoge Raad 28 maart 2003, nr. 38.039, LJN AF6486 op www.rechtspraak.nl, BNB 2003/203).

2.10. Verweerder heeft geschat dat de omzet over het onderhavige jaar niet € 121.891,99 maar € 184.056,91bedroeg (€ 121.891,99 + correctie omzet € 62.164,92). Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek de in- en verkopen van het ijs in het onderhavige jaar beoordeeld. In het jaar 2006 heeft eiser 680 liter ijs ingekocht. Er gaan twaalf bolletjes uit één liter ijs. In nagenoeg alle ijscoupes gaan drie bolletjes ijs. Gelet hierop kon eiser theoretisch 2.720 nagerechten verkopen (4 x 680 = 2.720). Uit de administratie van eiser volgt dat er in 2006 1.259 ijscoupes zijn verkocht. Dit is 46,2% van het totaal ingekochte ijs.

2.11. De rechtbank acht aannemelijk dat indien een ijscoupe wordt verkocht, daaraan voorafgaand een wokbuffet of een menu à la carte is verkocht. De rechtbank acht niet aannemelijk dat 53,8% van het ingekochte ijs is weggegeven dan wel door bederf of anderszins verloren is gegaan. De schatting van verweerder dat eiser ongeveer 33,7% van zijn omzet niet heeft aangegeven (€ 62.164,92/€ 184.056,91= 33,7%) acht de rechtbank alleszins redelijke gelet op de verhoudingen tussen de in- en verkoop van het ijs en de drank, en de omstandigheid dat eiser meer personeel in dienst had dan hij had aangegeven en rekening houdend met eventuele inkoopkosten. Verweerder heeft daarbij nog een bedrag voor extra lonen in aftrek toegelaten.

2.12. Voor zover eiser betoogt dat de correctie van verweerder niet in stand kan blijven omdat de zichtwaarnemingen onaangekondigd zijn verricht, niet was aangegeven in welke vorm deze zouden plaatsvinden en de resultaten van de waarnemingen die in 2007 plaatsvonden niet mogen worden betrokken op het belastingjaar 2006, faalt dit betoog. Verweerder was bevoegd een boekenonderzoek bij eiser in te stellen, ook naar aanleiding van niet aangekondigde zichtwaarnemingen. Aangezien niet is gebleken dat verweerder daarbij in strijd zou hebben gehandeld met enige wettelijk voorschrift of beginsel van behoorlijk bestuur, is er geen belemmering voor verweerder om de informatie uit de zichtwaarnemingen te betrekken ter onderbouwing van de schatting van eisers inkomen

2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.R.M. Dekker.

Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Afschrift verzonden op: