Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2011, BP5820, 382104 / HA RK 10-694 Wrakingnummer 2010/44

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2011, BP5820, 382104 / HA RK 10-694 Wrakingnummer 2010/44

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
31 januari 2011
Datum publicatie
25 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5820
Zaaknummer
382104 / HA RK 10-694 Wrakingnummer 2010/44

Inhoudsindicatie

Schriftelijk vezroek tot wraking. Verzoek afgewezen. Het enkele feit dat verzoekster in een eerdere beroepschriftprocedure die door mr. [X] werd behandeld klachten tegen deze rechter heeft ingediend, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE

Meervoudige wrakingskamer

Wrakingnummer 2010/44

rekestnummer: 382104 HA RK 10-694

procedurenummer: 10/4060 IB/PVV V144

datum beschikking: 31 januari 2011

BESCHIKKING

op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:

[verzoekster],

wonende te [adres],

verzoekster,

gevolmachtigde: [gevolmachtigde];

tegen

Mr. [X],

rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht.

1. Voorgeschiedenis en het procesverloop.

1.1 Op 9 juni 2010 heeft verzoekster bij de rechtbank een beroepschrift ingediend tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/[te P] van 3 mei 2010, waarbij haar bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 is afgewezen. Bij haar verzoek heeft verzoekster haar echtgenoot, de heer [gevolmachtigde] (hierna: de gevolmachtigde), gemachtigd om de procedure voor haar af te wikkelen. Het door verzoekster ingediende beroepschrift zou worden behandeld op de zitting van mr. [X] op 13 januari 2011.

1.2 De gevolmachtigde heeft kennelijk namens verzoekster bij faxbericht van 2 december 2010 de wraking van mr. [X] verzocht.

2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.

Op 20 december 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Bij faxbericht van 13 december 2010 heeft de gevolmachtigde van verzoekster meegedeeld dat hij wegens medische redenen niet in staat is op de zitting te verschijnen en dat ook verzoekster arbeidsongeschikt is, om welke reden hij al heel lang haar bewindvoerder, gevolmachtigde, zaakwaarnemer en mentor is. Bij schrijven van 16 december 2010 heeft mr. [X] zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek verwoord en de wrakingskamer meegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen.

Bij brief van 14 december 2010 is namens de inspecteur van de Belastingdienst/[te P] meegedeeld dat de Belastingdienst niet bij de zitting van de wrakingskamer aanwezig zal zijn. Bij faxbericht van 20 december 2010 heeft de gevolmachtigde van verzoekster meegedeeld dat hij het standpunt van mr. [X] niet heeft ontvangen. Bij faxbericht van 21 december 2010 heeft de gevolmachtigde bericht dat door zijn ziekten en handicaps en het niet hebben van rechtshulp een zitting zo laat mogelijk in de middag dient plaats te vinden en dat het Paleis van Justitie in Den Haag in zwaar vervuild gebied ligt, waardoor dit medisch voor hem verboden is.

Bij brief van 24 december 2010 heeft van de griffier van de rechtbank is aan de gevolmachtigde van verzoekster medegedeeld dat de wrakingskamer hem in de gelegenheid stelde om uiterlijk 3 januari 2011 te reageren op het standpunt van mr. [X] ten aanzien van het wrakingsverzoek. De gevolmachtigde van verzoekster heeft op 5 januari 2011 een faxbericht naar de griffie van de rechtbank gestuurd, waarin hij stelt dat hij de brief van de griffier van 24 december 2010 eerst op 3 januari 2011 heeft ontvangen, dat de termijn van 3 januari 2011 niet afdwingbaar is, dat mr. [X] in zijn schriftelijke reactie een ander wrakingsverzoek aanhaalt waarin de waarschijnlijke oorzaak van het niet (tijdig) aankomen van post van de rechtbank vermeld staat en dat de wrakingskamer niet onafhankelijk en objectief is, omdat mr. [X] een collega is.

3. Het standpunt van verzoeker.

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat mr. [X] het beroepschrift niet mag behandelen omdat er in een eerdere procedure van verzoekster die door mr. [X] werd behandeld, klachten tegen deze rechter zijn ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad alsmede bij de president van deze rechtbank. Dit zou blijken uit de bijlagen van het wrakingsverzoek.

4. Het standpunt van mr. [X].

Mr. [X] heeft bij voormeld schrijven de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in de wraking berust.

5. Beoordeling.

5.1 De wrakingskamer stelt voorop dat verzoekster voldoende in de gelegenheid is geweest om op het wrakingsverzoek te worden gehoord. De gevolmachtigde heeft weliswaar medegedeeld dat hij wegens medische redenen niet in staat was de zitting bij te wonen, maar hij heeft niet om een andere datum verzocht en uit de inhoud van zijn faxberichten moet de rechtbank afleiden dat hij noch verzoekster op een nader bepaalde zitting zouden zijn verschenen. In verband daarmee heeft de wrakingskamer hem in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de reactie van mr. [X]. Bij zijn faxbericht van 5 januari 2011 klaagt de gevolmachtigde er weliswaar over dat de hem gegeven termijn voor reactie te kort was, maar hij vraagt niet om een langere termijn en hij laat zich wel uit over de reactie van mr. [X]. Voorts brengt het wettelijk systeem nu eenmaal mee dat een wrakingsverzoek wordt beoordeeld door collega’s van de gewraakte rechter.

5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

5.3 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.

5.4 Het enkele feit dat verzoekster in een eerdere beroepschriftprocedure die door mr. [X] werd behandeld klachten tegen deze rechter heeft ingediend, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.

5.5 Nu de door verzoekster aangevoerde grond het wrakingsverzoek niet kan dragen en zich naar het oordeel van de rechtbank overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor partijdigheid van mr. [X] dan wel voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoekster, dient het verzoek te worden afgewezen.

6. Beslissing.

De rechtbank:

wijst het verzoek tot wraking af;

bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:

• de verzoekster p/a haar gevolmachtigde, [gevolmachtigde];

• de inspecteur van de Belastingdienst/[te P];

• mr. [X];

Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2011 door mr. I.D. Bellaart, voorzitter, en mrs. B.C. Vink en J.D.G.J. Dop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier.