Rechtbank 's-Gravenhage, 07-03-2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:4715 BP9761, AWB 10/7023 HUUR
Rechtbank 's-Gravenhage, 07-03-2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:4715 BP9761, AWB 10/7023 HUUR
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 7 maart 2011
- Datum publicatie
- 31 maart 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2011:BP9761
- Zaaknummer
- AWB 10/7023 HUUR
Inhoudsindicatie
Bevoegdheid van Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) in toeslagzaken (mede) betreffende de basisregistratie inkomen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/7023 HUUR
Uitspraakdatum: 7 maart 2011
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 oktober 2010 op het bezwaar van eiser tegen het inkomensgegeven zoals bekendgemaakt bij besluit van 23 april 2010
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2011.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [A].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
1. Met dagtekening 20 december 2007 is aan eiser een voorschot huurtoeslag 2008 verleend tot een bedrag van € 2.506. Dit voorschot is gebaseerd op een geschat toetsingsinkomen van € 9.052. Voorts is met dagtekening 4 augustus 2008 het voorschot verhoogd met € 19.
2. Met dagtekening 23 april 2010 is de definitieve toekenning van de huurtoeslag over 2008 bepaald op € 1.514. Het teveel betaalde voorschot van € 1.011 is teruggevorderd. Het bij deze berekening gehanteerde toetsingsinkomen bedraagt € 13.370.
Ontvankelijkheid
3. Eiser heeft bij brief van 12 mei 2010 bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van zijn huurtoeslag bij de Belastingdienst Toeslagen (hierna BT). Bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2010 heeft BT het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft bij brief van 16 juli 2010, ingekomen bij de rechtbank op 22 juli 2010 beroep ingesteld tegen deze beslissing. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 10/5188. Bij uitspraak van 29 september 2010 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser het bestreden besluit niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft overgelegd.
3.1. Eiser heeft bij brief van 4 augustus 2010 nogmaals bezwaar gemaakt bij de BT. Dit schrijven is door de BT doorgestuurd als bezwaarschrift naar verweerder. De rechtbank merkt de brief van 4 augustus 2010 aan als aanvulling op het bezwaarschrift van 12 mei 2010, zodat in die zin het bezwaar tijdig is ingediend.
Bevoegdheid
4. Op grond van artikel 21b, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) is de inspecteur belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, is de Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) -verweerder- mede belast met de uitvoering van de basisadministratie. Op grond van artikel 21j van de Awr wordt met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur gelijkgesteld het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, ten tweede, zoals dat met het oorspronkelijke besluit van de afnemer is bekendgemaakt op grond van artikel 21f, derde lid. Een tegen het oorspronkelijke besluit gerichte bezwaarschrift wordt, voorzover het is gericht tegen het inkomensgegeven, ingevolge artikel 21j, tweede lid, van de Awr, mede aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het inkomensgegeven.
4.1. Eiser heeft in zijn brief van 4 augustus 2010 vermeld dat zijn inkomen onjuist is verwerkt. Eiser heeft bij zijn brief een jaaropgave 2008 van de sociale Verzekeringsbank gevoegd. Gelet op het bovenstaande en gelet op de inhoud van genoemde brief is, naar het oordeel van de rechtbank, verweerder het bevoegde orgaan om eisers bezwaar te beoordelen en was verweerder tevens bevoegd om de uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2010 te doen.
Beoordeling beroep
5. Eiser heeft in zijn beroepschrift van 7 oktober 2010 noch ter zitting gronden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de registratie van zijn basisinkomen 2008 onjuist is. Uit de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar (brief van 10 september 2010) blijkt dat ten aanzien van eiser in 2008 de volgende inkomensgegevens zijn geregistreerd in de basisregistratie inkomen: een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank van € 12.664 en een bedrag van € 706 van de Stichting pensioenfonds Metaal en Techniek. Het totale basisinkomen van eiser over 2008 bedraagt derhalve € 13.370, zijnde tevens het door BT gehanteerde toetsingsinkomen. Nu gesteld noch gebleken is dat de registratie van het basisinkomen onjuist is heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. R.C.H.M. Lips, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. P.C. Stroebel.
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.