Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 20-04-2011, BQ3271, AWB 10/7372 BAATBL

Rechtbank 's-Gravenhage, 20-04-2011, BQ3271, AWB 10/7372 BAATBL

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
20 april 2011
Datum publicatie
23 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3271
Zaaknummer
AWB 10/7372 BAATBL

Inhoudsindicatie

De Verordening baatbelasting voorziet in één tarief. Vóór de vaststelling van de Verordening gevoerde raadsdiscussies kunnen daarin geen wijziging brengen. Beroep gegrond en vermindering van de aanslag.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 10/7372 BAATBL

Uitspraakdatum: 20 april 2011

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waddinxveen, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 9 september 2010 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag baatbelasting (biljetnummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2011.

Namens eiser is als gemachtigde verschenen [A] Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C]

II BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een bedrag van € 2.000 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 874 aan eiser te voldoen;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.

III OVERWEGINGEN

1. Met dagtekening 29 april 2010 is aan eiser een aanslag baatbelasting opgelegd tot een bedrag van € 4.000. De aanslag betreft het perceel [perceel] te Waddinxveen.

De baat betreft een door de gemeente getroffen voorziening bestaande uit de aanleg van een rioolstelsel.

2. In zijn vergadering van 17 februari 2010 heeft de Raad van de gemeente Waddinxveen de 'Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting (druk)riolering cluster 15 [straat] (west)' vastgesteld (hierna: de verordening).

De Verordening is bekendgemaakt in het "Hart van Holland/De krant voor de Zuidplas", van 3 maart 2010.

3. De verordening luidt, voor zover hier van belang:

"Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. een onroerende zaak:

1. een gebouwd eigendom;

2. een ongebouwd eigendom;

3. een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoelde eigendom dat blijkens zijn indeling bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

4. een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 2.000,-."

4. In geschil is de hoogte van de aanslag baatbelasting. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij slechts aangeslagen mag worden voor een woning en derhalve een bedrag van € 2.000 verschuldigd is. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op het perceel [perceel] een bedrijfsbestemming rust en er ook een bedrijf gevestigd zou kunnen worden. De gemeenteraad heeft op 31 maart 2004 besloten dat de hoogte van het tarief voor bedrijven met een woning op 2 maal het tarief voor een woning zal worden vastgesteld.

5. In artikel 1, onder 4, van de Verordening wordt het begrip onroerende zaak -onder meer- omschreven als "een samenstel van twee of meer eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen". De Verordening sluit daarbij aan bij artikel 16, eerste lid, onder d, van de Wet waardering onroerende zaken. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de gebouwde en ongebouwde eigendommen die tezamen worden aangeduid als het perceel [perceel], een samenstel in bovengenoemde zin en als zodanig één onroerende zaak. Nu uit de duidelijke bewoordingen van de Verordening blijkt dat per onroerende zaak een tarief geldt van € 2.000 is eiser, gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Verordening, € 2.000 baatbelasting verschuldigd.

6. Hetgeen verweerder heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.

Het gestelde in de toelichting bij de Verordening en de teksten van vergaderstukken van de gemeenteraad, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de intentie is geweest dat per bedrijfbestemming en per woning een afzonderlijk tarief zou worden vastgesteld, kan niet afdoen aan de op 17 februari 2010 daadwerkelijk vastgestelde tekst van de Verordening, die in één tarief per onroerende zaak voorziet.

7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

8. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Voor vergoeding van reis- en verblijfskosten en verletkosten ziet de rechtbank geen aanleiding nu deze kosten geacht worden te zijn opgenomen in de hierboven genoemde forfaitaire bedragen voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier

mr. P.C. Stroebel.

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.