Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-04-2011, BQ6129, 390421 / HA RK 11-173 Wrakingnummer 2011/13

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-04-2011, BQ6129, 390421 / HA RK 11-173 Wrakingnummer 2011/13

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
11 april 2011
Datum publicatie
26 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6129
Zaaknummer
390421 / HA RK 11-173 Wrakingnummer 2011/13

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking. Verzoeker stelt dat zijn verzoek om uitstel van 19 maart 2011 zonder motivering is afgewezen en dat volledig voorbij wordt gegaan aan de zeer bijzondere feiten en omstandigheden, zoals vermeld in het uitstelverzoek. De wrakingskamer overweegt dat de beslissing om een zaak ter zitting te gaan behandelen dan wel de behandeling van een zaak (op verzoek) aan te houden een processuele beslissing is. In het algemeen levert een processuele beslissing geen grond voor wraking op, tenzij er omstandigheden zijn die grond geven te vrezen dat het een rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer zijn dergelijke omstandigheden gesteld noch aannemelijk geworden. Met betrekking tot het verzoek van verzoeker om de zitting van de wrakingskamer uit te stellen overweegt de wrakingskamer ten slotte dat hieraan wordt voorbijgegaan. Verzoeker heeft, zonder nadere onderbouwing (zoals een medische verklaring), gesteld dat hij ziek is. Een dergelijk verzoek beantwoordt niet aan de daaraan te stellen eisen. Verzoeker had zich kunnen laten vertegenwoordigen. Dat hij dit niet heeft gedaan, dient voor zijn rekening te komen. Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Meervoudige wrakingskamer

Wrakingnummer 13/2011

rolnummer: 390421/HA RK 11-173

registratienummers sector bestuursrecht: AWB 10/1540 WOZ, AWB 10/1541 WOZ en AWB 10/5151 WOZ

datum beslissing: 11 april 2011

BESLISSING

op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht

(hierna: Awb), in de zaken van:

[verzoeker],

wonende te [woonoplaats],

verzoeker,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente [P],

te [P],

belanghebbende,

strekkende tot wraking van:

mr. [X],

rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,

hierna: de rechter.

Voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1 Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van belanghebbende van 28 januari 2010, houdende de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de aanslagen onroerendezaakbelasting over 2008 en 2009. Het beroep met betrekking tot het jaar 2008 is geregistreerd onder nummer AWB 10/1540 WOZ en het beroep met betrekking tot het jaar 2009 onder nummer AWB 10/1541 WOZ.

De behandeling van het beroep met registratienummer AWB 10/1540 WOZ is gepland ter zitting van 13 oktober 2010. Verzoeker heeft verzocht om uitstel van deze zitting, hetgeen is verleend.

Bij uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 22 juni 2010 is het beroep met registratienummer AWB 10/1541 WOZ niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen deze uitspraak door verzoeker ingestelde verzet is bij uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Awb gegrond verklaard. De behandeling van voornoemde beroepen is vervolgens gepland ter zitting van 2 maart 2011. Belangenhebbende en verzoeker hebben afzonderlijk verzocht om uitstel van deze zitting, hetgeen is verleend.

1.2 Verzoeker heeft voorts beroep ingesteld tegen de beslissing van belanghebbende van 18 juni 2010, waarbij zijn bezwaar tegen de aanslag onroerendezaakbelasting over 2010 ongegrond is verklaard (AWB 10/5151 WOZ). Verzoeker heeft daarbij verzocht deze zaak gevoegd te behandelen met het beroep ter zake van de jaren 2008 en 2009.

Bij uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Awb van 29 oktober 2010 is het beroep met registratienummer AWB 10/5151 WOZ niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.

1.3 De behandeling van de beroepen met registratienummers AWB 10/1540 WOZ en AWB 10/1541 WOZ, alsmede het horen in het kader van het verzet (AWB 10/5151 WOZ), is gepland ter zitting van 24 maart 2011 om 14.10 uur.

De aan het adres van verzoeker gezonden kennisgevingen voor deze zitting zijn op 17 maart 2011 ter griffie van de rechtbank retour ontvangen met de vermelding van TNT Post op de bijbehorende enveloppe dat het poststuk niet is afgehaald. De kennisgevingen zijn vervolgens op 18 maart 2011 per gewone post aan verzoeker gezonden. Bij brief van 19 maart 2011, ontvangen ter griffie op 22 maart 2011, heeft verzoeker verzocht om uitstel van deze zitting. Verzoeker heeft daarin aangegeven dat hij de kennisgevingen niet heeft ontvangen en evenmin kennisgevingen van TNT Post heeft ontvangen met de mededeling dat er aangetekende stukken konden worden afgehaald. Bovendien was hij nog in afwachting van een beslissing van de rechtbank ter zake van het verzet. Voorts heeft geen overleg plaatsgevonden over verhinderdata. Vanwege de te korte tijd die nog rest tot 24 maart 2011, kan hij geen stukken meer inzenden en mede vanwege het feit dat hij op dat moment en wellicht de volgende week ziek is, kan hij zijn belangen in deze drie WOZ-zaken niet behartigen.

Bij brief van 23 maart 2011, op dezelfde datum door een medewerker van de griffie gedeponeerd in de brievenbus op het adres van verzoeker omdat er geen telefoonnummer van verzoeker bekend was, is verzoeker medegedeeld dat het verzoek om uitstel is afgewezen, dat de rechtbank alleen in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleent, dat de opgegeven reden niet valt onder deze uitzonderlijke omstandigheden en dat de geplande zitting op 24 maart 2011 derhalve zal doorgaan.

Het wrakingsverzoek

2 Verzoeker heeft bij faxbericht van 23 maart 2011, verzonden op 24 maart 2011 om 09.51 uur, de rechter gewraakt. Bij dit faxbericht is als bijlage een faxbericht van verzoeker aan de rechter van 23 maart 2011 gevoegd, met daarin eenzelfde tekst als opgenomen in verzoekers uitstelverzoek van 19 maart 2011.

Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.

3.1 Bij brief van 24 maart 2011 is verzoeker opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de wrakingskamer op 28 maart 2011 om 10.30 uur. Bij faxbericht van 25 maart 2011 heeft verzoeker medegedeeld dat hij nog steeds ziek is en dat hij naar verwachting op 28 maart 2011 niet aanwezig kan zijn. Hij heeft daarbij medegedeeld dat hij zo snel mogelijk laat weten wanneer hij hersteld is.

3.2 Op 28 maart 2011 is het wrakingsverzoek ter openbare zitting van deze wrakingskamer

behandeld.

3.3 Verzoeker is niet verschenen.

De rechter is niet verschenen, doch heeft haar standpunt omtrent het wrakingsverzoek neergelegd in een verweerschrift dat aan verzoeker en aan de belanghebbende is toegezonden.

Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B].

Het standpunt van verzoeker

4 Verzoeker stelt dat zijn verzoek om uitstel van 19 maart 2011 zonder motivering is afgewezen en dat volledig voorbij wordt gegaan aan de zeer bijzondere feiten en omstandigheden, zoals vermeld in het uitstelverzoek. Verzoeker concludeert dat de rechter niet onpartijdig is en voelt zich derhalve genoodzaakt de rechter te wraken.

Het standpunt van de rechter

5 De rechter heeft bij brief van 25 maart 2011 verweer gevoerd. Zij stelt zich op het standpunt dat de procedurele gang van zaken geen aanleiding kan geven tot het oordeel dat zij niet over de vereiste onpartijdigheid beschikt om de zaken van verzoeker te behandelen.

Beoordeling

6.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

6.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.

6.3 De wrakingskamer overweegt dat de beslissing om een zaak ter zitting te gaan behandelen dan wel de behandeling van een zaak (op verzoek) aan te houden een processuele beslissing is. In het algemeen levert een processuele beslissing geen grond voor wraking op, tenzij er omstandigheden zijn die grond geven te vrezen dat het een rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt.

Naar het oordeel van de wrakingskamer zijn dergelijke omstandigheden gesteld noch aannemelijk geworden.

6.4 Met betrekking tot het verzoek van verzoeker om de zitting van de wrakingskamer uit te stellen overweegt de wrakingskamer ten slotte dat hieraan wordt voorbijgegaan. Verzoeker heeft, zonder nadere onderbouwing (zoals een medische verklaring), gesteld dat hij ziek is. Een dergelijk verzoek beantwoordt niet aan de daaraan te stellen eisen. Verzoeker had zich kunnen laten vertegenwoordigen. Dat hij dit niet heeft gedaan, dient voor zijn rekening te komen.

6.5 Het wrakingsverzoek dient derhalve te worden afgewezen.

Beslissing

De wrakingskamer:

- wijst het verzoek tot wraking af;

- bepaalt dat het proces wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Awb wordt toegezonden aan:

• verzoeker;

• belanghebbende en

• de rechter.

Deze beslissing is genomen door mr. J.W. du Pon (voorzitter), mr. H.M.D. de Jong en mr. G.P. Verbeek,

in tegenwoordigheid van de griffier, A.J. Faasse-van Rossum.

In het openbaar uitgesproken op: 11 april 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.