Rechtbank 's-Gravenhage, 01-06-2011, BQ9188, AWB 10/8053 WOZ
Rechtbank 's-Gravenhage, 01-06-2011, BQ9188, AWB 10/8053 WOZ
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 1 juni 2011
- Datum publicatie
- 24 juni 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9188
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2796, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 10/8053 WOZ
Inhoudsindicatie
Artikel 1, aanhef, onderdeel b, jo. artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De onderhavige zaak is met dertien andere zaken waarin dezelfde geschilpunten aanwezig zijn, ter zitting behandeld.
In bezwaar heeft eiser een taxatierapport overgelegd. Eiser heeft in bezwaar om een proceskostenvergoeding verzocht. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de vergoeding van de door eiser gevraagde bezwaarkosten gedeeltelijk toegekend.
In beroep is in geschil de hoogte van de wegingsfactor bij de door verweerder toegekende vergoeding van de bezwaarkosten voor beroepsmatige rechtsbijstand, de hoogte van de door verweerder aan eiser toegekende vergoeding voor het opstellen van een taxatierapport en het al dan niet toekennen van een vergoeding van de kosten van een deskundige voor het verschijnen op de hoorzitting.
Met betrekking tot de vergoeding van de kosten van een deskundige voor het verschijnen op de hoorzitting overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser doet hierbij een beroep op artikel 7:8 van de Awb juncto artikel 1, aanhef en onderdeel b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit.
Naar het oordeel van de rechtbank is het uitgebrachte taxatierapport het uitgangspunt van de inbreng van de taxateur als deskundige. Die kosten dienen te worden vergoed. Van een aanvullende vergoeding vanwege de aanwezigheid van de taxateur op de hoorzitting kan alleen dan sprake zijn, indien er gebleken is van een relevante aanvulling op het reeds uitgebrachte rapport.
Niet gebleken is dat de taxateur als deskundige aanwezig was, nu uit de gedingstukken niet is gebleken van een bevraging aan de taxateur of van een door hem gegeven toelichting, waarbij hij als relevante aanvulling op het reeds uitgebrachte taxatierapport zijn standpunt als deskundige heeft uitgebracht. De ter zitting genoemde inbreng van de taxateur leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De inbreng betrof naar de rechtbank begrijpt een algemene toelichting enerzijds en de beschikbaarheid voor vragen van de zijde van de hoorcommissie anderzijds, in de situatie dat op de hoorzitting de daags daarvoor toegezonden 40 taxatierapporten, van de in totaal te bespreken zaken, mee waren genomen naar de hoorzitting. Concreet kon van de zijde van de gemachtigde evenwel niet worden aangegeven op welke zaken feitelijk vragen zijn beantwoord door de taxateur. Of de aard van die bevraging aansluit bij de rol van een deskundige valt dan ook niet te beoordelen. Of op de voorliggende zaak sprake is van de aanwezigheid van de taxateur als deskundige kan dan ook niet worden vastgesteld.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/8053 WOZ
Uitspraakdatum: 1 juni 2011
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 8 oktober 2010 op het bezwaar van eiser tegen de na te noemen beschikking en aanslag.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2011.
Namens eiser is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen [B] en [C]. Op de zitting zijn gezamenlijk behandeld de zaken AWB 10/8052, 10/8054, 10/8056 tot en met 10/8058, 10/8061, 10/8063, 10/8064, 10/8066. 10/8069, 10/8070, 10/8072 en 10/8073.
II BESLISSING
De rechtbank verklaart:
- het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover dat betrekking heeft op de waarde van de woning en de aanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor zover dat betrekking heeft op de vergoeding van de kosten van het bezwaar ten bedrage van € 591,90;
- veroordeelt verweerder de kosten van het beroep ten bedrage van € 46,82 aan eiser te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.
III OVERWEGINGEN
3.1 Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2010 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2009 (hierna: de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2010 vastgesteld op € 315.000.
Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2010 (hierna: de aanslag).
3.2 Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij een taxatierapport (hierna: het taxatierapport) overgelegd. In zijn bezwaarschrift heeft eiser verzocht om vergoeding van de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt (hierna: vergoeding van bezwaarkosten). Tot de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, rekent eiser een proceskostenvergoeding van één punt volgens het geldende forfait en de kosten van het taxatierapport ten bedrage van € 380,80 (inclusief BTW).
3.3 Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, de vastgestelde waarde van de woning verminderd tot € 295.000 en de aanslag verlaagd tot één, berekend naar een vastgestelde waarde van € 295.000. De vergoeding van bezwaarkosten heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar vastgesteld op € 345,73, te weten € 218,- voor beroepsmatige rechtsbijstand, € 121,83 voor kosten van een deskundige in verband met het opstellen van het taxatierapport en kosten van uittreksels tot een bedrag van € 5,90.
Het bedrag van € 5,90 is tussen partijen niet in geschil.
3.4 In geschil is de hoogte van de wegingsfactor bij de door verweerder toegekende vergoeding van de bezwaarkosten voor beroepsmatige rechtsbijstand, de hoogte van de door verweerder aan eiser toegekende vergoeding voor het opstellen van een taxatierapport en het al dan niet toekennen van een vergoeding van de kosten van een deskundige voor het verschijnen op de hoorzitting.
3.5 Met betrekking tot de te hanteren wegingsfactor overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder is uitgegaan van een wegingsfactor 0,5.
Op de kostenvergoeding in bezwaar is het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van toepassing. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit dient voor de vaststelling van de hoogte van de kosten te worden uitgegaan van het tarief dat is opgenomen in de bijlage bij het Besluit (hierna: de bijlage). Het tarief wordt bepaald doordat in de bijlage aan diverse proceshandelingen verschillende punten zijn toegekend (onderdeel A), waarvan de waarde (onderdeel B) moet worden vermenigvuldigd met een wegingsfactor (onderdeel C). De wegingsfactor wordt bepaald naar gelang het gewicht van de zaak. Het gewicht van de zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. De hoogte van het financiële belang kan een factor zijn, maar is niet doorslaggevend. In onderdeel C1 van de bijlage worden de verschillende wegingsfactoren voor het gewicht van een zaak weergegeven, die kunnen oplopen van 0,25 (zeer licht) tot 2 (zeer zwaar). Bij een zaak van gemiddeld gewicht bedraagt de wegingsfactor 1. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een zaak in de bezwaarfase in beginsel een wegingsfactor 1 (gemiddeld) heeft tenzij er duidelijk redenen zijn om hier vanaf te wijken. Beoordeeld naar belang en ingewikkeldheid van de onderhavige zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand verrichte werkzaamheden acht de rechtbank geen redenen aanwezig om van dat uitgangspunt af te wijken. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding de wegingsfactor in de onderhavige procedure op 1 te stellen.
3.6 Met betrekking tot de vergoeding van de kosten van een deskundige overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat verweerder bij de uitspraak op bezwaar aan eiser een vergoeding voor de kosten van het taxatierapport heeft toegekend. Verweerder is hierbij uitgegaan van een bedrag van € 40,61 per uur en van drie uren, derhalve € 121,83. De rechtbank beperkt zich tot de vraag of verweerder bij de uitspraak op bezwaar de voor de taxatiekosten toegekende vergoeding op een te laag bedrag heeft vastgesteld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
3.7 Het bedrag van de kosten van een deskundigenverslag wordt ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, vastgesteld op ten hoogste € 81,23.
3.8 De rechtbank is van oordeel dat de uitgevoerde taxatiewerkzaamheden betrekkelijk eenvoudig en zeker niet van wetenschappelijke of bijzondere aard waren. Mitsdien volstaat een uurtarief van € 50 (inclusief BTW). Voorts bevat het taxatierapport alleen algemene informatie over de vergelijkingsobjecten en bevat het geen analyse van verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning en evenmin van de gevolgen die deze verschillen hebben voor de herleiding van de vastgestelde waarde van de woning uit verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten. Op grond hiervan acht de rechtbank aannemelijk dat het opstellen van het rapport maximaal drie uur in beslag heeft genomen, zoals verweerder heeft bepleit. Aan eiser dient derhalve een bedrag van € 150 (inclusief BTW) voor de kosten van het taxatierapport te worden toegekend.
3.9 Met betrekking tot de gevraagde vergoeding van de kosten voor het verschijnen ter hoorzitting door de taxateur, overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser doet hierbij een beroep op artikel 7:8 van de Awb juncto artikel 1, aanhef en onderdeel b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit.
3.10 Naar het oordeel van de rechtbank is het uitgebrachte taxatierapport het uitgangs-punt van de inbreng van de taxateur als deskundige. Die kosten dienen te worden vergoed. Van een aanvullende vergoeding vanwege de aanwezigheid van de taxateur op de hoorzitting kan alleen dan sprake zijn, indien er gebleken is van een relevante aanvulling op het reeds uitgebrachte rapport.
Niet gebleken is dat de taxateur als deskundige aanwezig was, nu uit de gedingstukken niet is gebleken van een bevraging aan de taxateur of van een door hem gegeven toelichting, waarbij hij als relevante aanvulling op het reeds uitgebrachte taxatierapport zijn standpunt als deskundige heeft uitgebracht. De ter zitting genoemde inbreng van de taxateur leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De inbreng betrof naar de rechtbank begrijpt een algemene toelichting enerzijds en de beschikbaarheid voor vragen van de zijde van de hoorcommissie anderzijds, in de situatie dat op de hoorzitting de daags daarvoor toegezonden 40 taxatierapporten, van de in totaal te bespreken zaken, mee waren genomen naar de hoorzitting. Concreet kon van de zijde van de gemachtigde evenwel niet worden aangegeven op welke zaken feitelijk vragen zijn beantwoord door de taxateur. Of de aard van die bevraging aansluit bij de rol van een deskundige valt dan ook niet te beoordelen. Of op de voorliggende zaak sprake is van de aanwezigheid van de taxateur als deskundige kan dan ook niet worden vastgesteld.
3.11 Gelet op het vorenoverwoge zijn de te vergoeden proceskosten, toe te rekenen aan de bezwaarfase, als volgt:
- voor de in de bezwaarfase verleende beroepsmatige verleende rechtsbijstand: 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van een hoorzitting met een waarde van € 218 per punt en met een wegingsfactor 1, derhalve € 436,
- voor het taxatierapport € 150, inclusief BTW,
- kosten kadastrale uittreksels € 5,90,
Totaal te vergoeden: € 591,90.
3.12 Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank vindt voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met het beroep heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit voor door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 46,82 ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,5 en een factor van 1,5 vanwege het aantal samenhangende zaken van 4 of meer, in totaal een bedrag van € 655,50. Een viertiende gedeelte dient aan de onderhavige zaak te worden toegerekend, dat wil zeggen € 46,82.
Aldus vastgesteld door mr. M.A. Dirks, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M. van Duijvendijk.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.