Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-05-2011, BQ9201, AWB 10/8249 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-05-2011, BQ9201, AWB 10/8249 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 mei 2011
Datum publicatie
24 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9201
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 10/8249 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Vertrouwensbeginsel. Proceskostenveroordeling bij ongegrond beroep. De door de Belastingdienst afgegeven goedkeuring dat inhouding van loonbelasting over het pensioen van eiser na zijn emigratie achterwege kan worden gelaten, berust op onjuiste gronden. Daargelaten dat de goedkeuring ziet op het achterwegen laten van inhouding van loonbelasting en derhalve niet rechtstreeks een vrijstelling van inkomstenbelasting behelst, is de rechtbank van oordeel dat nu de goedkeuring is gericht aan eisers (toenmalige) belastingadviseur, wiens kennis aan eiser wordt toegerekend, eiser had kunnen en moeten weten dat de goedkeuring zo duidelijk in strijd is met het recht dat hij er redelijkerwijs niet op mocht rekenen dat het pensioen niet in de Nederlandse heffing zou worden betrokken. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve. Ongegrondverklaring van het beroep, wel veroordeling in de proceskosten die eiser heeft gemaakt gelet op de handelwijze van de Belastingdienst in de bezwaar- en beroepsprocedure

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 10/8249 IB/PVV

Uitspraakdatum: 27 mei 2011

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Y], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 14 oktober 2010 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.604 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.750 (aanslagnummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2011.

Namens eiser is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen [B] en [C].

II BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt verweerder de kosten van het bezwaar tot een bedrag van € 218 en de kosten van het beroep tot een bedrag van € 874 aan eiser te voldoen;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan hem vergoedt.

III OVERWEGINGEN

1. Eiser geniet per 1 mei 2005 een pensioen van de [D].

2. Eiser is per 1 september 2006 geëmigreerd naar Kenia.

3. Op 21 november 2006 heeft eiser in samenspraak met zijn toenmalige belastingadviseur bij de Belastingdienst/[te Q] een verzoek vrijstelling inhouding loonbelasting/premie volksverzekering ingediend ten aanzien van zijn pensioen van het hiervoor genoemde pensioenfonds en twee andere pensioenfondsen. Op de eerste pagina van het verzoek staat vermeld:

"ALGEMENE INFORMATIE (Het is raadzaam om eerst deze informatie te lezen, voordat u de vragen gaat beantwoorden.)

(...)

Uw verzoek om vrijstelling van belastingheffing voor de uit Nederland afkomstige inkomsten dient gebaseerd te zijn op een tussen Nederland en uw woonland gesloten belastingverdrag. Als Nederland geen belastingverdrag met uw woonland heeft gesloten, kan geen beroep worden gedaan op een belastingverdrag."

4. Nederland heeft met Kenia geen belastingverdrag gesloten.

5. Bij brief van 13 december 2007, gericht aan de toenmalige belastingadviseur van eiser, heeft de Belastingdienst goedgekeurd dat inhouding van loonbelasting achterwege kan worden gelaten op de door de genoemde pensioenfondsen aan eiser uit te keren pensioenen. De brief vermeldt dat de goedkeuring ingaat op 1 september 2006 en geldig blijft zolang eiser in Kenia verblijft en aldaar pensioen geniet. De brief vermeldt voorts dat de goedkeuring is gebaseerd op artikel 38, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Deze goedkeuring is door de inspecteur bij brief van 14 oktober 2010 ingetrokken.

6. Bij de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2007, die op 21 mei 2010 is opgelegd, is het pensioen in de Nederlandse belastingheffing betrokken.

7. In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het vertrouwensbeginsel, in de weg staan aan het in de heffing betrekken van de pensioeninkomsten.

8. Eiser stelt zich op het standpunt dat belastingheffing over het pensioen op grond van het vertrouwensbeginsel achterwege moet blijven.

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de voornoemde goedkeuring zo duidelijk in strijd is met het recht dat eiser er niet op mocht rekenen dat belastingheffing over zijn pensioen daadwerkelijk achterwege zou blijven.

10. Eiser is buitenlands belastingplichtig. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 7.1, onderdeel a, en 7.2, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het onderhavige pensioen in Nederland belast. Bij een toezegging van de Belastingdienst omtrent een bepaalde wetstoepassing in een concreet geval kan het vertrouwensbeginsel er echter toe leiden dat een juiste wetstoepassing achterwege moet blijven. Daarvoor is - voor zover hier van belang - vereist dat een gedane toezegging niet zo duidelijk in strijd is met een juiste wetstoepassing dat de belastingplichtige op nakoming van die toezegging in redelijkheid niet mocht rekenen (zie HR 26 april 1979, nr. 19250, BNB 1979/311).

11. De rechtbank is van oordeel dat eiser, en zeker zijn toenmalige belastingadviseur, op grond van de onder 3 geciteerde tekst had behoren te weten dat hij niet in aanmerking kwam voor een belastingvrijstelling in Nederland omdat Nederland geen belastingverdrag met Kenia heeft gesloten. Desondanks heeft eiser het verzoek ingediend (dan wel laten indienen). Daarop heeft de Belastingdienst goedgekeurd dat inhouding van loonbelasting achterwege mag blijven op grond van artikel 38, tweede lid, van de AWR en het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Artikel 38, tweede lid, van de AWR heeft echter geen betrekking op eisers situatie en het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 is slechts van toepassing op binnenlandse belastingplichtigen, ofwel inwoners van Nederland. De door de Belastingdienst afgegeven goedkeuring berust derhalve op onjuiste gronden. Daargelaten dat de goedkeuring ziet op het achterwege laten van inhouding van loonbelasting en derhalve niet rechtstreeks een vrijstelling van inkomstenbelasting behelst, is de rechtbank van oordeel dat nu de goedkeuring is gericht aan eisers toenmalige belastingadviseur, wiens kennis aan eiser wordt toegerekend, eiser had kunnen en moeten weten dat de goedkeuring zo duidelijk in strijd is met het recht dat hij er redelijkerwijs niet op mocht rekenen dat het pensioen niet in de Nederlandse heffing zou worden betrokken. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.

12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.

13. Gelet op de handelwijze van verweerder ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Uit de stukken van het geding blijkt dat verweerder bij eiser zowel in de bezwaar- als de beroepsprocedure verwarring heeft gezaaid met betrekking tot de belastingheffing over het pensioen. Verweerder heeft namelijk in de bezwaarfase informatie opgevraagd bij eiser over de belastingheffing in Kenia over zijn pensioeninkomsten en in het verweerschrift gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat over zijn pensioeninkomen in Kenia inkomstenbelasting is betaald. De informatie over de belastingheffing in Kenia was echter onnodig aangezien belastingheffing aldaar niet van belang is voor de beoordeling van het geschil, zoals verweerder ter zitting ook heeft beaamd. De kosten in verband met het bezwaar zijn door de rechtbank op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1). De kosten in verband met het beroep zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Op dezelfde gronden ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiser vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. van Eeuwijk.

Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.