Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 12-07-2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:19492 BR7048, AWB 11/1621 BZM e.a.

Rechtbank 's-Gravenhage, 12-07-2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:19492 BR7048, AWB 11/1621 BZM e.a.

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 juli 2011
Datum publicatie
8 september 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BR7048
Zaaknummer
AWB 11/1621 BZM e.a.

Inhoudsindicatie

Belasting zware motorrijtuigen (bzm). Aan eiser zijn 20 verzuimboetes opgelegd ter zake van het niet voldoen van bzm. Geen aanleiding om de boetes te matigen. Een boete van € 147 per verzuim is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Daaraan doet niet af dat de verzuimboetes telkens pas vijf maanden na de constatering van het verzuim zijn opgelegd. Eiser heeft voorts geen inzicht gegeven in zijn financiële omstandigheden, zodat er evenmin aanleiding is om de boetes om die reden te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/1621 BZM, 11/1625 BZM, 11/1626 BZM, 11/1628 BZM, 11/1630 BZM, 11/1633 BZM, 11/1636 BZM, 11/1637 BZM, 11/1640 BZM, 11/1641 BZM, 11/1642 BZM, 11/1644 BZM, 11/1646 BZM, 11/1648 BZM, 11/1650 BZM, 11/1651 BZM, 11/1653 BZM, 11/1654 BZM, 11/1655 BZM en 11/1659 BZM

proces-verbaal van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2011 van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaken tussen

[X], wonende te [Z], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 januari 2011 op de bezwaren van eiser tegen 20 aan eiser opgelegde verzuimboetes bij even zoveel naheffingsaanslagen op grond van de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: de Wet).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011.

Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 mei 2011 aan eiser op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 19 mei 2011aan eiser is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is volgens de kentekenregistratie sinds 2 januari 2009 houder van de vrachtauto met kenteken [kenteken]. Tijdens controles in de periode van 2 september 2010 tot en met 30 september 2010 is geconstateerd dat eiser met de voormelde vrachtauto gebruik heeft gemaakt van de A15 onder Hoogvliet, terwijl hij niet vóór aanvang van het gebruik van de weg de verschuldigde belasting zware motorrijtuigen (hierna: bzm) had betaald. Daarom zijn aan eiser de voormelde naheffingsaanslagen opgelegd. Tegelijk met de naheffingsaanslagen zijn op de voet van artikel 13 van de Wet juncto paragraaf 36 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) verzuimboetes aan eiser opgelegd van elk € 147 wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting.

2. Slechts in geschil zijn de verzuimboetes. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

3. De door eiser tegen de verzuimboetes aangevoerde klacht kan als volgt worden samengevat. Tussen de tijdstippen waarop werd geconstateerd dat met de vrachtwagen gebruik werd gemaakt van de autosnelweg zonder dat op dat moment bzm was betaald en het opleggen van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen ligt telkens een periode van ongeveer vijf maanden. Had verweerder de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen eerder opgelegd, dan was eiser eerder in de gelegenheid geweest om in het vervolg wel weer aan zijn aangifte- en betalingsverplichting te voldoen. Door het lange tijdsverloop is het totale aantal boetes opgelopen tot 51. Eiser is van mening dat het totale beloop van de boetes niet meer in verhouding staat tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Voorts stelt eiser dat de boetes hem financieel in de problemen brengen.

4. Voor het opleggen van de hier aan de orde zijnde boetes is niet vereist dat sprake is van schuld of opzet bij eiser. De enkele constatering van het verzuim om de verschuldigde bzm te betalen is voldoende. Dat is slechts anders indien sprake is van afwezigheid van alle schuld bij eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Eiser was op de hoogte van de verplichting om vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg de verschuldigde bzm op aangifte te voldoen. Eiser heeft geen enkele reden aangevoerd waarom hij heeft verzuimd de verschuldigde bzm aan te geven en te betalen. De verzuimboetes zijn mitsdien terecht aan eiser opgelegd. Dit neemt evenwel niet weg dat de opgelegde boetes in verhouding moeten staan tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

5. Gezien de mogelijkheid om per dag een betrekkelijk gering bedrag te betalen in plaats van betaling per maand of per jaar, alsmede dat het niet betalen van bzm een op ongeoorloofde wijze behaald concurrentievoordeel oplevert ten opzichte van ondernemers die de bzm wel tijdig betalen, is de relatief hoge boete een geschikt middel om tijdige betaling af te dwingen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een boete van € 147 per verzuim niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

6. Aan het voorgaande doet niet af dat de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes telkens ongeveer vijf maanden na de constatering van het verzuim zijn opgelegd. De bzm is een belasting die eiser op eigen initiatief dient aan te geven en te betalen. Eiser is dus zelf verantwoordelijk voor de betaling van de bzm. Eiser was zich bewust van het feit dat hij bzm was verschuldigd en dat deze niet werd betaald. Daar komt bij dat eiser wist wat de gevolgen zijn van het niet betalen van de verschuldigde bzm aangezien, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, voorafgaand aan de onderhavige naheffingsaanslagen en boetes al eerder naheffingsaanslagen en boetes aan eiser zijn opgelegd. Eiser had derhalve zelf kunnen voorkomen dat aan hem meer boetes zouden worden opgelegd voor soortgelijke overtredingen door tijdig de verschuldigde bzm aan te geven en te betalen. Niet valt in te zien dat eiser door voormeld tijdsverloop daartoe niet in staat is geweest.

7. Eiser heeft voorts betoogd dat de boetes hem financieel in de problemen brengen. Eiser heeft evenwel geen enkel inzicht gegeven in zijn financiële omstandigheden. Aldus heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn financiële omstandigheden dermate slecht zijn dat deze zouden moeten leiden tot matiging van de boetes.

8. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden kunnen geven tot een ander boetebedrag dan de bedragen die verweerder heeft opgelegd. De rechtbank acht de opgelegde boetes passend en geboden.

9. Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen ongegrond verklaard.

10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.M.M.A. van der Vegt.

Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2011.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.