Rechtbank 's-Gravenhage, 24-11-2011, BU9060, AWB 11/4037 en AWB 11/4045
Rechtbank 's-Gravenhage, 24-11-2011, BU9060, AWB 11/4037 en AWB 11/4045
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 24 november 2011
- Datum publicatie
- 30 december 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9060
- Zaaknummer
- AWB 11/4037 en AWB 11/4045
Inhoudsindicatie
Onderzoek door Belastingdienst naar activiteiten van eiseres op de internetsite Marktplaats heeft geleid tot een correctie op het aangegeven belastbare inkomen ter zake van resultaat uit overige werkzaamheden en een vergrijpboete. Omkering bewijslast omdat de vereiste aangifte niet is gedaan. Beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel afgewezen. Vergrijpboete verminderd omdat de correctie is vastgesteld met toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/4037 en AWB 11/4045
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2011 datum ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaken tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een aanslag [aanslagnummer] inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.386 en een aanslag [aanslagnummer] inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet naar een bijdrage-inkomen van € 11.000. Tevens is aan eiseres bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 2.237.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 30 maart 2011 de aanslagen en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 mei 2011, ontvangen bij de rechtbank op 9 mei 2011, de beroepen ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2011 te 's-Gravenhage.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A] en voorts tot bijstand vergezeld door [B]. Namens verweerder is verschenen [C].
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Overwegingen
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1. Eiseres geniet in 2007 een uitkering van het UWV tot een bedrag van € 17.693. Eiseres heeft voor het jaar 2007 aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.120.
2. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft de Belastingdienst onderzoek gedaan naar activiteiten van eiseres op de internetsite Marktplaats. Uit dat onderzoek is gebleken dat eiseres in 2007 in totaal 1.378 advertenties op Marktplaats heeft geplaatst, waarvan een groot deel ziet op te koop aangeboden kinderwagens, buggy's, onderdelen daarvan en andere artikelen voor baby's en kinderen. Eiseres heeft daarbij gebruik gemaakt van diverse e-mailadressen en telefoonnummers. De 320 kindgerelateerde advertenties die na filtering van dubbele advertenties zijn overgebleven, hebben in totaal een vraagprijs van € 48.629.
3. Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten met de handel in de voormelde artikelen. Bij de aanslagregeling heeft verweerder daarom een bedrag bijgeteld van € 11.000. Als gevolg daarvan is ook de door eiseres in haar aangifte opgegeven persoonsgebonden aftrek lager vastgesteld. Tevens is aan eiseres een vergrijpboete opgelegd van € 2.237 en is aan haar heffingsrente in rekening gebracht van € 764.
4. Eiseres heeft tegen de aanslagen en de vergrijpboete bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraken zijn de bezwaren van eiseres afgewezen.
Geschil
5. In geschil is of eiseres resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is tussen partijen in geschil of verweerder het resultaat op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Verder is tussen partijen in geschil of verweerder de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, heeft geschonden. Voorts is in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd.
6. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de aanslagen en vernietiging van de boetebeschikking.
7. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de boete met 10% dient te worden gematigd.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
9. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat zij geen resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten, aangezien zij geen arbeid heeft verricht. Zij heeft slechts advertenties geplaatst en herplaatst. De meeste fysieke werkzaamheden zijn verricht door haar echtgenoot aangezien eiseres bij het verrichten van bepaalde handelingen beperkingen ondervindt. Eiseres verwijst daarbij naar de brief van 7 september 2010 van haar advocaat in een letselschadeprocedure.
10. Artikel 3.90 van de Wet bepaalt dat het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden het gezamenlijke bedrag is van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Vooropgesteld dient te worden dat tussen partijen niet in geschil is dat geen sprake is van winst uit onderneming of van een dienstbetrekking. Nu niet is gebleken dat daarmee is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting zal de rechtbank partijen daarin volgen.
11. Wil sprake zijn van resultaat uit overige werkzaamheden dan moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er moet sprake zijn van arbeid;
b. waarmee in het economische verkeer;
c. voordeel wordt beoogd;
d. welk voordeel ook redelijkerwijs voorzienbaar is.
12. Verweerder heeft, als niet dan wel onvoldoende weersproken door eiseres, aannemelijk gemaakt dat eiseres in 2007 een groot aantal (ten minste 320) kindgerelateerde advertenties op Marktplaats heeft geplaatst, dat zij die advertenties heeft opgesteld en beheerd, dat zij telefoon en e-mail aangaande die advertenties heeft beantwoord en overige werkzaamheden ten behoeve van de aangeboden artikelen heeft verricht, zoals het verzenden van die artikelen. Deze activiteiten kwalificeren als arbeid als hiervoor bedoeld onder a. Voorts is voldaan aan de hiervoor onder b tot en met d bedoelde voorwaarden, hetgeen tussen partijen niet in geschil is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten. Aan dit oordeel doet niet af dat, zoals eiseres stelt, haar echtgenoot de meeste fysieke werkzaamheden zoals het schoonmaken van de kinderwagens en buggy's en het vervangen van de banden heeft verricht.
13. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat de door verweerder aangebrachte correctie van € 11.000 ter zake van resultaat uit overige werkzaamheden te hoog is. Volgens de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en hetgeen verweerder heeft gesteld, is het resultaat als volgt berekend. Van alle door eiseres geplaatste advertenties (1.378 in totaal) zijn de advertenties met exacte dubbele vermeldingen die kort na elkaar op Marktplaats zijn geplaatst eruit gehaald om te voorkomen dat eenzelfde advertentie twee of meer keer zou worden meegenomen in het resultaat. Na deze filtering bleven er 320 advertenties over die betrekking hebben op kinder- en babyartikelen. De totale vraagprijs van deze advertenties bedroeg € 48.629. In totaal waren er 153 advertenties van kinderwagens. De totale vraagprijs van deze kinderwagens bedroeg € 43.665,50. De gemiddelde vraagprijs per kinderwagen bedroeg derhalve € 285. Eiseres heeft in haar brief aan verweerder van 10 oktober 2010 gesteld dat zij per kinderwagen een winst behaalde van ongeveer € 65. Het winstpercentage bedraagt dan 23% van de vraagprijs. Uitgaande van de totale vraagprijs van de "gefilterde" advertenties en een winstpercentage van 23% komt het resultaat uit op € 11.184, afgerond € 11.000. In zijn verweerschrift heeft verweerder het resultaat onderbouwd door uit te gaan van 23% van de totale vraagprijs van de kinderwagens van € 43.665,50 = € 10.042 en een bedrag van € 958 aan winst op kleine artikelen daarbij op te tellen. Ter zitting heeft verweerder daar nog aan toegevoegd dat eiseres meer dan 500 advertenties heeft geplaatst met een vraagprijs van € 150 of hoger. Daarvan zijn uiteindelijk slechts 153 verkochte artikelen in aanmerking genomen, zodat voldoende rekening is gehouden met mogelijke dubbeltellingen en niet verkochte artikelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee het in aanmerking genomen resultaat voldoende onderbouwd. De rechtbank is voorts van oordeel dat het resultaat berust op een redelijke schatting. Dit geldt temeer nu verweerder heeft gesteld en de rechtbank aannemelijk acht dat bij de berekening van het resultaat is verzuimd rekening te houden met nog 47 advertenties (waaronder 15 advertenties van kinderwagens) geplaatst vanaf een ander IP-adres met een vraagprijs van in totaal € 5.439.
14. Uit het hiervoor onder 13 overwogene vloeit voort dat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan, nu verweerder met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting en het bedrag van de belasting dat niet geheven is ook op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Eiseres moet zich naar het oordeel van de rechtbank daarvan ook bewust van zijn geweest. Het standpunt van eiseres dat zij geen arbeid heeft verricht in de zin van artikel 3.90 van de Wet IB 2001 en daarom de inkomsten niet hoefde aan te geven, acht de rechtbank niet pleitbaar. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat zij te goeder trouw kon menen dat zij inkomsten onder de € 5.000 niet hoefde aan te geven. Het bepaalde in artikel 27e, eerste volzin, aanhef, onderdeel a, en slot, van de AWR, brengt mee dat de beroepen van eiseres ongegrond moeten worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Het ligt op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar niet in stand kunnen blijven.
15. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd niet overtuigend aangetoond dat het resultaat lager is dan € 11.000. Voor de stelling van eiseres dat zij slechts drie kinderwagens per maand verkocht met een winst van € 65 en in totaal 51 losse onderdelen met een winst van € 5 per stuk, heeft zij geen enkel bewijs aangebracht. Ook de stelling dat de 153 door verweerder meegerekende advertenties van kinderwagens slechts betrekking hebben op 52 kinderwagens acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op het tijdsverloop van die advertenties en de verschillende prijzen.
16. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder inzage had moeten verlenen in het dossier. Door dit na te laten heeft verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld, aldus eiseres. Ook deze grief faalt. In artikel 7:4, tweede lid, Awb is bepaald dat het bestuursorgaan voorafgaand aan het horen het dossier voor de belanghebbende ter inzage legt. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van het recht te worden gehoord voordat over haar bezwaarschrift zou worden beslist. Hierdoor heeft zij zichzelf de mogelijkheid van inzage in het dossier onthouden. Dat eiseres niet wist dat het recht op inzage in het dossier is gekoppeld aan het horen, komt voor haar risico.
17. Aan eiseres is op de voet van artikel 67d AWR een vergrijpboete opgelegd van 50%. Ingevolge genoemd artikel kan aan de belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens opzet is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, onjuist of onvolledig is gedaan. Verweerder stelt dat eiseres opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan. Het is aan verweerder om opzet aannemelijk te maken. Verweerder stelt dat eiseres de inkomsten uit de verkoop van kinderartikelen willens en wetens niet heeft aangegeven. De stelling van eiseres dat zij meende dat inkomsten onder de € 5.000 niet hoefden te worden opgegeven, acht verweerder niet aannemelijk. Ook de stelling van eiseres dat zij meende dat de activiteiten in de hobbysfeer lagen, kan gezien het grote aantal advertenties niet serieus worden genomen, aldus verweerder.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met hetgeen hij heeft gesteld en de stukken die hij heeft overgelegd voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres het door haar genoten resultaat uit de verkoop van kinderspullen willens en wetens niet in haar aangifte heeft vermeld. De verklaring van eiseres dat zij meende dat een opbrengst van minder dan € 5.000 niet hoeft te worden aangegeven, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Eiseres heeft niet toegelicht waarop deze verklaring is gebaseerd en deze verklaring vindt voorts geen steun in het recht. Gelet op het grote aantal advertenties en de handelwijze van eiseres, zoals het gebruik van maar liefst acht verschillende telefoonnummers en diverse
e-mailadressen, acht de rechtbank voorts niet aannemelijk dat eiseres redelijkerwijs kon menen dat haar activiteiten binnen de hobbysfeer bleven. De vergrijpboete is derhalve terecht aan eiseres opgelegd.
19. De rechtbank acht het door verweerder toegepaste boetepercentage van 50 in beginsel in overeenstemming met de ernst van het vergrijp. Ter zitting heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat de boete kan worden verminderd tot 80% van even vermeld boetepercentage, derhalve tot een boetepercentage van 40, nu de correctie ter zake van het resultaat uit overige werkzaamheden met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast is vastgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding het standpunt van verweerder niet te volgen. De rechtbank acht deze boete passend en geboden en zal de boete daarom dienovereenkomstig verminderen.
20. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 19 heeft overwogen, dient het beroep tegen de boetebeschikking gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
21. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking;
- vermindert de vergrijpboete tot een bedrag van € 1.789 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 874 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 november 2011.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.