Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-01-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:284 BV1953, AWB 11/3845

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-01-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:284 BV1953, AWB 11/3845

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 januari 2012
Datum publicatie
6 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1953
Zaaknummer
AWB 11/3845
Relevante informatie
Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 13-02-2023 tot 01-01-2024], Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 13-02-2023 tot 01-01-2024] art. 28

Inhoudsindicatie

De (weigering tot) aanwijzing van afvalstoffen die niet verbrandbaar zijn en niet herbruikbaar zijn, die onvermengd zijn met andere afvalstoffen en die rechtstreeks door de producent worden aangeboden als ‘monostroom’ is niet het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift. Derhalve staat tegen de aanwijzing - tenzij beperking van de fiscale rechtsbescherming van toepassing is - beroep op de bestuursrechter open en kan daartegen, voorafgaande aan het instellen van het beroep, gelet op artikel 7:1 van de Awb, bezwaar worden gemaakt.

De Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) is, gelet op het bepaalde in artikel 1, lid 2, juncto artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de AWR een belastingwet. Derhalve is het primaire besluit ingevolge een belastingwet genomen en is op het instellen van beroepen en het, daaraan voorafgaand, maken van bezwaar tegen het primaire besluit het bepaalde in artikel 26, lid 1, van de AWR van toepassing.

In artikel 2, lid 3, aanhef en onderdeel g, van de AWR is een definitie van het begrip ‘belastingaanslag’ opgenomen. Het primaire besluit is geen (weigering tot het vaststellen van een) belastingaanslag in de zin van deze definitie. Evenmin is het primaire besluit een (weigering tot het geven van een) ‘voor bezwaar vatbare beschikking’, omdat op de voet van artikel 28, lid 2, aanhef en onderdeel d, van de Wbm genomen besluiten niet bij of krachtens de belastingwet met zoveel woorden als ‘voor bezwaar vatbare beschikking’ zijn aangewezen.

Gelet op het vorenstaande staat tegen het primaire besluit geen beroep op de bestuursrechter open en kan daartegen evenmin bezwaar worden gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/3845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 januari 2012 in de zaak tussen

Vereniging [X], gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

De Staatssecretaris van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 30 juni 2010 aan de Minister van Financiën verzocht asbestcement waterleidingen op de voet van artikel 28, lid 2, aanhef en onderdeel d, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) aan te wijzen als 'monostroom', waaronder is te verstaan: afvalstoffen waarop het in de aanhef van die bepaling genoemde tarief van toepassing is.

In antwoord op deze brief heeft [B], directeur Douane en Verbruiksbelastingen (hierna: de Directeur DV), bij brief van 1 september 2010 eiseres medegedeeld dat asbestcement waterleidingen niet als monostroom aangewezen zullen worden.

Eiseres heeft bij brief van 13 oktober 2010, ontvangen op 14 oktober 2010, gericht aan de Minister, ter attentie van de Directeur DV, bezwaar gemaakt tegen de brief van 1 september 2010.

Verweerder heeft bij besluit van 10 maart 2011 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bij telefax van 21 april 2011 beroep ingesteld.

De gronden van het beroep zijn bij brief van 27 mei 2011 aangevuld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2011.

Namens eiseres zijn verschenen [C], [D] en [E], bijgestaan door [A]. Namens verweerder zijn verschenen

[F] en [G].

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1. Het verzoek ingediend bij brief van 30 juni 2010 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

"Op grond van artikel 28, tweede lid, onderdeel d van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) bent u gemachtigd om bij ministeriële regeling afvalstoffen aan te wijzen als monostroom indien deze afvalstoffen niet verbrandbaar en niet herbruikbaar zijn (...). Asbestcement waterleidingen voldoen aan deze criteria. De drinkwaterbedrijven doen op grond van het bovenstaande een beroep op de Wmb om asbestcement waterleidingen te kwalificeren als monostroom."

2. Artikel 28 van de Wet belastingen op milieugrondslag - versie 1 januari 2010 - (hierna: Wbm) luidt, voor zover hier van belang:

"1. Het tarief bedraagt in geval van:

a. het storten van afvalstoffen: € 107,49 per 1000 kilogram;

b. het verbranden van afvalstoffen: nihil.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief € 16,79 per 1000 kilogram voor:

a. afvalstoffen die uitsluitend bestaan uit de categorie van afvalstoffen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder 21, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

b. afvalstoffen die afkomstig zijn van de afgraving van een oude stortplaats indien met betrekking tot die stortplaats door de inspecteur een vergunning is afgegeven voor de toepassing van dit tarief;

c. afvalstoffen met een volumieke massa van meer dan 1100 kilogram per kubieke meter;

d. bij regeling van Onze Ministers aan te wijzen afvalstoffen die niet verbrandbaar zijn en niet herbruikbaar zijn, die onvermengd zijn met andere afvalstoffen en die rechtstreeks door de producent worden aangeboden.

3. (...)".

3. Artikel 8 van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag luidt:

"Niet verbrandbare en niet herbruikbare afvalstoffen. Aanwijzing

Voor de toepassing van artikel 28, tweede lid, onderdeel d, van de wet worden aangewezen:

a. residuen afkomstig van vertical technology (VERTEC) voor het reinigen van zuiveringsslib;

b. regeneratiezandstof dat vrijkomt bij het stralen van voorwerpen of bij het vervaardigen van zandvormen in het productieproces van aluminium- en ijzergieterijen;

c. anorganische residuen van de destillatie of ontwatering van verontreinigd boorgruis;

d. residuen van zuivering in een afvalwaterbehandelingsinstallatie van afvalwater afkomstig van de rookgasontzwaveling van een kolengestookte elektriciteitscentrale;

e. residuen afkomstig van installaties voor het verbranden van specifiek ziekenhuisafval, en

f. poreuze perliteresiduen, poreuze vermiculiteresiduen, perlitestof en vermiculitestof afkomstig van de thermische en mechanische bewerking van het gesteente perlite en het mineraal vermiculite."

Geschil

4.1. In geschil is of verweerder terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.2. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij concludeert tot ontvankelijkverklaring en gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing op bezwaar en vernietiging van het onderliggende besluit.

4.3. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.4. Voor de onderbouwing van de standpunten en conclusies van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding.

Beoordeling van het geschil

5. Ingevolge artikel 8:2, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift.

6. Noch de Awb, noch enige andere wet bevat een definitie van het begrip 'algemeen verbindend voorschrift'. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanwijzing van afvalstoffen die niet verbrandbaar zijn en niet herbruikbaar zijn, die onvermengd zijn met andere afvalstoffen en die rechtstreeks door de producent worden aangeboden als 'monostroom' (hierna: de aanwijzing) niet het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Met de aanwijzing vindt uitsluitend een concretisering van de werkingssfeer van het bepaalde in artikel 28, aanhef en onderdeel d, van de Wbm plaats. Een zelfstandige normstelling ligt in de aanwijzing niet besloten (vergelijk onder meer ABRvS 16 januari 2008, nr. 200703288/1, LJN BC2100). Derhalve staat tegen de aanwijzing - tenzij de onder 8., 9. en 10. te behandelen beperking van de fiscale rechtsbescherming van toepassing is - beroep op de bestuursrechter open en kan daartegen, voorafgaande aan het instellen van het beroep, gelet op artikel 7:1 van de Awb, bezwaar worden gemaakt.

7. Bij de brief van 1 september 2010 is het verzoek van eiseres om een aanwijzing van asbestcement waterleidingen als 'monostroom' afgewezen. Deze afwijzing houdt een weigering in om het door eiseres gevraagde besluit te nemen. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt de weigering van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Hetgeen onder 6 met betrekking tot de aanwijzing is overwogen geldt derhalve onverkort voor het besluit dat bij de brief van 1 september 2010 aan eiseres is bekendgemaakt (hierna: het primaire besluit).

8. Ingevolge artikel 26, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan, in afwijking van artikel 8:1, lid 1, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft:

a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of

b. een voor bezwaar vatbare beschikking.

9. De Wbm is, gelet op het bepaalde in artikel 1, lid 2, juncto artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de AWR een belastingwet. Derhalve is het primaire besluit ingevolge een belastingwet genomen en is op het instellen van beroepen en het, daaraan voorafgaand, maken van bezwaar tegen het primaire besluit het bepaalde in artikel 26, lid 1, van de AWR van toepassing.

10. In artikel 2, lid 3, aanhef en onderdeel g, van de AWR is een definitie van het begrip 'belastingaanslag' opgenomen. Het primaire besluit is geen (weigering tot het vaststellen van een) belastingaanslag in de zin van deze definitie. Evenmin is het primaire besluit een (weigering tot het geven van een) 'voor bezwaar vatbare beschikking', omdat op de voet van artikel 28, lid 2, aanhef en onderdeel d, van de Wbm genomen besluiten niet bij of krachtens de belastingwet met zoveel woorden als 'voor bezwaar vatbare beschikking' zijn aangewezen.

11. Gelet op het vorenstaande staat tegen het primaire besluit geen beroep op de bestuursrechter open en kan daartegen evenmin bezwaar worden gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.

12. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van

mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.