Rechtbank 's-Gravenhage, 23-02-2012, BV8200, AWB 11/7162
Rechtbank 's-Gravenhage, 23-02-2012, BV8200, AWB 11/7162
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 23 februari 2012
- Datum publicatie
- 16 maart 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8200
- Zaaknummer
- AWB 11/7162
Inhoudsindicatie
Eiser heeft aan een cursus “Omega Health Coach” (hierna: OHC-cursus) deelgenomen en heeft het cursusbedrag van € 3.250 plus de in verband met de OHC-cursus gemaakte reis- en verblijfkosten ad € 500 ter zake van scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrekpost op zijn inkomen uit werk en woning in mindering gebracht. Verweerder heeft de aftrek gecorrigeerd. De rechtbank overweegt dat het volgen van de OHC-cursus eerst en vooral dient te worden beschouwd als een stap in eisers persoonlijke ontwikkeling. Het bestaan van een rechtstreeks verband tussen deze stap in de persoonlijke ontwikkeling en het verwerven van inkomen uit werk en woning heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Hetgeen eiser heeft gesteld over het profijt dat hij in zijn huidige dienstbetrekking van de OHC-cursus heeft en over zijn voornemen om de met de OHC-cursus verworven kennis en vaardigheiden beroepsmatig rendabel te maken, is onvoldoende concreet om op grond daarvan anders over het verband tussen de OHC-cursus en het verwerven van inkomen uit werk en woning te oordelen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eisers werkgever eiser niet heeft opgedragen of gevraagd de OHC-cursus te volgen. Ook de aanwezigheid van een indirect verband tussen het volgen van de OHC-cursus en het verwerven van inkomen uit werk en woning, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. De door eiser in zijn aangifte afgetrokken kosten kunnen niet als scholingsuitgaven in mindering op het inkomen uit werk en woning worden gebracht. Volgt vernietiging van de uitspraak op bezwaar, wegens schending van de hoorplicht, met instandhouding van de rechtsgevolgen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/7162
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 1 augustus 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2008 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.245 (aanslagnummer [nummer a]; hierna: de aanslag) en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [A] en [B].
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser te vergoeden.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser heeft voor het jaar 2008 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.926.
2. In zijn aangifte heeft hij een bedrag van € 6.980 (na aftrek van de drempel) ter zake van scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrekpost op zijn inkomen uit werk en woning in mindering gebracht.
Dit bedrag aan scholingsuitgaven heeft hij als volgt gespecificeerd:
specificatie scholingsuitgaven
3. In antwoord op het verzoek om informatie van verweerder van 17 november 2011 heeft eiser bij brief van 20 december 2011 onder meer het volgende onder verweerders aandacht gebracht:
persoonsgebonden aftrek
4. Bij brief van 20 januari 2011 heeft verweerder eiser op de hoogte gebracht van zijn voornemen om bij de aanslagregeling van de aangifte af te wijken. In deze brief geeft verweerder de volgende berekening van het belastbaar inkomen uit werk en woning en van het bedrag van de persoonsgebonden aftrek:
berekening belastbaar inkomen uit werk / persoonsgebonden aftrek
Het is deze berekening genoemde bedrag van € 4.700 is de som van:
- Omega Health Coach € 3.250
- Diverse boeken € 250
- Kosten [C] € 1.200
5. Op 11 maart 2011 heeft verweerder aan eiser de definitieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.245.
6. In de bezwaarfase is eiser alsnog akkoord gegaan met de door verweerder aangebrachte correcties ten aanzien van de aangeschafte boeken en de kosten voor zijn dochter [C].
7. In bezwaar heeft eiser uitsluitend betwist dat
"DE OMEGA HEALTH COACH" CURSUS TER WAARDE VAN € 3.250 (EXCLUSIEF REIS- EN VERBLIJFKOSTEN) NIET AFTREKBAAR IS ALS "PERSOONSGEBONDEN"AFTREK".
Geschil
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 3.250 dat hij heeft betaald voor de deelname aan de"Omega Health Coach"- cursus (hierna: de OHC-cursus) alsmede de in verband met de OHC-cursus gemaakte reis- en verblijfkosten, ad € 500, in mindering op zijn inkomen uit werk en woning moeten worden gebracht. Voorts stelt eiser dat hij, hoewel hij verweerder daarom heeft gevraagd, door deze niet is gehoord.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Verweerder erkent dat hij eiser, hoewel deze daarom had verzocht, niet heeft gehoord. Verweerder geeft de rechtbank daarom in overweging hem te gelasten aan eiser het door deze gestorte griffierecht te vergoeden.
Beoordeling van het geschil
Schending van de hoorplicht
10. Omdat beide partijen van mening zijn dat eiser ten onrechte niet op zijn bezwaar is gehoord en deze gezamenlijke opvatting naar het oordeel van de rechtbank geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank heeft ervan afgezien verweerder op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiser haar heeft gevraagd zelf in de zaak te voorzien.
Inhoudelijke beoordeling
11. Ingevolge artikel 3.1. van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is de persoonsgebonden aftrek een (negatief) bestanddeel van het belastbare inkomen uit werk en woning. In artikel 6.1 van de Wet IB 2001 is bepaald dat van de persoonsgebonden aftrekposten de scholingsuitgaven deel uitmaken. Naar volgt uit artikel 6.27 van de Wet IB 2001 zijn scholingsuitgaven uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
12. Eiser heeft ter zitting - samengevat - het volgende ter onderbouwing van zijn standpunt aangevoerd. Eiser heeft de OHC-cursus gevolgd ter verbetering van zijn communicatieve vaardigheden. Daarvan heeft hij in zijn huidige functie profijt. Verder heeft hij de OHC-cursus gevolgd als voorbereiding op de cursussen "master communicator"en "train de trainer". De kosten van de cursus "train de trainer" heeft verweerder in aftrek toegelaten; dan horen ook de kosten van de ter voorbereiding daarop gevolgde OHC-cursus in aftrek op het inkomen uit werk en woning te worden gebracht. Eiser volgde de OHC-cursus ook met het voornemen om, nadat hij de cursus zou hebben afgerond, de daarmee verworven kennis en vaardigheiden beroepsmatig rendabel te maken. Dit voornemen heeft eiser nog steeds; het heeft echter (nog) geen concrete invulling gekregen. Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat het volgen van de OHC-cursus geen voorwaarde was om toegelaten te worden tot de cursussen "master communicator" en "train de trainer".
13. Dat eiser door de OHC-cursus heeft geleerd beter te communiceren, dient naar het oordeel van de rechtbank eerst en vooral te worden beschouwd als een stap in eisers persoonlijke ontwikkeling. Het bestaan van een rechtstreeks verband tussen deze stap in de persoonlijke ontwikkeling van eiser en het verwerven van inkomen uit werk en woning heeft eiser, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet aannemelijk gemaakt. Hetgeen eiser heeft gesteld over het profijt dat hij in zijn huidige dienstbetrekking van de OHC-cursus heeft en over zijn voornemen om de met de OHC-cursus verworven kennis en vaardigheiden beroepsmatig rendabel te maken, is onvoldoende concreet om op grond daarvan anders over het verband tussen de OHC-cursus en het verwerven van inkomen uit werk en woning te oordelen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers werkgever eiser niet heeft opgedragen of gevraagd de OHC-cursus te volgen. Ook de aanwezigheid van een indirect verband tussen het volgen van de OHC-cursus en het verwerven van inkomen uit werk en woning, eruit bestaande dat de OHC-cursus een nuttige voorbereiding was op twee andere cursussen, waaronder een cursus waarvan de kosten door verweerder wel in aftrek zijn toegelaten, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt, nog daargelaten of een dergelijk indirect verband voldoende onderbouwing is van de aftrekbaarheid van de kosten van de OHC-cursus als scholingsuitgaven. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het gevolgd hebben van de OHC-cursus geen voorwaarde was om toegelaten te worden tot de andere cursussen en dat eiser niet erin is geslaagd de betekenis die de OHC-cursus voor het met succes volgen van de andere cursussen zou hebben, te duiden.
14. Gelet op hetgeen onder 13. is overwogen, kunnen de kosten van de OHC-cursus van € 3.250 en de in verband met de OHC-cursus gemaakte reis- en verblijfkosten van € 500 niet als scholingsuitgaven in mindering op het inkomen uit werk en woning worden gebracht.
15. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank bepaald dat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar, die op de onder 10. vermelde grond is vernietigd, in stand blijven. Dit betekent dat de rechtbank ook de aanslag en de beschikking heffingsrente in stand heeft gelaten.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel heeft de rechtbank verweerder gelast eiser het door deze betaalde griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.