Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-02-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:4945 BV9707, AWB 10/9143

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-02-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:4945 BV9707, AWB 10/9143

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 februari 2012
Datum publicatie
22 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BV9707
Zaaknummer
AWB 10/9143

Inhoudsindicatie

Eiseres is aansprakelijk gesteld voor door [B BV] niet afgedragen loonheffingen. De rechtbank oordeelt dat artikel 35, vierde lid, onder a IW niet van toepassing is omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voor eiseres uitgevoerde werkzaamheden door [B BV] zijn verricht in een filiaal van [B BV]. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat de werkzaamheden door [B BV] zijn uitgevoerd door een derde. Van een situatie zoals bedoeld in artikel 35, zesde lid, van de IW is geen sprake. De enkele stelling van eiseres dat zij geen invloed kon uitoefenen op het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen door [B BV] is daarvoor onvoldoende. De stelling van eiseres dat zij niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het jaar 2005 omdat zij eerst eind 2005 is opgericht, treft geen doel. Voor de oprichting van eiseres werden de ondernemingsactiviteiten verricht door [G BV], welke BV na die oprichting als moedermaatschappij van eiseres is gaan functioneren. De feitelijke ondernemingsactiviteiten zijn onveranderd gebleven. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/9143

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2012 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

de ontvanger van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 8 januari 2009 voor een bedrag van € 272.087 aansprakelijk gesteld voor de door [B BV] onbetaald gelaten gedeeltes van aanslagen loonheffingen over de jaren 2005 tot en met 2007.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2010 de beschikking aansprakelijkstelling gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij fax van 27 december 2010 beroep ingesteld. Bij brief van 25 januari 2011 heeft eiseres het beroep gemotiveerd.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder. Voorts heeft eiseres 2 getuigen opgeroepen voor de zitting. Deze zijn niet verschenen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2011. Namens eiseres zijn verschenen [C], algemeen directeur van haar bestuurder, en haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [D], [E] en [F].

Overwegingen

Feiten

1.Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2. Eiseres is op 30 december 2005 opgericht door [G BV]. [G BV] houdt alle aandelen in eiseres en vormt haar bestuur. Vanaf haar oprichting heeft eiseres als werkmaatschappij alle activiteiten die tot dan in en door [G BV] werden verricht, overgenomen. [G BV] fungeert sindsdien als moedermaatschappij.

3. De activiteiten van eiseres (en tot eind 2005 van [G BV]) bestaan uit het voor diverse opdrachtgevers in-, ver- en ompakken van artikelen. Indien de capaciteit van het eigen personeel tekortschiet, worden opdrachten uitbesteed. Gedurende de jaren 2005 tot en met 2007 zijn in dat kader werkzaamheden uitbesteed aan [B BV]. De door arbeidskrachten van

[B BV] verrichte werkzaamheden bestonden uit het in-, ver- en ompakken van artikelen, het opzetten en afvullen van displays, het verwijderen van onderdelen in verband met Europese regelgeving, het schuren van dozen en het assembleren van showcards.

4. Volgens de handelsregisterhistorie handelde [B BV] tot 18 juli 2005 onder de naam [H BV].

5. Op 30 november 2004 is door [G BV] met [H BV] een overeenkomst van opdracht getekend. In deze overeenkomst is het volgende opgenomen:

"Ondergetekenden:

[G BV], "Opdrachtgever"

en

[H BV], "Opdrachtnemer"

In overweging nemende dat:

1. Opdrachtgever aan opdrachtnemer handmatige verpakkingswerkzaamheden wenst uit te besteden.

2. Opdrachtnemer bereid is deze werkzaamheden uit te voeren onder de in deze

overeenkomst overeengekomen voorwaarden.

3. Beide partijen de tussen hen inzake deze werkzaamheden gemaakte afspraken in de overeenkomst wensen vast te leggen.

Artikel 1.

Algemeen

Opdrachtgever geeft aan opdrachtnemer opdracht om werkzaamheden uit te voeren conform per opdracht gestelde kwaliteitsnormen.

Gedurende de looptijd van de overeenkomst, maar ook naar afloop daarvan, verplicht opdrachtnemer zich tot geheimhouding van al hetgeen hem over opdrachtgever, de bedrijfsvoering, prijzen en alle overige concurrentiegevoelige en/of vertrouwelijke informatie bekend wordt.

Artikel 2.

1. Transport

Opdrachtnemer draagt zorg voor het transport, binnen de overeengekomen aanlever en ophaal momenten, van producten van en naar opdrachtgever.

2. Werkzaamheden

De werkzaamheden zullen bestaan uit het handmatig ver/ompakken van goederen. Per opdracht zal de exacte uitvoering van de werkzaamheden worden gespecificeerd.

Opdrachtnemer neemt in deze verantwoordelijkheid voor de materialen en producten

welke door opdrachtgever beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de

werkzaamheden.

3. Facturatie

Facturatie vindt wekelijks plaats op basis van door opdrachtgever ontvangen gereed

product. Opdrachtgever zal opdrachtnemer wekelijks voorzien van een overzicht van

ontvangen producten. Een betalingstermijn van 30 dagen zal worden gehanteerd.

4. Inspectie en controle

Opdrachtnemer zal opdrachtgever te allen tijde toestaan kwaliteitscontroles uit te

voeren, toegang te geven tot productieruimtes en inspectie van de werkwijze

5. Onder geen enkele omstandigheid, ook niet bij beëindiging van de overeenkomst,

kan/kunnen opdrachtnemer en medewerkers van opdrachtnemer aanspraak maken op een arbeidscontract met opdrachtgever"

6. In januari 2008 is verweerder bij [B BV] begonnen met een boekenonderzoek naar - voor zover hier van belang - de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen over de jaren 2005 tot en met 2007. Een kopie van het naar aanleiding hiervan opgestelde rapport met dagtekening 1 juli 2008 behoort tot de gedingstukken. Op basis van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn met dagtekening 21 juli 2008 onder andere de volgende naheffingsaanslagen aan [B BV] opgelegd:

- een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, aanslagnummer [nummer a] van in totaal € 333.593 bestaande uit een bedrag van € 206.226 aan loonbelasting, € 24.254 aan heffingsrente en een boete van € 103.113. Een kopie van het originele aanslagbiljet is door eiseres overgelegd;

- een naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, aanslagnummer [nummer b] van in totaal € 467.811 bestaande uit een bedrag van € 311.874 aan loonheffingen en een boete van € 155.937. Verweerder heeft een duplicaat van dit aanslagbiljet overgelegd;

- een naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, aanslagnummer [nummer c] van in totaal € 456.921 bestaande uit een bedrag van € 299.053 aan loonheffingen, € 8.342 aan heffingsrente en een boete van € 149.526. Verweerder heeft een duplicaat van dit aanslagbiljet overgelegd.

Deze aanslagen zijn onbetaald gebleven. Dwanginvordering heeft geen resultaat opgeleverd. De voormalige bestuurders van [B BV] zijn aansprakelijk gesteld.

7. In juli 2008 is verweerder begonnen met een onderzoek bij eiseres naar de eventuele aansprakelijkheid op grond van artikel 34 respectievelijk artikel 35 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW) voor door [B BV] niet afgedragen loonbelasting, premie volksverzekeringen en loonheffingen. Een kopie van dit rapport met dagtekening

18 december 2008 behoort tot de gedingstukken. In het rapport is geconcludeerd dat eiseres zich ten aanzien van de aansprakelijkheid niet kan disculperen omdat [B BV] niet heeft voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot het voeren en het ter inzage verstrekken van de loon- en financiële administratie en het registreren van de identiteit van de werknemers aan de hand van loonbelastingverklaringen alsmede afschriften van identiteitsbewijzen.

8. Bij beschikking van 8 januari 2009 is eiseres op de voet van artikel 35 IW aansprakelijk gesteld voor de door [B BV] verschuldigde loonbelasting verband houdend met de opdrachten van eiseres. De omvang hiervan is berekend aan de hand van de facturen van [B BV] zoals die in de administratie van eiseres zijn aangetroffen. Het bedrag van de aansprakelijkstelling is in totaal € 272.087, te weten € 180.841 over 2005, € 22.123 over 2006 en € 69.123 over 2007. De op de aanslagbiljetten vermelde boeten en heffingsrente zijn hierin niet betrokken.

Geschil

9. In geschil is of eiseres terecht en voor het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.

10. Eiseres ontkent dit en voert het volgende aan:

- van onderaanneming door [B BV] is geen sprake geweest. Eiseres heeft slechts opdrachten aan [B BV] doorgesluisd. [B BV] heeft het werk in de eigen onderneming (filiaal) verricht dan wel door een derde laten uitvoeren;

- verweerder heeft niet bewezen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de belasting bij [B BV] dan wel bij anderen te verhalen en heeft lichtvaardig, te snel en ten onrechte eiseres aansprakelijk gesteld;

- eiseres heeft geen invloed kunnen uitoefenen op het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen door [B BV];

- verweerder heeft niet bewezen dat de aanslagen over 2006 en 2007 op de juiste wijze zijn bekendgemaakt en bestaan;

- eiseres bestond in 2005 nog niet. Zij kan toen dus geen opdrachten aan [B BV] hebben verstrekt.

11. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd weersproken.

12. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging dan wel verlaging van de beschikking aansprakelijkstelling. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling

Aansprakelijkstelling

14. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de IW is - voor zover hier van belang - de aannemer hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting die de onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk. In artikel 35, tweede lid, onder a, van de IW wordt het begrip aannemer als volgt gedefinieerd:

"degene die zich jegens een ander, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te betalen prijs".

Het begrip onderaannemer luidt ingevolge artikel 35, tweede lid, onder b, als volgt:

"degene die zich jegens een aannemer verbindt om buiten dienstbetrekking het in onderdeel a bedoelde werk geheel of gedeeltelijk uit te voeren tegen een te betalen prijs".

Tussen partijen is niet in geschil dat de uitgevoerde werkzaamheden van stoffelijke aard zijn. Gelet op de verklaring van eiseres ter zitting dat de door haar gebruikte term "doorplaatsen van werk" in relatie met [B BV] feitelijk gelijk te stellen is met aanneming van werk, concludeert de rechtbank dat eiseres haar stelling dat zij slechts opdrachten aan [B BV] heeft doorgesluisd, heeft laten varen. Daarnaast is vast komen te staan dat eiseres de kwaliteit van het door [B BV] verrichte werk controleerde. Eiseres dient daarom aangemerkt te worden als aannemer in bovengenoemde zin en [B BV] als onderaannemer.

15. Aangaande de vraag of de door [B BV] uitgevoerde werkzaamheden hebben plaatsgevonden in een filiaal van [B BV] in de zin van artikel 35, vierde lid, onder a, van de IW, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens dit artikelonderdeel is de aannemer niet hoofdelijk aansprakelijk voor de door de onderaannemer verschuldigde loonbelasting indien een werk tot de uitvoering waarvan een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd. Verweerder heeft ter zitting onweersproken verklaard dat de werkzaamheden niet op het adres waar [B BV] volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel was gevestigd, [a-straat 1] te [I], hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft gesteld dat [B BV] een ruimte in [J] heeft gehuurd waar de werkzaamheden werden uitgevoerd en dat om die reden artikel 35, vierde lid, onder a, van de IW van toepassing is.

De rechtbank overweegt dat bij de parlementaire behandeling is opgemerkt:

"het vierde lid van artikel 35 noemt twee gevallen waarin de in de voorgaande leden opgenomen bepalingen niet van toepassing zijn. Het eerste geval betreft de situatie, dat een werk tot de uitvoering waarvan een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd. Het gaat hier om de plaats waar de onderneming feitelijk is gevestigd, met inbegrip van de filialen, hetgeen onder meer uit het handelsregister zou kunnen blijken. (...)" (MvT, Kamerstukken II 1987/88, 20 588, nr. 3, p. 93-94).

Dat sprake zou zijn geweest van het huren van een bedrijfsruimte in [J] door [B BV] wordt door eiseres niet anders onderbouwd dan met de stelling dat aldaar een ruimte te huur is geweest. Verweerder weerspreekt dat [B BV] in [J] een bedrijfsruimte heeft gehuurd en wijst er onder meer op dat in de administratie van [B BV] van enige huurbetaling voor een loods in [J] dan wel in de omgeving daarvan niets is gebleken. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende werkzaamheden zijn verricht in een filiaal van [B BV]. De rechtbank acht evenmin aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden voor [B BV] in onderaanneming zijn uitgevoerd door een derde. Deze door eiseres genoemde mogelijkheid wordt niet met stukken of anderszins onderbouwd.

16. Het betoog van eiseres dat - naar de rechtbank begrijpt - de aansprakelijkstelling moet worden ingetrokken omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht c.q. inzicht heeft verschaft in de door hem genomen maatregelen om de aanslagen betaald te krijgen, waardoor eiseres het slachtoffer is geworden en aansprakelijk is gesteld, vindt geen steun in het recht.

17. In de situatie dat meerdere personen op grond van verschillende bepalingen in de IW aansprakelijk kunnen worden gesteld, bestaat geen rangorde tussen die verschillende personen. Verweerder kan dan ook, indien verhaal op de belastingschuldige niet mogelijk blijkt, tegelijkertijd op verschillende artikelen gegronde aansprakelijkstellingen doen uitgaan.

18. Ingevolge artikel 35, zesde lid, van de IW geldt de aansprakelijkheid op grond van het eerste lid niet met betrekking tot de loonbelasting verschuldigd door een onderaannemer, indien aannemelijk is dat het niet betalen door de onderaannemer noch aan hem noch aan een aannemer is te wijten. Verweerder heeft met zijn hiervoor in punt 6 genoemde rapport aannemelijk gemaakt dat de administratie van [B BV] ernstige gebreken vertoont, dat dit [B BV] valt aan te rekenen en dat (mede) daardoor de verschuldigde loonbelasting niet is betaald. Reeds om die reden is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 35, zesde lid, van de IW. De enkele stelling van eiseres dat zij geen invloed kon uitoefenen op het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen door [B BV] maakt niet dat [B BV] noch eiseres iets te verwijten valt.

19. Eiseres is daarom terecht aansprakelijk gesteld voor de door [B BV] onbetaald gelaten loonbelasting die [B BV] verschuldigd was in verband met de opdrachten van eiseres. Omdat ten aanzien van de premies volksverzekeringen overeenkomstige bepalingen gelden, is de aansprakelijkstelling hiervoor eveneens terecht. Eiseres heeft hieromtrent ook geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Evenmin heeft eiseres de door verweerder in zijn hiervoor in punt 7 genoemde rapport opgenomen berekeningen over de hoogte van de aansprakelijkstelling, met argumenten onderbouwd, aangevochten.

Aanslagen over 2006 en 2007

20. De rechtbank stelt voorop dat van verweerder, anders dan eiseres kennelijk meent, niet kan worden gevergd dat hij de originele aanslagbiljetten overlegt, nu die bestemd zijn om te worden uitgereikt aan de belastingplichtige. Verweerder heeft van de op de jaren 2006 en 2007 betrekking hebbende aanslagen duplicaat aanslagbiljetten overgelegd. Niet bestreden is dat die duplicaat aanslagbiljetten afkomstig zijn uit het systeem van de Belastingdienst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslagbiljetten op correcte wijze en aan de juiste adressen zijn verzonden. Hij heeft in dat verband afschriften overgelegd uit het systeem Beheer van Relaties (BVR) dat is gekoppeld aan de Gemeentelijke Basis Administratie. Ook heeft verweerder een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd waaruit blijkt dat het in BVR vermelde vestigingsadres van [B BV] juist is. Voorts heeft verweerder onweersproken verklaard dat de voormalige bestuurders van [B BV] in hun bezwaren tegen de beschikkingen bestuurdersaansprakelijkheid niet hebben aangevoerd dat de betreffende aanslagbiljetten niet (tijdig) ontvangen zijn.

Gelet hierop zal eiseres meer moeten aanvoeren om aannemelijk te maken dat deze aanslagen niet rechtsgeldig zouden bestaan of zijn bekendgemaakt. De rechtbank acht eiseres hierin niet geslaagd.

Aansprakelijkstelling over 2005

21. Inzake het standpunt van eiseres dat zij vanwege het feit dat zij eerst eind 2005 is opgericht niet aansprakelijk kan worden gesteld voor niet betaalde bedragen over dat jaar, overweegt de rechtbank als volgt. De algemeen directeur van [G BV], het bestuur van eiseres, heeft ter zitting verklaard dat vóór de oprichting van eiseres de ondernemingsactiviteiten werden verricht door [G BV] en dat eiseres na haar oprichting die activiteiten volledig heeft overgenomen en voortgezet. [G BV] is toen als moedermaatschappij van eiseres gaan functioneren. De feitelijke ondernemingsactiviteiten zijn onveranderd gebleven. Eiseres is daarom voortzetter van de eerst in [G BV] gedreven onderneming en heeft als zodanig de plaats van [G BV] overgenomen, ook met betrekking tot de in punt 5 genoemde overeenkomst met [B BV]. Er is daarom geen reden te concluderen dat de aansprakelijkstelling voor zover deze betrekking heeft op het belastingjaar 2005 dient te worden vernietigd.

22. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

23. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. T. van Rij en

mr. K.M. Braun, leden, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.

griffier omdat de voorzitter verhinderd is de uitspraak te ondertekenen, is dit door mr. van Rij gedaan

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.