Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-03-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:5509 BW0354, AWB 11/7727

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-03-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:5509 BW0354, AWB 11/7727

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 maart 2012
Datum publicatie
5 april 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BW0354
Zaaknummer
AWB 11/7727

Inhoudsindicatie

Art. 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, Gemeentewet. Verschuldigdheid van parkeerbelasting. Zijn alle zondagen rechtsgeldig aangewezen als tijden waarop slechts tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd? Kenbaarheid van de verschuldigdheid van parkeerbelasting.

De Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2011 bevat een tarief voor het parkeren op “aangewezen koopzondagen” maar bevat geen aanwijzing van alle zondagen als koopzondagen. Zo’n aanwijzing is evenmin te vinden in het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren van het college van burgemeester en wethouders. De in de Verordening tot 1e wijziging van de Verordening Winkeltijden Zoetermeer (Wijzigingsverordening) opgenomen bepaling dat het verbod om een winkel op (ondermeer) zondagen voor het publiek geopend te hebben niet geldt ten behoeve van het op Zoetermeer gerichte toerisme, is geen aanwijzing in de zo-even bedoelde zin, reeds omdat de Wijzigingsverordening geen belastingverordening is en evenmin een besluit van het college van burgemeester en wethouders.

Ook indien wordt aangenomen dat er wel een rechtsgeldige aanwijzing is van alle zondagen als koopzondagen waarop slechts tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd, dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd omdat verweerder niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Volgt gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/7727

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2012 in de zaak tussen

[X], te [Z], eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 30 augustus 2011 op het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting met dagtekening 19 juni 2011.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012.

Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A].

Namens verweerder is [B] verschenen.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 63 en draagt verweerder op dit bedrag aan eiseres te betalen;

- gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 aan haar te vergoeden.

Procesverloop

1. Aan eiseres is met dagtekening 19 juni 2011 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Zoetermeer opgelegd tot een bedrag van € 52,20 (€ 1,20 parkeerbelasting en € 51 kosten).

2. Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.

Feiten

3. Een parkeercontroleur heeft geconstateerd dat de auto van eiseres, een [omschrijving auto] met kenteken [kentekennummer], op zondag 19 juni 2011, om 13 uur 55, geparkeerd stond aan de [a-laan] te Zoetermeer.

4. Op de parkeerautomaat nabij de plaats van het parkeren was vermeld, voor zover hier van belang:

"Betaald parkeren op:

(...)Koopzondagen :12.00 - 17:00

Tarief:

€ 1,20 per 60 minuten (...)

(...)"

Geschil

5. In geschil is:

1e. of verweerder de hoorplicht heeft geschonden;

2e. of eiseres ter zake van het onder 3. vermelde parkeren parkeerbelasting verschuldigd is;

3e. of de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter zake van het onder 3. vermelde parkeren ter plaatse voldoende kenbaar was.

6. Eiseres beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de beide andere vragen ontkennend. Zij concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.

7. Verweerder beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de beide andere vragen bevestigend. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

Met betrekking tot het eerste geschilpunt

8. Verweerder stelt dat hij ervan heeft afgezien eiseres te horen voordat hij uitspraak op bezwaar deed omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Naar volgt uit de beslissing op het beroep van eiseres verwerpt de rechtbank deze stelling van verweerder. Niettemin is van een schending van de hoorplicht geen sprake. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft verweerder niet verzocht om te worden gehoord. Een beperking van de rechtsbescherming in de bewaarfase die slechts geldt als het bezwaar tegen een krachtens de belastingwet genomen besluit is gericht, is dat er geen hoorplicht bestaat indien de belanghebbende niet heeft verzocht om gehoord te worden (artikel 25, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: Awr). Indien eiseres heeft beoogd te betogen dat deze beperking onredelijk en onbillijk is, kan dit betoog haar niet baten. Ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen moet de rechter immers volgens de wet rechtspreken en mag hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen. Dit lijdt slechts uitzondering indien de desbetreffende wettelijke bepaling (hier: artikel 25, lid 1, van de Awr) in strijd is met een eenieder bindende verdragsbepaling. Op dit punt komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe en dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond ontbloot is. Dit laatste kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden van het bepaalde in artikel 25, lid 1, van de Awr. Derhalve faalt deze beroepsgrond.

Met betrekking tot het tweede geschilpunt

9. In de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2011 (hierna: de Verordening) is ondermeer het volgende bepaald:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen, plaats, tijdstip en wijze;

(...)

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

(...)

Artikel 11 Kosten

1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52.

(...)

Tarieventabel als bedoeld in artikel 5 van de Verordening parkeerbelastingen 2011

Het tarief voor het parkeren (...) op parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:

A. In het gebied begrensd door (...) een en ander zoals aangegeven door de ononderbroken rode lijn op de bij deze tarieventabel behorende kaart:

"aanwijzing parkeerplaatsen Stadscentrumgebied"(bijlage 1):

(...)

en voor de parkeerplaatsen die in groen zijn aangegeven op de eerder genoemde kaart:

(...)

* op aangewezen koopzondagen van 12.00 uur tot en met 17 uur;

€ 1,20 per 60 minuten

(...)".

10. Het door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer op 9 februari 2010 vastgestelde Aanwijzingsbesluit betaald parkeren (hierna: het Aanwijzingsbesluit) luidt, voor zover hier van belang:

"Besluit:

I. aan te wijzen als parkeerplaats/terrein waarvoor voor het parkeren (...) parkeerbelasting (...) moet worden betaald:

A. de parkeerplaatsen in het gebied begrensd door (...) een en ander zoals aangegeven door de ononderbroken lijn op de bij dit besluit behorende kaart:

"aanwijzing parkeerplaatsen Stadscentrumgebied" (bijlage I)

(...)

II. het betalen van parkeerbelasting geldt op de parkeerplaatsen / terreinen genoemd onder I, letter:

A. (...)

op koopzondagen van 12.00 uur tot en met 17.00 uur;

(...)".

11. De raad van de gemeente Zoetermeer heeft op 9 mei 2011 de Verordening tot 1e wijziging van de Verordening Winkeltijden Zoetermeer (hierna: Wijzigingsverordening Winkeltijden) vastgesteld. De Wijzigingsverordening Winkeltijden luidt, voor zover hier van belang:

"Artikel IWijziging van de verordening

De verordening Winkeltijden Zoetermeer wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 5 komt als volgt te luiden:

Artikel 5 Zon- en feestdagenregeling

De verboden, vervat in artikel 2, eerste lid, onder a en b en tweede lid van de wet, gelden niet op zondagen, op Nieuwjaarsdag, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag en op eerste en tweede Kerstdag ten behoeve van het op Zoetermeer gerichte toerisme.

(...)".

12. Naar volgt uit artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Verordening, opgenomen onder 9., welke bepaling geheel in overeenstemming is met artikel 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet, wordt parkeerbelasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een:

- bij de Verordening of

- krachtens de Verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college

te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

13. Naar het oordeel van de rechtbank is noch bij de Verordening, noch krachtens de Verordening door het college, bepaald dat voor het onder 3. genoemde parkeren op zondag 19 juni 2011 parkeerbelasting verschuldigd was. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Bij de Verordening zijn geen zondagen aangewezen als koopzondagen. In de tot Verordening behorende tarieventabel wordt in onderdeel A. weliswaar gewag gemaakt van "aangewezen koopzondagen", maar de aanwijzing zelf is in de (tarieventabel bij de) Verordening niet te vinden. Evenmin zijn krachtens de Verordening bij besluit van het college koopzondagen aangewezen. In het Aanwijzingsbesluit wordt weliswaar gewag gemaakt van "aangewezen koopzondagen", maar ook in het Aanwijzingsbesluit is de aanwijzing zelf niet te vinden.

14. Verweerder stelt dat (alle) zondagen zijn aangewezen als koopzondagen bij de Wijzigingsverordening Winkeltijden. Nog daar gelaten dat het kwestieus is of de Wijzigingsverordening Winkeltijden een aanwijzing van zondagen als koopzondagen bevat - in de Wijzigingsverordening Winkeltijden wordt ontheffing verleend van het verbod een winkel voor het publiek geopend te hebben op zondag en op een aantal in de Winkelsluitingswet genoemde feestdagen - is de Wijzigingsverordening Winkeltijden niet de Verordening noch een belastingverordening als bedoeld in artikel 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet en evenmin een krachtens de Verordening of een andere belastingverordening als bedoeld in artikel 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet door het college genomen besluit, zodat een in de Wijzigingsverordening Winkeltijden opgenomen aanwijzing van (alle) zondagen als koopzondag geen aanwijzing in de zin van artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Verordening en artikel 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet is.

15. Gesteld noch gebleken is dat de raad bij een andere belastingverordening dan de Verordening of het college bij een ander besluit dan het Aanwijzingsbesluit alle zondagen als koopzondagen in de zin van de Tarieventabel, onderdeel A, heeft aangewezen.

16. Gelet op hetgeen onder 9. tot en met 15. is overwogen, is het gelijk met betrekking tot het tweede geschilpunt aan eiseres.

Met betrekking tot het derde geschilpunt

17. Ook indien - in afwijking van hetgeen met betrekking tot het tweede geschilpunt is overwogen - wordt aangenomen dat er wel een rechtsgeldige aanwijzing is van alle zondagen als koopzondagen in de zin van de tarieventabel bij de Verordening en het Aanwijzingsbesluit, kunnen de bestreden uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag niet in stand blijven. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende.

18. Volgens vaste jurisprudentie dient verweerder aannemelijk te maken dat - in dit geval - over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor het onder 3. bedoelde parkeren geen misverstand kon bestaan. Hiertoe heeft verweerder gesteld dat op 19 juni 2011 op de [b-laan] - de toegangsweg naar de plaats van het parkeren - een bord stond met de tekst "Koopzondag voortaan elke zondag dus betaald parkeren". Eiseres heeft daartegenover aangevoerd dat zij in de [b-laan] op 19 juni 2011 geen bord met de zo-even genoemde tekst heeft gezien. Verder heeft zij gesteld dat, als wordt aangenomen dat er op 19 juni 2011 aan de [b-laan] een bord met de tekst "Koopzondag voortaan elke zondag dus betaald parkeren" heeft gestaan, dit niet wegneemt dat de term "koopzondag" in de onder 4. aangehaalde tekst op de parkeerautomaat nabij de plaats van het parkeren door eiseres is opgevat en mocht worden opgevat als de eerste zondag van elke maand.

19. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres de term "koopzondag" in de onder 4. aangehaalde tekst op de parkeerautomaat op de plaats van het parkeren heeft opgevat als de eerste zondag van elke maand. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres deze term redelijkerwijs ook in die zin mogen opvatten. Bij dit oordeel overweegt de rechtbank dat, naar niet tussen partijen in geschil is, de onder 4. aangehaalde tekst al lange tijd vóór de inwerkingtreding van de ontheffing van het verbod een winkel voor het publiek geopend te hebben op zondag en vóór de (vermeende) plaatsing van het meergenoemde bord aan de [b-laan] op de parkeerautomaat nabij de plaats van het parkeren aan de [a-laan] was aangebracht alsmede dat de term "koopzondag" al die tijd zag op de eerste zondag van elke maand. Dit laatste heeft eiseres, naar volgt uit de door haar overgelegde print van de informatie op de website van de gemeente inzake de aangewezen koopzondagen, ook uit deze informatie kunnen opmaken. Volgens de aldus opgevatte tekst op de parkeerautomaat nabij de plaats van het parkeren was eiseres voor dat parkeren geen parkeerbelasting verschuldigd.

20. Gelet op hetgeen onder 17. tot en met 19. is overwogen, is verweerder niet erin geslaagd om, tegenover de betwisting door eiseres, aannemelijk te maken dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor het door eiseres op 19 juni 2011 parkeren van een auto aan de [a-laan] redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan. Derhalve is het gelijk met betrekking tot het derde geschilpunt aan eiseres.

Slotsom

21. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag vernietigd.

Proceskosten

22. Eiseres heeft de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de kosten die zij in verband met het beroep heeft moeten maken, meer in het bijzonder verletkosten tot een bedrag van € 63 (2 uur à € 31,50 per uur). Omdat het beroep gegrond is verklaard en de door eiseres genoemde kosten van € 63 naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking komen, heeft de rechtbank het verzoek van eiseres ingewilligd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 63.

Deze uitspraak is gedaan door G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van

mr. A. Atwaroe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mnaart 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.