Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-04-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:9187 BW5775, AWB 11/6117

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-04-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:9187 BW5775, AWB 11/6117

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 april 2012
Datum publicatie
15 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5775
Zaaknummer
AWB 11/6117

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid beroep. Met het doen van een uitspraak op een bezwaarschrift eindigt de behandeling van het bezwaar. De door verweerder genomen "tweede uitspraak op bezwaar" dient te worden aangemerkt als een zogenoemde ambtshalve vermindering. Uit proceseconomische overwegingen neemt de rechtbank een beslissing op de als beroepschrift aan te merken brief van eiseres. De rechtbank acht eiseres ontvankelijk in haar beroep nu de brief van eiseres binnen de in artikel 6:7 van de Awb bepaalde termijn is ingekomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/6117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2012 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 4 december 2010 aan eiseres een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [nummer]; hierna: de (ambtshalve) aanslag) voor het jaar 2009 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.000. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460.

Eiseres heeft op 11 november 2010 haar aangifte vennootschapsbelasting 2009 ingediend. Deze aangifte is door verweerder als bezwaarschrift tegen de ambtshalve aanslag aangemerkt.

Bij brief van 13 december 2010 kondigt verweerder aan de aanslag te zullen verminderen overeenkomstig de door eiseres ingediende aangifte en de verzuimboete te handhaven.

Bij beschikking van 31 december 2010 is de aanslag verminderd overeenkomstig de aankondiging en is de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen deze beschikking van 31 december 2010 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend, gedateerd 26 januari 2011. Dit bezwaarschrift is op 28 januari 2011 door verweerder ontvangen.

Verweerder heeft bij beschikking van 11 juni 2011 uitspraak op bezwaar gedaan op het door eiseres op 26 januari 2011 ingediende bezwaarschrift en de verzuimboete verminderd met 50% en nader vastgesteld op € 1.230.

Eiseres heeft op 20 juni 2011 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van 11 juni 2011. Dit beroepschrift is door de rechtbank op 21 juni 2011 ontvangen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2012 te 's-Gravenhage.

Namens eiseres is haar gemachtigde [A] verschenen. Namens verweerder is verschenen [B].

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012, nr. 010/02678, LJN BT1516, heeft de rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 30 januari 2012 heropend en verweerder verzocht om een reactie. Verweerder heeft hieraan voldaan bij brief van 2 februari 2012. De rechtbank heeft deze brief op 13 februari 2012 aan eiseres doorgestuurd met het verzoek om een schriftelijke reactie binnen twee weken. Wegens het uitblijven van een reactie is dit verzoek op 7 maart 2012 herhaald. Eiseres heeft niet inhoudelijke gereageerd. Wel heeft zij schriftelijk toestemming gegeven een nadere zitting achterwege te laten. Verweerder heeft op 23 maart 2012 telefonisch ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2. Eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2009 (hierna: de aangifte) voor 1 juni 2010. Met dagtekening 6 juli 2010 is haar een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd en met dagtekening 13 september 2010 een aanmaning. Eiseres heeft binnen de in de aanmaning gestelde termijn die eindigde op 27 september 2010 geen aangifte gedaan. De aangifte is op 11 november 2010 ingediend.

3. Verweerder heeft de ambtshalve aanslag met dagtekening 4 december 2010 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.000. Gelijktijdig heeft hij bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460 wegens het niet dan wel het niet tijdig indienen van de aangifte.

4. Verweerder heeft de aangifte van 11 november 2010 aangemerkt als bezwaarschrift tegen de aanslag en de boetebeschikking. Bij brief van 13 december 2010 heeft verweerder aan eiseres - voor zover hier van belang - het volgende bericht:

"Betreft

Beslissing met betrekking tot de opgelegde verzuimboete, begrepen in de ambtshalve aanslag Vpb

(...)

De thans door u ingediende aangifte geeft aan dat de verschuldigde belasting minder bedraagt dan is vastgesteld op de ambtshalve opgelegde aanslag. De aanslag zal dan ook worden verminderd.

Beoordeling van de boete.

(...)

Er is geen aanleiding om de opgelegde verzuimboete te verminderen. De verzuimboete blijft dan ook gehandhaafd.

U kunt tegen mijn beslissing om de boete te handhaven in beroep gaan. U dient echter de officiële beschikking vanuit [C] af te wachten alvorens dit te kunnen doen."

5. De in de brief van 13 december 2010 genoemde beschikking is gedagtekend op 31 december 2010. Op deze beschikking is de volgende tekst afgedrukt:

"U heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag vennootschapsbelasting, nummer #. De Belastingdienst komt gedeeltelijk aan Uw bezwaar tegemoet. De aanslag wordt hierbij verminderd. De nieuwe berekening van de aanslag vindt u elders op dit formulier. In de berekening zijn een of meer nieuwe elementen opgenomen. Het bedrag van de vermindering staat in de rubriek "te verrekenen/terug te ontvangen". De redenen waarom de Belastingdienst niet volledig aan uw bezwaar tegemoet komt, vindt u in de brief die u afzonderlijk is toegestuurd."

6. Eiseres heeft op 26 januari 2011 bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het handhaven van de boetebeschikking. Verweerder heeft deze brief ontvangen op 28 januari 2011 en in behandeling genomen. Hij heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juni 2011 de boete verminderd met 50% tot € 1.230.

Geschil

7. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep. Daarnaast is in geschil of verweerder de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag heeft vastgesteld.

8. Eiseres stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de boete ten onrechte aan haar is opgelegd aangezien er sprake is van afwezigheid van alle schuld. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover het de boeteschikking betreft.

9. Verweerder stelt zich uiteindelijk op het standpunt dat eiseres niet ontvankelijk is in haar beroep en dat de brief van 26 januari 2011 als beroepschrift aan de rechtbank had moeten worden doorgezonden. Hij merkt hierbij op dat deze brief is ingekomen na het verstrijken van de wettelijke beroepstermijn van 13 december 2010 + 6 weken.

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Formeel

11. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de rechtbank als volgt.

12. De brief van verweerder van 13 december 2010, zoals geciteerd onder 4, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als uitspraak op bezwaar tegen de ambtshalve aanslag. Deze brief bevat immers geen rechtsmiddelverwijzing en bovendien wordt eiseres in de laatste alinea van deze brief geattendeerd op het feit dat zij pas in beroep kan gaan tegen de officiële beschikking uit [C]. De beschikking, met dagtekening 31 december 2010, waarmee de aanslag wordt verminderd en de verzuimboete gehandhaafd, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als de uitspraak op bezwaar.

13. Het overwogene onder 12 leidt tot de conclusie dat verweerder de brief van eiseres van 26 januari 2011 had moeten doorzenden aan de rechtbank. Het stelsel van wettelijke bepalingen die het beroep in belastingzaken regelen, brengt mee dat met het doen van een uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. De door verweerder genomen "tweede uitspraak op bezwaar" van 11 juni 2011 kan derhalve niet worden aangemerkt als een beslissing waartegen op grond van artikel 7:1, tweede lid van de Awb beroep kan worden ingesteld (vergelijk Hoge Raad van 20 januari 2012, nr. 010/02678, LJN BT1516). De beschikking van 11 juni 2011 is aan te merken als een zogenoemde ambtshalve vermindering.

14. Nu de boetebeschikking naar aanleiding van het beroep tegen de onder 13 vermelde ambtshalve vermindering van de boete in het vooronderzoek is betrokkenen en partijen in de gedingstukken en ter zitting alle argumenten hebben gewisseld, zal de rechtbank uit proceseconomische overwegingen in deze uitspraak een beslissing nemen op de als beroepschrift aan te merken brief van eiseres van 26 januari 2011. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat noch eiseres, noch verweerder in haar of zijn processuele positie geschaad is. Nu de brief binnen de in artikel 6:7 van de Awb bepaalde termijn is ingekomen, acht de rechtbank eiseres ontvankelijk in haar beroep.

Materieel

15. Eiseres heeft zich op afwezigheid van alle schuld beroepen. De bewijslast ter zake ligt bij haar. Zij dient, tegenover de betwisting door verweerder, aannemelijk te maken dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte binnen de gestelde termijn werd ingediend (vergelijk HR 15 juni 2007, nr. 42687, LJN BA7184). Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.

16. Eiseres heeft bevestigd de herinnering en de aanmaning te hebben ontvangen. De door eiseres geschetste omstandigheden, zoals de veronderstelling dat haar gemachtigde uitstel had aangevraagd, de verhuizing van haar onderneming en het feit dat zij voor de eerste maal een aangifte vennootschapsbelasting moest indienen, brengen niet met zich mee dat zij niet in staat was haar aangifte tijdig in te dienen. Ook de stelling van eiseres dat verweerder door het door haar ingediende schattingsformulier beschikte over de aangiftegegevens ontslaat haar niet van haar verplichting tijdig haar aangifte in te dienen. Van afwezigheid van alle schuld is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.

17. Verweerder heeft het bedrag van de boete met inachtneming van § 21, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten in eerste instantie vastgesteld op € 2.460. Hij heeft de boete is vervolgens verminderd tot € 1.230. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij bij deze matiging rekening heeft gehouden met het feit dat eiseres voor het eerst haar aangifte vennootschapsbelasting moest indienen en het dus een eerste verzuim betrof en dat verdere matiging van de boete gelet op het beleid van de Staatssecretaris van Financiën niet voor de hand ligt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiseres verhuisd is in augustus 2010 en een dergelijke verhuizing zowel voor als na de feitelijke verhuisdatum de nodige rompslomp meebrengt waardoor het tijdig doen van aangifte in het gedrang kan komen. Daarom acht de rechtbank een boete van € 800 passend en geboden.

18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 31 december 2010 voorzover het de boetebeschikking betreft;

- vernietigt de ambtshalve vermindering van de boetebeschikking van 11 juni 2011;

- stelt de boete vast op € 800 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874, te betalen aan eiseres;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.