Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 06-04-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:8892 BW5783, AWB 11/2529

Rechtbank 's-Gravenhage, 06-04-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:8892 BW5783, AWB 11/2529

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
6 april 2012
Datum publicatie
15 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5783
Zaaknummer
AWB 11/2529

Inhoudsindicatie

Zorgtoeslag. Ontvankelijkheid beroep. Herhaalde uitspraken op bezwaar openen geen nieuwe beroepsmogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/2529

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 april 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 30 juni 2009 heeft verweerder de zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2007 definitief vastgesteld op nihil en is een bedrag van € 1.223 aan betaalde voorschotten teruggevorderd.

Eiseres heeft hiertegen op 9 juli 2009 bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van

10 juni 2010 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard maar de definitieve berekening zorgtoeslag voor 2007 gehandhaafd.

Eiseres heeft bij brief van 7 maart 2011, ontvangen bij de rechtbank op 22 maart 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2011 te

Den Haag. Eiseres is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld door

[A] en een medewerker van het Kabinet van de gevolmachtigde minister van Aruba. Namens verweerder is verschenen [B].

De rechtbank heeft het onderzoek heropend en heeft eiseres verzocht het polisblad en de polisvoorwaarden behorende bij de door haar afgesloten zorgverzekering aan de rechtbank toe te sturen, alsmede een verklaring van de zorgverzekering inzake het in aanmerking te nemen eigen risico behorende bij de door haar afgesloten verzekering. Voorts heeft de rechtbank verweerder verzocht om een kopie toe te sturen van de door hem ter zitting genoemde uitspraak van rechtbank Rotterdam.

Eiseres heeft op 17 januari 2012 een kopie van de polisvoorwaarden voor 2008 aan de rechtbank overgelegd.

Verweerder heeft bij brief van 9 januari 2012, door de rechtbank ontvangen op 11 januari 2012, een kopie overgelegd van de uitspraak van rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2011, nrs. AWB 11/1375 ZORG-T2 en AWB 11/1380 ZORG-T2.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012 te Den Haag. Eiseres is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld door [A] en

[C]. Namens verweerder is verschenen [B].

Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het beroep van eiseres met nummer AWB 11/2530.

Overwegingen

Ontvankelijkheid van het beroep

Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8 van de Awb aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 3:41, eerste lid, Awb schrijft voor dat de bekendmaking van besluiten geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.

Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

De beslissing op bezwaar is gedagtekend 10 juni 2010. De rechtbank acht aannemelijk dat de beslissing op die dag is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 22 juli 2010.

Eiseres heeft bij brief van 7 maart 2011, door de rechtbank ontvangen op 22 maart 2011, beroep ingesteld. Gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb is dit beroepschrift niet tijdig ingediend.

Eiseres bestrijdt dat haar beroepschrift te laat is ingediend. Bij brief van 30 april 2011, door de rechtbank ontvangen op 4 mei 2011, stelt eiseres dat haar beroepschrift is gericht tegen de beslissing op bezwaar van 8 februari 2011. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

Vaststaat dat verweerder bij beschikking van 10 juni 2010 op het bezwaar van eiseres heeft beslist. Vervolgens heeft verweerder - kennelijk naar aanleiding van correspondentie die heeft plaatsgevonden na de beslissing op bezwaar - bij brief van 31 januari 2011 nogmaals op het bezwaar van eiseres beslist. Daarna heeft verweerder - naar aanleiding van een brief van 3 februari 2011 - bij brief van 8 februari 2011 voor een derde keer op het bezwaar van eiseres beslist. Verweerder heeft beide keren zijn oorspronkelijke besluit ongewijzigd gelaten. Dit opent voor eiseres niet de mogelijkheid in beroep te komen tegen het oorspronkelijke besluit. Het beroepschrift wordt daarom geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van 10 juni 2010.

De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de stukken van het geding aanleiding geven om aan te nemen dat feitelijk reeds vóór 22 maart 2011 beroep is ingesteld.

Tot de gedingstukken behoort de even vermelde brief van verweerder van 31 januari 2011. Deze brief is gericht aan [gemachtigde van eiseres] en luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Betreft

Beslissing op bezwaar

Geachte (...),

Wij hebben een beslissing genomen op uw bezwaarschrift tegen de definitieve berekening zorgtoeslag 2007 en 2008 van uw cliënt [eiseres]. U geeft in uw brief aan dat uw cliënt over dit jaar wel verzekerd is geweest voor ziektekosten. Wij komen niet tegemoet aan uw bezwaar. Ik leg u hieronder uit waarom wij niet aan uw bezwaar tegemoet komen."

Nu verweerder reeds bij beschikking van 10 juni 2010 op het bezwaar van eiseres had beslist, had verweerder de brief van de gemachtigde moeten opvatten als een beroepschrift en op de voet van artikel 6:15 van de Awb moeten doorsturen naar de rechtbank. Indien de brief van de gemachtigde door verweerder is ontvangen binnen de beroepstermijn, is derhalve tijdig beroep ingesteld.

De brief van de gemachtigde is door partijen niet overgelegd. Ter zitting van 22 september 2011 heeft verweerder desgevraagd verklaard dat hij de brief niet kent en dat zijn collega de brief kennelijk niet in het dossier heeft kunnen vinden. Ter zitting van 26 januari 2012 heeft verweerder verklaard dat de brief niet meer boven water is gekomen. In de brief van

31 januari 2011 wordt niet vermeld wanneer de brief van de gemachtigde is ontvangen. Echter, uit de brief van verweerder van 31 januari 2011 leidt de rechtbank af dat de brief van de gemachtigde betrekking heeft op zowel de definitieve berekening zorgtoeslag voor 2007 als de definitieve berekening zorgtoeslag voor 2008. De definitieve berekening zorgtoeslag voor 2008 is gedagtekend 13 augustus 2010. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de brief van de gemachtigde eerst is verzonden na 13 augustus 2010. Dat is niet binnen de beroepstermijn met betrekking tot 2007.

Eiseres heeft geen verklaring gegeven voor de overschrijding van de beroepstermijn. Dat verweerder met zijn brieven van 31 januari 2011 en 8 februari 2011 verwarring heeft gezaaid, is weliswaar onzorgvuldig maar maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Die brieven zijn immers pas verzonden ruim na het verstrijken van de beroepstermijn. De termijnoverschrijding staat derhalve los van de verwarring die mogelijk daarna is ontstaan door de brieven van verweerder. Er is derhalve geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Wel ziet de rechtbank in het onzorgvuldig handelen van verweerder bestaande uit het bij herhaling beslissen op bezwaar aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. T. van Rij, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2012.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.