Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 19-04-2012, BW5801, AWB 11/9885, 11/9887, 11/9888 en 11/9889

Rechtbank 's-Gravenhage, 19-04-2012, BW5801, AWB 11/9885, 11/9887, 11/9888 en 11/9889

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
19 april 2012
Datum publicatie
15 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5801
Zaaknummer
AWB 11/9885, 11/9887, 11/9888 en 11/9889

Inhoudsindicatie

Verontreingings- en zuiveringsheffing combinatiepand. Aanslagen tevens opgelegd aan B.V. (eiseres)

Omdat er in het pand geen afzonderlijke woonruimte aanwijsbaar is en in het pand een bedrijf wordt uitgeoefend, dient het pand als één bedrijfsruimte te worden aangemerkt (vergelijk HR 23 juli 1984, nr. 22 178, V-N 1984, blz. 1973). Het pand heeft verschillende gebruikers - [A] (de DGA van eiseres), de leden van zijn gezin en eiseres - die als belastingplichtige in de heffing van de verontreinigingsheffing, onderscheidenlijk de zuiveringsheffing kunnen worden betrokken. Verweerder heeft ter zake van afvoeren van stoffen uit het pand aan [A] al aanslagen opgelegd. Daarmee heeft verweerder zijn bevoegdheid tot het heffen van verontreinigingsheffing en zuiveringheffing ter zake van het afvoeren van stoffen uit het pand voor de jaren 2008 tot en met 2011 uitgeput. Het stond verweerder niet vrij om, na de oplegging en het onherroepelijk worden van de ten name van [A] gestelde aanslagen, een andere gebruiker van het pand - eiseres - voor de jaren 2008 tot en met 2011 ter zake van hetzelfde belastbare feit - de afvoer van stoffen uit het pand - in de heffing van de verontreinigingsheffing en de zuiveringsheffing te betrekken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/9885, 11/9887, 11/9888 en 11/9889

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

19 april 2012 in de zaken tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep; locatie Delft, locatie Delft, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschift verenigde uitspraken van verweerder van 16 december 2011 op de bezwaren van eiseres tegen de aan haar opgelegde aanslag verontreinigingsheffing over het jaar 2008 en de aanslagen zuiveringsheffing over de jaren 2009, 2010 en 2011.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012.

Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen

[B].

Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-vernietigt de aanslagen;

-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Aan eiseres zijn met dagtekening 31 oktober 2011 met betrekking tot pand [a-straat 1] te [Z] (hierna: het pand) opgelegd:

een "aanslag bedrijfsruimte" in de verontreinigingsheffing van het Hoogheemraadschap Delfland (hierna: de verontreinigingsheffing) voor het jaar 2008, berekend naar een vervuilingswaarde (hierna: v.w.) van 1 vervuilingseenheid (hierna: v.e.);

een "aanslag bedrijfsruimte" in de zuiveringsheffing van het Hoogheeemraadschap Delfland (hierna: de zuiveringsheffing) voor het jaar 2009, berekend naar een v.w. van 1 v.e.;

een "aanslag bedrijfsruimte" in de zuiveringsheffing voor het jaar 2010, berekend naar een v.w. van 3 v.e.;

een voorlopige "aanslag bedrijfsruimte" in de zuiveringsheffing voor het jaar 2011, berekend naar een v.w. van 3 v.e.

2. Na daartegen gemaakt bezwaar zijn de aanslagen gehandhaafd. Bij beschikking van 15 januari 2012 zijn de aanslagen over 2010 en 2011 ambtshalve gecorrigeerd naar 1 v.e.

3. Aan [A], enig aandeelhouder van eiseres, zijn met dagtekening 31 mei 2008, 20 juni 2009, 31 juli 2010 en 31 juli 2010 met betrekking tot het pand voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 aanslagen in de verontreinigingheffing (2008) en de zuiveringsheffing ( 2009, 2010 en 2011) opgelegd. Tegen deze belastingaanslagen is geen bezwaar gemaakt.

4. In geschil is of de "aanslag bedrijfsruimte" voor respectievelijk 2008, 2009 en 2010 en de voorlopige "aanslag bedrijfsruimte" voor 2011 terecht zijn opgelegd.

5. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij voert daartoe aan dat verweerder de bevoegdheid tot het opleggen van een belastingaanslag in de verontreinigingsheffing, onderscheidenlijk de zuiveringsheffing, met betrekking tot het pand heeft uitgeput met het opleggen van de onder 3. genoemde aanslagen.

6. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigend en voert daartoe het volgende aan. In het pand zijn een bedrijfsruimte en een woonruimte aanwezig. Daarom kan verweerder zowel voor de afvoer van stoffen uit de bedrijfsruimte als voor de afvoer van stoffen uit de woonruimte belastingaanslagen opleggen.

7. De Verordening verontreinigingsheffing Delfland 2008 en de verordeningen zuiveringsheffing 2009, 2010 en 2011 verstaan onder:

woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte, zuiveringstechnisch werk of riolering.

8. Uit hetgeen partijen over en weer in de stukken van het geding hebben aangevoerd en ter zitting hebben verklaard maakt de rechtbank op dat eiseres in het pand haar bedrijf uitoefent en dat [A] met zijn gezin in het pand woont. Het deel van het pand waarin eiseres haar bedrijf uitoefent en het deel van het pand waarin [A] met zijn gezin woont, staan met elkaar in verbinding. Binnen het deel van het pand waar [A] met zijn gezin woont bevindt zich een kantoorruimte die aan eiseres ter beschikking staat. Binnen het deel van het pand waarin eiseres haar onderneming drijft zijn de installaties opgesteld waarmee het gehele pand wordt verwarmd en van warm water wordt voorzien. Onder deze omstandigheden vormt naar het oordeel van de rechtbank het deel van het pand waarin [A] met zijn gezin woont geen afzonderlijk deel dat moet worden onderscheiden van het deel van het pand waarin eiseres haar bedrijf uitoefent.

9. Omdat er in het pand geen afzonderlijke woonruimte aanwijsbaar is en in het pand een bedrijf wordt uitgeoefend, dient het pand in de onder 7. aangehaalde terminologie als één bedrijfsruimte te worden aangemerkt (vergelijk HR 23 juli 1984, nr. 22 178, V-N 1984, blz. 1973). Het pand heeft verschillende gebruikers - [A], de leden van zijn gezin en eiseres - die als belastingplichtige in de heffing van de verontreinigingsheffing, onderscheidenlijk de zuiveringsheffing kunnen worden betrokken. Verweerder heeft ter zake van afvoeren van stoffen uit het pand aan [A] de onder 3. genoemde aanslagen opgelegd. Daarmee heeft verweerder zijn bevoegdheid tot het heffen van verontreinigingsheffing en zuiveringheffing ter zake van het afvoeren van stoffen uit het pand voor de jaren 2008 tot en met 2011 uitgeput. Het stond verweerder niet vrij om, na de oplegging en het onherroepelijk worden van de ten name van [A] gestelde aanslagen, een andere gebruiker van het pand - eiseres - voor de jaren 2008 tot en met 2011 ter zake van hetzelfde belastbare feit - de afvoer van stoffen uit het pand - in de heffing van de verontreinigingsheffing en de zuiveringsheffing te betrekken.

10. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar alsmede de onder 1. genoemde aanslagen vernietigd.

11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van

mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.