Rechtbank 's-Gravenhage, 13-06-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:14506 BX2234, AWB 11/9001
Rechtbank 's-Gravenhage, 13-06-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:14506 BX2234, AWB 11/9001
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 13 juni 2012
- Datum publicatie
- 20 juli 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2234
- Zaaknummer
- AWB 11/9001
Inhoudsindicatie
Geen recht op zorgtoeslag of huurtoeslag. Na intrekking van de verblijfstitel met terugwerkende kracht ontstaat geen nieuw recht op toeslagen, ook al mag de beslissing omtrent de uitkomst van de procedure over het verblijfsrecht in Nederland worden afgewacht. De bepaling van artikel 9, eerste lid, van de Awir vindt alleen toepassing indien direct voorafgaand aan de periode waarin de uitkomst van de procedure mag worden afgewacht, er sprake was van rechtmatig verblijf. Na intrekking zoals in het onderhavige geval, komt dat niet aan de orde.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/9001
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
Belastingdienst[te P], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser bij beschikking van 24 december 2010 een voorschot huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011 (hierna: voorschot huurtoeslag 2011) verleend van € 1.738.
Bij beschikking van 26 september 2011, met beschikkingsnummer [a], heeft verweerder het voorschot huurtoeslag 2011 herzien tot een bedrag van € 1.312.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 17 oktober 2011 het bezwaar van eiser tegen bovengenoemde beschikking ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen bij brief van 25 november 2011, ontvangen bij de rechtbank op 25 november 2011, beroep ingesteld.
Verweerder heeft naar aanleiding van het door eiser ingediende beroepschrift op 31 januari 2012 een herziene beslissing op bezwaar genomen en heeft hierbij het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Als gevolg hiervan is bij beschikking van 7 februari 2012 een voorschot van € 720 toegekend.
Bij brief, gedateerd 1 februari 2011 (moet zijn: 2012), heeft verweerder eiser medegedeeld dat zijn bezwaar ten onrechte bij herziene uitspraak op bezwaar van 31 januari 2012 gegrond is verklaard. Verweerder deelt in dit schrijven mede dat een gewijzigde voorschotbeschikking naar eiser verzonden zal worden.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012 te 's-Gravenhage.
Eiser is daar samen met zijn gemachtigde [A] verschenen. Namens verweerder is verschenen [B]. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en het vooronderzoek hervat, omdat verweerder had verzuimd, ingevolge artikel 6:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aan de rechtbank mededeling te doen van de beslissing d.d. 16 februari 2012.
Bij brief van 29 maart 2012 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift aan eiser verstrekt.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2012 te 's-Gravenhage. Eiser is daar samen met zijn gemachtigde [A] verschenen. Namens verweerder is verschenen [B].
Overwegingen
Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Aan eiser is bij beschikking van 24 december 2010 een voorschot huurtoeslag 2011 verleend voor een bedrag van € 1.738. Dit bedrag is bij beschikking, gedateerd 30 september 2011, herzien tot een bedrag van € 1.312. Hierbij is over de maanden oktober tot en met december 2011 geen huurtoeslag aan eiser toegekend.
3. Bij uitspraak op bezwaar, gedateerd 17 oktober 2011, heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat eiser over het berekeningsjaar 2011 in het geheel geen recht heeft op huurtoeslag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
4. Verweerder heeft op 31 januari 2012 een tweede beslissing op bezwaar vastgesteld en bij beschikking van 7 februari 2012 een voorschot van € 720 toegekend. Verweerder heeft bij brief, gedateerd 1 februari 2012, aangekondigd een gewijzigde voorschotbeschikking te gaan nemen. In deze voorschotbeschikking, gedateerd 16 februari 2012, wordt het voorschot huurtoeslag 2011 vastgesteld op € 0.
5. Nu verweerder hangende het beroep is overgegaan tot het nemen van nieuwe besluiten, gedateerd 31 januari 2012 en 16 februari 2012, wordt het beroep, gelet op het bepaalde in artikel 6:18 juncto 6:19 van de Awb, geacht mede te zijn gericht tegen de nieuwe besluiten.
Geschil
6. In geschil is of verweerder terecht geoordeeld heeft dat eiser geen recht heeft op huurtoeslag over het berekeningsjaar 2011.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij over het gehele jaar 2011 recht heeft op huurtoeslag, aangezien hij vooralsnog het recht heeft om in Nederland te verblijven tot 18 april 2012 en hij alleen een WIA-uitkering geniet. Eiser concludeert dan ook tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing op bezwaar en het alsnog toekennen van huurtoeslag over het gehele berekeningsjaar 2011.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voorschot huurtoeslag op goede gronden herzien is tot nihil en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
10. Verweerder heeft daags na de herziene beslissing op bezwaar van 31 januari 2012 aangekondigd een nieuwe voorschotbeschikking te gaan afgeven omdat eiser geen recht op huurtoeslag toekomt. Uit proceseconomische overwegingen en gelet op het feit dat verweerder direct aan eiser kenbaar heeft gemaakt dat sprake is van een omissie van zijn kant is de rechtbank van oordeel dat de besluiten van 31 januari 2012 en 7 februari 2012 kennelijke misslagen betreffen.
11. Artikel 9, eerste lid van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) luidt als volgt: "Indien aan een vreemdeling tijdens een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e, en l van de Vreemdelingenwet 2000 een tegemoetkoming is toegekend, heeft de omstandigheid dat hij aansluitend aan dit verblijf rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdeel g of h, van die wet niet tot gevolg dat hij daardoor zijn aanspraak verliest op eenzelfde tegemoetkoming gedurende de periode van laatstgenoemd verblijf."
12. Verweerder heeft van de Immigratie- en naturalisatiedienst (hierna: IND) gegevens ontvangen betreffende de verblijfstatus van eiser. Deze informatie is door eiser niet weersproken. Verweerder is op grond van vaststaande jurisprudentie gehouden dergelijke gegevens over te nemen. Uit deze informatie van de IND blijkt dat eiser gedurende de periode 1 januari 2011 tot 11 juli 2011 geen rechtmatig verblijf in Nederland had op grond van artikel 8, onderdeel a tot en met e, en l van de Vreemdelingenwet 2000. Gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste lid van de Awir komt eiser naar het oordeel van de rechtbank gedurende die periode derhalve niet in aanmerking voor huurtoeslag.
13. Uit de door de IND versterkte gegevens blijkt tevens dat eiser gedurende de periode 11 juli 2011 tot en met 31 december 2011 wel rechtmatig in Nederland verbleef op grond van artikel 8, onderdeel f, van de Vreemdelingenwet 2000. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser echter gedurende deze periode evenmin een recht op huurtoeslag geldend maken. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de Awir verliest eiser gedurende deze periode zijn aanspraak op huurtoeslag alleen niet indien deze periode wordt vooraf gegaan door een periode van rechtmatig verlijf in Nederland. Van dit laatste is gelet op het overwogene onder 12. geen sprake. Hieruit volgt dat verweerder terecht de huurtoeslag 2011 op nihil heeft vastgesteld.
14. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de uitspraak op bezwaar van 17 oktober 2011 voldoende gemotiveerd. Nu verweerder zijn beslissing heeft gebaseerd op gegevens van de IND volstaat het vermelden van die gegevens. Verweerder kan als gevolg van het wettelijk systeem geen zelfstandige afweging maken ten aanzien van de verblijfstatus van eiser.
15. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
16. Aangezien verweerder verzuimd heeft aan eiser tijdig de nieuwe voorschotbeschikkingen kenbaar te maken, heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met deze nadere zitting heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (0,5 punt voor een nadere zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 218,50 te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.