Rechtbank 's-Gravenhage, 18-07-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:16642 BX4358, AWB 12/371
Rechtbank 's-Gravenhage, 18-07-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:16642 BX4358, AWB 12/371
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 18 juli 2012
- Datum publicatie
- 10 augustus 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4358
- Zaaknummer
- AWB 12/371
Inhoudsindicatie
Beperkingen van bezwaar en beroep tegen besluiten inzake de invorderingsrente. Gelet op de beperking van de toegang tot de bestuursrechter in artikel 8:5, eerste lid, Awb en onderdeel I van de Bijlage bij de Awb voor ingevolge de Invorderingswet genomen besluiten, de op deze beperking gemaakte uitzondering voor besluiten genomen op grond van art. 30 Invorderingswet 1990 en de nadere beperking van de toegang tot de bestuursrechter in art. 30, tweede lid, Invorderingswet gelezen in samenhang met art. 26 AWR, kan tegen een besluit over de vermindering of teruggaaf van invorderingsrente in verband met verminderingen van een belastingaanslag geen beroep worden ingesteld en evenmin daaraan voorafgaand bezwaar worden gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/371
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
18 juli 2012 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Het besluit van 10 januari 2012 waarin uitspraak is gedaan op het bezwaar van eiseres tegen de schriftelijke beslissing van verweerder van 14 november 2011 op het na te noemen verzoek van eiseres tot vermindering of teruggaaf van invorderingsrente.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2012.
Namens eiseres is [A] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Bij brief van 6 september 2011, door verweerder ontvangen op 7 september 2011, heeft eiseres verweerder verzocht een voor bezwaar vatbare beschikking invorderingsrente te geven naar aanleiding van de ambtshalve verleende verminderingen van de aanslag vennootschapsbelasting 2002.
2. Bij brief van 14 november 2011 heeft verweerder het verzoek afgewezen. Deze afwijzing is als volgt gemotiveerd:
"De door u gevraagde beschikkingen kunnen niet worden afgegeven omdat er geen wettelijk voorschrift of beleidsregel bestaat die aanleiding zijn tot het geven van beschikkingen invorderingsrente in deze situatie (artikel 28, lid 6 en artikel 30, lid 1 IW 1990)"
3. Naar het oordeel van de rechtbank behelst de brief van verweerder van
14 november 2011 een schriftelijke beslissing van verweerder, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), althans een schriftelijke weigering van verweerder als bedoeld in
artikel 6:2, aanhef en onderdeel a, van de Awb om een beslissing, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, te nemen. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, voor zoveel nodig gelezen in samenhang met artikel 6:2, aanhef en onderdeel a, van de Awb, kan tegen deze beslissing, dan wel deze weigering, beroep worden ingesteld. Voorafgaande aan dit beroep dient ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awb tegen deze beslissing, dan wel deze weigering, bezwaar te worden gemaakt.
4. Indien met het voorgaande alles zou zijn gezegd over de toegang tot de bestuursrechter wat betreft de in de brief van 14 november 2011 bekendgemaakte beslissing dan wel weigering van een beslissing, had verweerder het bezwaar tegen deze beslissing dan wel weigering van een beslissing niet niet-ontvankelijk mogen verklaren, althans niet op de daartoe door hem gebezigde gronden. Er zijn echter meer, voor de beoordeling van het bestreden besluit, relevante wettelijke bepalingen.
5. Op de in artikel 8:1, eerste lid, juncto artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awb aan de belanghebbende met betrekking tot een besluit, dan wel een weigering daarvan, geboden rechtsingang wordt in artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met onderdeel I, ten eerste, van de Bijlage bij de Awb een ingrijpende beperking aangebracht. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49, 62a van die Wet. In gevallen waarin beroep tegen een besluit op de bestuursrechter is uitgesloten op grond van deze beperking, kan evenmin bezwaar tegen dat besluit worden gemaakt. Hetzelfde heeft te gelden voor een schriftelijke weigering om een besluit te nemen.
6. Zoals gezegd geldt de zo-even bedoelde ingrijpende beperking van de toegang tot de bestuursrechter niet voor besluiten genomen op grond van artikel 30 van de Invorderingswet 1990. In genoemd artikel 30 is bepaald dat de ontvanger het bedrag van onder meer de invorderingsrente vaststelt bij voor bezwaar vatbare beschikking (de beschikking invorderingsrente). Deze beschikking dient overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb te worden bekendgemaakt. Het bedrag van de invorderingsrente wordt bekendgemaakt op het afschrift van de uitspraak of de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekend gemaakt dan wel op andere wijze.
7. De wetgever heeft de mogelijkheid om beroep in te stellen en daaraan voorafgaand bezwaar te maken tegen de beschikking invorderingsrente nader beperkt in artikel 30, tweede lid, van de Invorderingswet 1990. Daarin is bepaald dat op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de beschikking invorderingsrente hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbepalingen (AWR) van overeenkomstige toepassing is. Ingevolge de artikelen 26 en 26a van de AWR kan tegen een besluit slechts beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter - en dus, daaraan voorafgaand, bezwaar worden gemaakt - indien, voor zover hier van belang:
1e. het een voor bezwaar vatbare beschikking betreft en voorts
2e. de insteller van het beroep degene is tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt.
8. Gelet op de beperking van de toegang tot de bestuursrechter in artikel 8:5, eerste lid, van de Awb en onderdeel I van de Bijlage bij de Awb voor ingevolge de Invorderingswet 1990 genomen besluiten, de op deze beperking gemaakte uitzondering voor besluiten genomen op grond van artikel 30 van de Invorderingswet 1990 en de nadere beperking van de toegang tot de bestuursrechter in artikel 30, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 gelezen in samenhang met in het bijzonder artikel 26 van de AWR, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de bij de brief van 14 november 2011 bekend gemaakte beschikking een voor bezwaar vatbare beschikking dan wel een schriftelijke weigering om een zodanige beschikking te nemen behelst. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende:
1e. een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de AWR is een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, die bij of krachtens de wet als voor bezwaar vatbare beschikking is aangewezen;
2e. in artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Invorderingswet 1990 is, voor zover hier van belang, uitsluitend de beschikking waarbij het bedrag van de invorderingsrente wordt vastgesteld aangewezen als voor bezwaar vatbare beschikking;
3e. de tweede volzin van artikel 30, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 betreft slechts de bekendmaking van het bedrag van de invorderingsrente en kan niet als aanwijzing van een aparte voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de AWR worden aangemerkt;
4e. de brief van 14 november 2011 behelst een ambtshalve genomen besluit over de door eiseres gevraagde vermindering of teruggaaf van de bij een eerdere, voor bezwaar vatbare beschikking vastgestelde invorderingsrente, dan wel een ambtshalve gegeven weigering van een zodanig besluit; zij behelst geen op de voet van artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Invorderingswet 1990 genomen, voor bezwaar vatbare beschikking of een schriftelijke weigering daarvan.
5e. tegen een ambtshalve genomen besluit over de vermindering of teruggaaf van invorderingsrente staat geen beroep open en kan dus evenmin bezwaar worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de ambtshalve gegeven weigering van een zodanig besluit.
9. Het staat de rechter niet vrij om voorbij te gaan aan de beperkingen die de wetgever in formele zin heeft aangebracht op het recht om bezwaar te maken en beroep in te stellen tegen ingevolge de Invorderingswet 1990 genomen besluiten. Dit laatste is anders indien deze beperkingen in strijd zijn met enige een ieder bindende verdragsbepaling of bepaling van supranationaal recht. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake.
10. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om een partij in de proceskosten van de andere partij te veroordelen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Scholte, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.