Rechtbank 's-Gravenhage, 16-08-2012, BX6869, AWB 12/2701
Rechtbank 's-Gravenhage, 16-08-2012, BX6869, AWB 12/2701
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 16 augustus 2012
- Datum publicatie
- 7 september 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6869
- Zaaknummer
- AWB 12/2701
Inhoudsindicatie
artikel 3, lid 1, a, Awir; toeslagpartner; duurzaam gescheiden levend
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2701
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
16 augustus 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
Belastingdienst/Toeslagen, [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 16 februari 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de herziene voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2008 van 24 juni 2011 met beschikkingsnummer [a].
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2012.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar echtgenoot. Namens verweerder is verschenen [B].
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen rekeninghoudend met hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874, te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden.
Overwegingen
1. Op 22 januari 2008 heeft eiseres een aanvraag kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 ingediend. Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt deze aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor de daaropvolgende berekeningsjaren.
2. Bij beschikking met dagtekening 2 februari 2008 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 (hierna: het voorschot) toegekend van € 7.576.
3. Bij beschikking met dagtekening 10 maart 2008 is het voorschot herzien naar € 8.578.
4. Bij beschikking met dagtekening 24 juni 2011 heeft verweerder het voorschot herzien naar € 0. Eiseres heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
5. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres tegen voornoemde beschikking ongegrond verklaard omdat eiseres niet in haar aanvraag kinderopvangtoeslag 2008 heeft vermeld dat zij sinds 12 januari 2003 gehuwd is met [Y], die moet worden aangemerkt als haar toeslagpartner. Hij behoort niet tot een van de in artikel 6 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen genoemde doelgroepen. Het voorschot is volgens verweerder daarom terecht herzien naar € 0.
6. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht het voorschot bij beschikking van 24 juni 2011 heeft herzien naar € 0.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar echtgenoot geen toeslagpartner is in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Awir omdat het huwelijk in 2008 niet was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (de GBA). Hij is volgens eiseres ook geen toeslagpartner op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Awir omdat hij in 2008 niet op hetzelfde adres stond ingeschreven als eiseres.
8. Eiseres is in 2003 buiten Nederland gehuwd met [Y]. In januari 2006 is eiseres alleen met haar kind naar Nederland gevlucht in verband met de oorlog in Burundi. Haar echtgenoot was al eerder naar elders gevlucht in verband met dreiging die er toen voor hem heerste in Burundi. In mei 2007 heeft eiseres een verblijfsvergunning verkregen. De echtgenoot is in april 2008 via Vluchtelingenwerk naar Nederland komen en verbleef in 2008 in een asielzoekerscentrum. Bij beschikking van 19 juni 2009 heeft hij een verblijfsvergunning verkregen. Daarna zijn eiseres en haar echtgenoot weer samen gaan wonen.
9. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van de Awir is de partner de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot. De stelling van eiseres dat [Y] niet als echtgenoot kwalificeerde omdat het huwelijk niet was ingeschreven in de GBA, treft geen doel. De rechtbank wijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2011, nr. 201007422/1/H2, waarin de Afdeling oordeelde dat voor de vraag of recht bestaat op kinderopvangtoeslag niet bepalend is of een huwelijk reeds erkend was voor de Nederlandse wet en voor de vraag of de echtgenoot als toeslagpartner moest worden aangemerkt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Awir, niet van belang is vanaf welke datum deze gegevens in de GBA stonden ingeschreven. De rechtbank zal daarom beoordelen of al dan niet sprake is van duurzaam gescheiden leven.
10. In het arrest van 10 februari 1960, nr. 14, LJN AY0692, heeft de Hoge Raad
inzake het begrip "duurzaam gescheiden levend" beslist:
"dat evenzeer een gehuwde vrouw als duurzaam gescheiden van haar echtgenoot levend moet worden aangemerkt, indien de echtelijke samenleving is verbroken doordat een door geen van beide echtelieden gewilde toestand is ingetreden, welke voor de voortzetting van de echtelijke samenleving een daadwerkelijk beletsel vormt, terwijl redelijkerwijze niet valt te verwachten, dat in dien toestand binnen afzienbaren tijd een wijziging zal komen, welke de mogelijkheid tot hervatting van de echtelijke samenleving zou openen."
11. Gelet op de onder 8 vastgestelde feiten acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van een door eiseres en haar echtgenoot ongewilde verbreking van de echtelijke samenleving. Eiseres woonde in 2008 immers in verband met de oorlog in Burundi gescheiden van haar echtgenoot en hij kon in verband met de lopende asielprocedure ook na aankomst in Nederland niet bij eiseres wonen. De vraag is of redelijkerwijze viel te verwachten dat binnen afzienbare tijd een wijziging in de situatie zou optreden, die de mogelijkheid tot hervatting van de echtelijke samenleving zou openen. De rechtbank acht aannemelijk gemaakt dat deze vraag negatief moet worden beantwoord. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting onweersproken gesteld dat niet duidelijk was of en wanneer de echtgenoot definitief tot Nederland zou worden toegelaten, dat asielprocedures jaren kunnen duren en de aanvraag ook had kunnen worden afgewezen. In dat geval had de echtgenoot terug moeten keren naar Burundi. Samen terugkeren naar Burundi was, naar eiseres onweersproken heeft gesteld, onmogelijk omdat eiseres daar gevaar liep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres en haar echtgenoot in 2008 duurzaam gescheiden van elkaar leefden zoals hiervoor bedoeld onder 10. Eiseres had daarom geen toeslagpartner in 2008 en heeft voor het desbetreffende jaar recht op kinderopvangtoeslag.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond verklaard.
13. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Atwaroe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.