Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-07-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:18737 BX6884, AWB 10/7927

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-07-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:18737 BX6884, AWB 10/7927

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 juli 2012
Datum publicatie
17 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6884
Zaaknummer
AWB 10/7927

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Verzuimboeten. Eiseres exploiteert een bedrijventerrein met opstallen. Na een boekenonderzoek legt verweerder eiseres een navorderingsaanslag en een verzuimboete op. In geschil is of dit terecht en naar de juiste bedragen is gebeurd.

De rechtbank oordeelt dat verweerder met het controlerapport aannemelijk maakt dat eiseres niet heeft voldaan aan haar administratie-, bewaar- en informatieplicht, zodat omkering van de bewijslast geldt. De rechtbank oordeelt verder dat niet blijkt dat en in hoeverre de navorderingsaanslagen onjuist zijn en dat verweerder bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen is uitgegaan van redelijke schattingen.

Aangaande de verzuimboete oordeelt de rechtbank dat die terecht is opgelegd omdat eiseres niet tijdig aangiften heeft gedaan. Voor matiging ziet de rechtbank geen aanleiding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/7927

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juli 2012 in de zaak tussen

B.V. [X], gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 271.952 (hierna: de aanslag). Tegelijk met de aanslag is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 1.134 (hierna: de boetebeschikking) en is bij beschikking € 9.919 heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente). Tevens is het verlies voor het jaar 2006 door verweerder vastgesteld op nihil (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2010 de aanslag en de daarbij gegeven beschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 oktober 2010, ontvangen bij de rechtbank Breda op 6 oktober 2010, beroep ingesteld. Bij brief van 9 november 2010, ontvangen bij de rechtbank Breda op dezelfde datum, heeft eiseres het beroep gemotiveerd.

Vervolgens heeft de rechtbank Breda het beroepschrift met de stukken doorgestuurd naar de rechtbank, waar het op 11 november 2010 is ontvangen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2012. Van de zijde van eiseres is [B], curator in het faillissement van eiseres, verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft per faxbericht van 18 januari 2012 aan de rechtbank meegedeeld dat hij niet ter zitting aanwezig zou zijn. Namens verweerder zijn verschenen [C], [D] en [E].

Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de beroepen van eiseres betreffende de aan haar opgelegde (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2005 en naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen voor de tijdvakken 1 januari 2002 tot en met 31 december 2003 en 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005, procedurenummers AWB 10/7922, AWB 10/7923, AWB 10/7924, AWB 10/7925, AWB 10/7926, AWB 10/5499 en AWB 10/5500. Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

Overwegingen

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1. Eiseres is opgericht in 1912. Vanaf 22 december 1995 worden alle aandelen in eiseres gehouden door [F] B.V.. Enig aandeelhouder van [F] B.V. is [G].

2. Tot december 2007 bestonden de bedrijfsactiviteiten van eiseres uit de exploitatie van een bedrijventerrein met opstallen aan de [a-straat] te [Z]. De grond van dit terrein was eigendom van de gemeente Rotterdam en in erfpacht gegeven aan het [H]. Eiseres huurde het terrein van een onderneming van het [H]. In december 2007 heeft eiseres de opstallen overgedragen aan de Gemeente Rotterdam.

3. Eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapbelasting voor het jaar 2006. De aangifte diende uiterlijk 1 juni 2008 te worden ingediend. Op 16 augustus 2008 heeft verweerder eiseres tot het doen van aangifte aangemaand. Eiseres gaf daaraan geen gehoor en bij brief van 7 april 2009 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij de aanslag zou opleggen naar een ambtshalve vastgestelde belastbare winst van € 271.952 en dat hij wegens het niet doen van aangifte een verzuimboete zou opleggen. Met dagtekening 23 mei 2009 heeft verweerder eiseres de aanslag opgelegd.

4. Bij brief van 15 juni 2009, bij verweerder ontvangen op 16 juni 2009, heeft eiseres tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Hierbij teken ik - ter bewaring van rechten - formeel bezwaar aan tegen de in aanhef genoemde aanslag. Voor nadere motivatie van dit bezwaar vraag ik uitstel tot 1 juli 2009. Tevens verzoek ik u om uitstel van betaling voor het gehele bedrag tot op het bezwaar is beslist."

5. Omdat het bezwaarschrift `volgens verweerder niet de gronden van het bezwaar bevatte, heeft verweerder, bij brief van 22 juni 2009, eiseres een termijn van vier weken gegeven om de gronden van het bezwaar in te dienen. Omdat een reactie van eiseres uitbleef heeft verweerder eiseres, bij brief van 20 juli 2010, daartoe nogmaals in de gelegenheid gesteld. Omdat ook toen een reactie van eiseres uitbleef heeft verweerder, bij de bestreden uitspraak op bezwaar, het bezwaar als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij de brief waarin eiseres haar beroep heeft gemotiveerd heeft zij als bijlage een aangiftebiljet gevoegd. Deze aangifte vermeldt een verlies van € 173.114.

Geschil

7. In geschil is of de aanslag en de boete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd en of de heffingsrente terecht en naar het juiste bedrag in rekening is gebracht.

8. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag tot nihil, vaststelling van het verlies voor 2006 op € 173.114 en vernietiging van de beschikking heffingsrente.

9. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

10. Voor de onderbouwing van de conclusies van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding.

Beoordeling van het geschil

11. Indien een bezwaar is gericht tegen een aanslag met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan, wordt, ingevolge artikel 25, derde lid, aanhef en onderdeel a van de AWR, bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag gehandhaafd, tenzij gebleken is dat en in hoeverre de belastingaanslag onjuist is. Ingevolge artikel 27e van de AWR verklaart de rechtbank het beroep tegen een dergelijke uitspraak ongegrond, tenzij blijkt dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (hierna: de omkering en verzwaring van de bewijslast). Indien de omkering en verzwaring van de bewijslast toepassing vindt en de belanghebbende de hoogte van de belastingaanslag bestrijdt, dient de inspecteur aannemelijk te maken dat de belastingaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting..

12. Eiseres heeft, na daartoe door verweerder te zijn uitgenodigd en aangemaand, geen aangifte heeft ingediend. Dus heeft eiseres de 'vereiste aangifte' in de zin van de onder 11. genoemde wettelijke bepalingen, niet gedaan en dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard.

13. Als de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is, dient verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag te handhaven tenzij eiseres doet blijken, dat wil zeggen: overtuigend aantoont, dat de en in hoeverre de aanslag onjuist is. Eiseres heeft in het bezwaarschrift van 15 juni 2009 geen gronden van bezwaar aangevoerd. Verweerder heeft eiseres tot drie maal toe in de gelegenheid gesteld haar bezwaar alsnog te motiveren. Dat heeft eiseres echter niet gedaan. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat eiseres in bezwaar overtuigend heeft aangetoond dat de aanslag onjuist was.

14. Hoewel eiseres haar bezwaren in het bezwaarschrift noch nadien in de bezwaarfase heeft gemotiveerd, ligt naar het oordeel van de rechtbank in het (ongemotiveerde) bezwaarschrift besloten dat eiseres de hoogte van de aanslag bestrijdt. Dus dient verweerder aannemelijk te maken dat de door hem ambtshalve vastgestelde aanslag berust op een redelijke schatting. Daarvoor verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 18.

15. Omdat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan, dient ook in beroep de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard. Dit houdt in dat de rechtbank het beroep ongegrond dient te verklaren tenzij eiseres doet blijken, dat wil zeggen: overtuigend aantoont, dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Hierbij slaat de rechtbank ook acht op feiten en bewijsmiddelen die eiser pas in beroep in het geding heeft gebracht en waarmee verweerder bij het doen van de uitspraak op bezwaar dus geen rekening heeft kunnen houden.

16. Eiseres heeft in haar beroepschrift het standpunt ingenomen dat het belastbare bedrag voor 2006 dient te worden vastgesteld op € 173.114 negatief en heeft ter onderbouwing van dit standpunt een alsnog opgestelde aangifte voor dat jaar met het beroepschrift meegezonden. Met deze aangifte heeft eiseres, tegenover hetgeen verweerder heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt, laat staan overtuigend aangetoond, dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.

17. De rechtbank beantwoordt de vraag of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag berust op een redelijke schatting, bevestigend en overweegt daartoe het volgende.

Zoals verweerder heeft vermeld in zijn brief aan eiseres van 7 april 2009 is hij bij de bepaling van het belastbare bedrag waarnaar de aanslag is opgelegd uitgegaan van het gemiddelde van de belastbare bedragen van de jaren 2002 tot en met 2005. In het verweerschrift heeft verweerder verwezen naar de bevindingen van een boekenonderzoek waarbij onder meer de administratie en de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2005 zijn onderzocht. Op grond van deze bevindingen en het door eiseres in de bij haar beroepschrift gevoegde aangifte alsnog aangegeven verlies, heeft verweerder het belastbare bedrag voor het jaar 2006 nader op

€ 335.889 berekend. Daarbij heeft verweerder de door eiseres verantwoorde huuropbrengsten en kosten herrekend en herzien op de wijze zoals hij dit, op basis van de bevindingen in het boekenonderzoek, voor de jaren 2002 tot en met 2005 heeft gedaan. Bij uitspraak van heden in de zaken met de procedurenummers AWB 11/697, AWB 11/701, AWB 11/704 en AWB 11/705 heeft de rechtbank deze wijze van winstberekening voor die jaren geaccepteerd.

Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag berust op een schatting van de belastbare winst die eerder te laag dan te hoog en derhalve alleszins redelijk is. Eiseres heeft geen feiten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

De rechtbank merkt daarbij nog op dat door partijen, anders dan in de procedures betreffende de jaren 2002 tot en met 2005, over en weer niets is gesteld over (zwarte) lonen die wel zijn betaald, maar niet in de administratie zijn verantwoord en ter zake waarvan (mogelijk) loonbelasting en premie volks- en werknemersverzekeringen zijn of worden nageheven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de schatting van het belastbare bedrag door verweerder te corrigeren voor een bedrag aan lonen, loonbelasting en premies.

18. De aan eiseres opgelegde boete is een verzuimboete wegens het niet (tijdig) doen van aangifte. Eiseres heeft niet weersproken dat zij de aangifte niet tijdig heeft ingediend. Ook overigens heeft zij met betrekking tot de boete niets aangevoerd. De rechtbank is niet gebleken van feiten die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de boete ten onrechte of tot een onjuist bedrag is opgelegd. Evenmin zijn feiten gesteld of gebleken die aanleiding zouden kunnen zijn voor een matiging van de boete. De rechtbank acht de boete passend en geboden. Voor zover het beroep moet worden geacht mede te zijn gericht tegen de boetebeschikking, is het ongegrond.

19. Op grond van het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

20. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, mr. I. Obbink-Reijngoud, rechter en mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.